90 likes | 312 Views
De Bloedsomloop. Basisstof 6: Uitscheiding Basisstof 7: Weefselvloeistof en Lymfe Basisstof 8: Antistoffen. Uitscheiding. Afvalstoffen worden uit het bloed gefilterd en uit het lichaam verwijderd. Koolstofdioxde : via de longen Andere afvalstoffen: via de nieren. De werking van de nieren.
E N D
De Bloedsomloop Basisstof 6: UitscheidingBasisstof 7: Weefselvloeistof en LymfeBasisstof 8: Antistoffen
Uitscheiding • Afvalstoffen worden uit het bloed gefilterd en uit het lichaam verwijderd. • Koolstofdioxde: via de longen • Andere afvalstoffen: via de nieren
De werking van de nieren • Nierschors en niermerg verwijderen afvalstoffen, overtollig water en zouten uit het bloed. • Urine: Alle verwijderde stoffen samen. • Nierbekkens verzamelen de urine. • Urineleiders: voeren urine af naar de urineblaas. • Urinebuis: voert urine af uit het lichaam.
Weefselvloeistof • Weefselvloeistof ontstaat doordat in de haarvaten vocht naar buiten wordt geperst. • Ontstaat vrijwel alleen in de grote bloedsomloop. • Bevat O2, CO2, voedingsstoffen, afvalstoffen en soms witte bloedcellen. • Functie: vervoer van het bovenstaande. • Een deel wordt weer opgenomenin de haarvaten. De rest in lymfevaten.
Lymfe • Lymfe ontstaat doordatweefselvloeistof deels wordt opgenomen in lymfevaten. • Bevat O2, CO2, voedingsstoffen, afvalstoffenen soms witte bloedcellen. • Lymfevaten verenigen zich tot grotere lymfevaten. Hier zitten kleppen in. • Het lymfevatenstelsel voert lymfe terug naar het bloedvatenstelsel. • Lymfeknopen (lymfeklieren) zuiveren de lymfe.
Immuunsysteem • Lichaamsvreemde stoffen: stoffen die niet in je lichaam thuishoren. • Infectie: ziekteverwekkers dringen het lichaam binnen. • Witte bloedcellen:- Veel verschillende soorten- Sommige soorten eten ziekteverwekkers op- Sommige soorten maken antistoffen
Antistoffen • Bepaalde witte bloedcellen produceren antistoffen • Antistof hecht zich aan lichaamsvreemde stof op het oppervlak van de ziekteverwekker. • Ziekteverwekker wordt onschadelijk gemaakt. • Eén type antistof kan zich maar aan één soort lichaamsvreemde stof hechten.
Immuniteit • Na een infectie blijft de antistof nog een tijdje in het bloed aanwezig -> geen nieuwe infectie. • Witte bloedcellen ‘onthouden’ hoe ze een antistof moeten maken -> immuun. • Natuurlijke immuniteit: ontstaat doordat de persoon een ziekte doormaakt. • Kunstmatige immuniteit: door inenting met een vaccin (met dode of verzwakte ziekteverwekkers).