300 likes | 780 Views
Symmetrie. Je kunt de torens zo dubbelvouwen dat de ene toren precies op de andere toren past. De foto is symmetrisch . De vouwlijn heet symmetrieas . (spiegelas) De torens zijn elkaars spiegelbeeld. Oefening hoeveel symmetrieassen heeft elke figuur ?. a 2 b 4 c 5.
E N D
Symmetrie Je kunt de torens zo dubbelvouwen dat de ene toren precies op de andere toren past. De foto is symmetrisch. De vouwlijn heet symmetrieas. (spiegelas) De torens zijn elkaars spiegelbeeld.
Oefening hoeveel symmetrieassen heeft elke figuur? a 2 b 4 c 5
opgave 7 V г // V ∙ R’ / г г / ∙ P’ // ∙ Q’
Draaisymmetrische figuren Een figuur heet draaisymmetrisch als hij bij draaiing om een punt met zichzelf samenvalt. Het punt waar je om draait heet draaipunt. Twee soorten symmetrie Bij een gewone symmetrie vouw je langs een lijn. Daarom heet dat ook wel lijnsymmetrie. Bij draaisymmetrie draai je om een punt. 360º : 3 = 120º
Opgave17 1800 1200 1800 720
Puntsymmetrie Puntsymmetrie is hetzelfde als draaisymmetrie met draaihoek 180º.
opgave 25a K’ ∙ L’ ∙ // / V ∙ V M’ / //
opgave 25b // V / г г г / V ∙ K’’ // ∙ L’’ ∙ M’’
Gelijkbenige driehoek Een gelijkbenige driehoek is een driehoek met twee gelijke zijden. • De zijden die even lang zijn heten de benen. • De andere zijde is de basis. • De hoeken aan de basis heten de basishoeken. • De andere hoek heet de tophoek. • Een gelijkbenige driehoek heeft één symmetrieas. been tophoek basishoek V ∙ basis V been ∙ basishoek
Gelijkzijdige driehoek Een gelijkzijdige driehoek is een driehoek met drie gelijke zijden. ∙ ll ll ∙ ∙ ll Een gelijkzijdige driehoek heeft drie symmetrieassen. Hij is draaisymmetrisch over een draaihoek van 120°.
Rechthoekige driehoek Een rechthoekige driehoek is een driehoek met een hoek van 90°. 45° V 45° г V г Gelijkbenige rechthoekige driehoek
Oefening 1 C tophoek = C = 96º A = B A + B + C = 180º A + B + 96º = 180º A + B = 180º - 96º A + B = 84º A = 84 : 2 = 42º A = B = 42º 96° ll ll ∙ ∙ A B
Oefening 2 A + B12 + C = 180º 112º + B12 + 45º = 180º B12= 180º - 112º - 45º B12= 23º B1 = 23º : 2 = 11,5º B2 = 11,5º B1 + A + D2 = 180º 11,5º + 112º + D2 = 180º D2 = 180º - 112º - 11,5º D2 = 56,5º 11,5° 56,5° 11,5°
opgave 40 In elke driehoek is de som van de drie hoeken 180º 44º a P = Q Q = 68º b P + Q + R = 180º 68º + 68º + R = 180º R = 180º - 68º - 68° R = 44º ∙ ∙ 68º
Parallellogram S R • Een parallellogram is een vierhoek waarvan beide • paren overstaande zijden evenwijdig zijn. • Eigenschappen • Een parallellogram is puntsymmetrisch. • De overstaande zijden zijn even lang. • De diagonalen delen elkaar middendoor. • De overstaande hoeken zijn even groot. l lll V ll ll lll V l Q P
Ruit • Een ruit is een vierhoek waarvan alle zijden even lang zijn. • Eigenschappen • De diagonalen zijn symmetrieassen van de ruit. • De diagonalen van een ruit staan loodrecht op elkaar. • De diagonalen van een ruit delen de hoeken midden • door. • Alle eigenschappen van een parallellogram gelden ook • voor een ruit. ∙ ∙ V V г x x x x V V ∙ ∙