EEN (EXCURSIE) UITSTAP MET DE BUS.

1. VEILIGHEID EEN (EXCURSIE) UITSTAP MET DE BUS.

2. VEILIGHEID EEN (EXCURSIE) UITSTAP MET DE BUS.

3. Hoe gedraag ik mij in een bus?

4. a) Ik plaats mijn rugzak in de kofferruimte van de bus. b) Reizigers die slecht te been zijn of weten dat ze snel ziek worden, zitten vooraan in de bus.

5. c)De leerkracht duidt aan waar de leerlingen in de bus gaan zitten. Gedurende de hele dag blijf ik op dezelfde plaats zitten. d) Ik ben verplicht mijn veiligheidsgordel aan te doen.

6. e) De buschauffeur leid ik niet af; ik volg steeds onmiddellijk zijn/haar instructies op. f) Ik schenk aandacht tijdens de evacuatie-instructies: ik ken hierdoor de evacuatieweg en de bijhorende procedure.

7. g) Ik houd de gang van de bus steeds vrij. h) Omdat het aangenaam is om in een rustige bus te reizen, zit ik tijdens de rit op een deftige manier: ik loop niet rond, laat mijn zetel recht staan, speel niet met de voetsteunen, prul niet aan de hoofd- doekjes, laat de gordijnen open, roep niet …

8. i) In de bus drink of eet ik niet. j) Tijdens een excursie kan het zijn dat de vakleerkracht uitleg geeft in de bus. Ik luister aandachtig naar deze uitleg en ik vul het werkboekje goed in.

9. k) Ik respecteer gemaakte afspraken i.v.m. tijd en locatie. l) Het toilet in de bus gebruik ik enkel in noodgeval en steeds met toestemming van de leerkracht.

10. m) Het gebruik van de gsm in de bus is verboden. Alleen na goedkeuring van de leerkracht mag ik mijn gsm gebruiken. n) Omdat het fijn is om met anderen te praten in de bus, luister ik niet naar mijn MP3 of iPod.

11. EVACUATIE UIT EEN BUS

12. Doelstelling: * Niet alleen brand, maar ook een lekke band of een andere noodstop vereisen in sommige gevallen een snelle evacuatie. Om nog voldoende zuurstof te hebben moet een bus binnen 30 seconden ontruimd worden. Vaardigheid: * Op een veilige, gecontroleerde manier de bus verlaten.

13. Evacuatiepatroon voor een snelle ontruiming van een autobus Tassen op het bagagerek of in de koffer van de bus. Gang en deuren steeds vrijhouden. Personen die moeilijk te been zijn, vooraan in de bus zetten. Bekijk waar uitgangen/nooduitgangen/breekhamers zich bevinden.

14. Op een signaal van de chauffeur/begeleider staan de personen aan de gangzijde recht. Gangpad eventueel vrijmaken. Niets meenemen.

15. Beurtelings invoegen in de gang, (rechts) vlak aan de deur begint. Enkel verplaatsen naar de voorkant van de autobus. Personen aan het raam schuiven op naar de gangkant, maar blijven voorlopig zitten.

16. Bij het uitstappen, beurtelings naar rechts en links de doorgang vrijhouden. Personen van de nieuwe gangzijde schuiven aan, achter de uitgaande rij (achter beginnen). Beurtelings invoegen, rechts begint. Niet duwen of dringen, rustig blijven.

17. Instructies van de begeleider of chauffeur opvolgen. Naar een afgesproken “veilig” verzamelpunt gaan, doorstappen, niet lopen.

18. Opstellen in verschillende rijen van 2. Degelijke controle van de aanwezigheden aan de hand van aanwezigheidslijsten. Iedereen blijft op het verzamelpunt en/of volgt verdere instructies van de chauffeur, begeleider of hulpdienst op.

19. Evacuatieverloop