1.41k likes | 2.84k Views
Korte klank a o e u i . Lange klank aa oo ee uu ie. Korte en lange klank. Week 1 Ezel / kikker woorden. Week 1 Ezel woorden. Als ik aan het eind van een klankgroep een lange klank hoor, dan gebruik ik daar maar 1 letter voor. Week 1 kikker woorden.
E N D
Korte klank a o e u i Lange klank aa oo ee uu ie Korte en lange klank
Week 1 Ezel woorden • Als ik aan het eind van een klankgroep een lange klank hoor, dan gebruik ik daar maar 1 letter voor.
Week 1 kikker woorden • Als ik aan het eind van een klankgroep een korte klank hoor, dan ga ik daarna met twee mede- klinkers door ki-kker ba-kker vanmi-ddag nu-mmer
Week 1 • de avonturen • de bewoners • daartegen • het drama • de ervaring • de inwoner • het probleem • het toneelstuk • totaal • vanavond • de aardappel • allemaal • ingewikkeld • de oppervlakte • sommige • de tentoonstelling • vanmiddag • de verschillen • de voetstappen • de vriendinnen
Week 2 • Ik verdeel het woord in klankgroepen. • Na een lange klank of een tweetekenklank schrijf ik meestal een v of een z. Na een medeklinker moet ik heel goed luisteren • Voor de e , de i, en de ij klinkt de c als een s • Anders klinkt de c als een k
Week 2 • f = v lief - lieve • s = z boos – boze • c = s cent • c = k insect
Week 2 • geloven • overblijven • het cijfer • oefenen • de tafel • de grenzen • verliezen • hese • Pasen • vreselijk • de decimeter • de lucifer • het medicijn • precies • de provincies • controleren • de directeur • de postbode • het product • de reclame
Week 3eind –d / -t • Hoor je een –t aan het eind van een woord? • Maak dan het woord langer, zodat je –d of –t hoort • (let op: bij persoonsvormen gaat deze regel niet altijd op)
Hond want je zegt honden Gemiddeld want je zegt ook gemiddelde Kat want je zegt katten Student want je zegt studenten Week 3
Week 3 • bijvoorbeeld • de handenarbeid • gemiddeld • uitstekend • zogenaamd • het apparaat • de atleet • het middelpunt • het rapport • de student • bevrijden • haten • hebben • opschieten • overschrijven • uitschelden • vergeten • verhuizen • vermoorden • weglopen
Week 4 • Mixtoets • Herhaling week 1 t/m 3
Week 5 • Hoor je /ies/ aan het eind van een woord? • Maak het woord langer • Hoor je /iesu/ schrijf dan isch • Net als woord: kritisch
Week 5 • Kritisch – kritische opmerking • Komisch – komische sprongen • Telefonisch – telefonische afspraak
Week 5 • acrobatisch • alfabetisch • allergisch • Belgisch • elektrisch • fantastisch • Indisch • komisch • kritisch • logisch • medisch • olympisch • praktisch • romantisch • Russisch • technisch • telefonisch • tragisch • tropisch • typisch
Week 6 • Hoor je een /ie/ voor een klankgroep met een duffe /u/? • Dan schrijf je meestal ie • Anders schrijf je i
Week 6 • Stadion • Dieet • Muzikaal • Minimaal
Week 6 • de biologie • het dieet • de idioot • de kampioen • het podium • de radio • de spion • het stadion • het station • de viool • Amerika • het artikel • het etiket • de limonade • minimaal • muzikaal • de tribune • de televisie • de video • de visite
Week 7 • Ken je de woorden uit het ei-verhaal? • Die schrijf je met ei allemaal! • De andere schrijf je met een lange ij
ei Heilig Verspreiden (groep) Leiden ij Onderwijs Belangrijk (pijn) Lijden Week 7
Week 7 • heilig • verscheidene • de marsepein • de fontein • uitgebreid • de aanleiding • treiteren • bedreigen • de scheidsrechter • verspreiden • de afwijking • de batterij • belangrijk • het medelijden • het onderwijs • het strijkijzer • drijven • vergelijken • verslijten
Week 8 • Mixtoets • Herhaling week 5 t/m 8
Week 9 • Ik heb dit woord uit mijn hoofd geleerd • Daarom schrijf ik het niet verkeerd • t = th • thema • bibliotheek, videotheek
Week 9 • de apotheek • de bibliotheek • de discotheek • de kathedraal • katholiek • de marathon • de mediatheek • de methode • de thee • het theater • het thema • theoretisch • theorie • de therapie • de thermometer • de thermosfles • de thermostaat • thuis • thuiskomen • de videotheek
Week 10 • Als je tijt hoort aan het eind van een woord, schrijf je teit • Net als : majesteit • Behalve bij een samenstelling met het woord tijd
teit electriciteit majesteit sportiviteit activiteit tijd eindtijd zomertijd etenstijd vertrektijd week 10
Week 10 • de activiteit • de brutaliteit • de creativiteit • de criminaliteit • de elektriciteit • de kwaliteit • de majesteit • de mentaliteit • de muzikaliteit • de publiciteit • de puberteit • de sportiviteit • de stommiteit • de universiteit • de vertrektijd • de etenstijd • de ijstijd • de kleutertijd • de leeftijd • zomertijd
Week 11 • Ken je de woorden uit het au-verhaal? • Die schrijf je met a u allemaal! • De andere schrijf je met o u
au blauw wauw gauw ou meervoud ijskoud vertrouwen Week 11
Week 11 • de flauwerik • de frietsaus • de ziekenauto • de dauwdruppel • de benauwdheid • het applaus • automatisch • pauzeren • de aula • onnauwkeurig • betrouwbaar • enkelvoud • de goudvis • de huisvrouwen • ijskoud • ouderwets • de verbouwing • de verhouding • vrouwelijk • het wantrouwen
Week 12 Mixtoets en Beoordelingstoets
Week 13 • Werkwoorden • Tijd van toen • Klankverandering • Bij werkwoorden die in de tijd van toen klankverandering krijgen, pas ik toe wat ik eerder geleerd heb.
Week 13 • Onderwerp: een – meer • Tijd van nu: nog niet voorbij • Tijd van toen: al voorbij • Klankverandering: persoonsvorm verandert van klank in tijd van toen
Week 13 • blazen • blijven • doen • gaan • geven • hebben • houden • kijken • laten • liggen • lopen • rijden • roepen • vinden • vragen • weten • worden • zien • zitten • zoeken • net-als-werkwoord: lopen, rijden
Week 14 • Werkwoorden in • tijd vantoen • zonder klankverandering
Week 14 Zit de laatste letter van de ik-vorm in de tijd van nu in het ‘t fokschaap? Schrijf dan te / ten Maar let op bij werkwoordenop –ven / -zen want die krijgen de / den
Week 14 • duwen • gooien • horen • remmen • willen • blaffen • boffen • dansen • fietsen • gebruiken • kletsen • maken • missen • stoppen • vissen • durven • glanzen • leven • verhuizen • verven • net-als-werkwoord: remmen, fietsen
Week 15 • Werkwoorden in • tijd vantoen • Met en zonder klankverandering
Week 15 • Verandert de persoonsvorm in de tijd van toen van klank? • Maak dan het woord langer, zodat je d of t hoort.
Week 16 • remedieerweek
Week 17 • Trema • Schrijf na een klinker een trema op die plaats in het woord , waar je het begin van een nieuwe klankgroep hoort
Drie-ën de fee-ën de idee-ën de industrie-ën de knie-ën de kopie-ën de moskee-ën Twee-ën de zee-ën Belgi-ë Drie-ëndertig Italië Kopi-ëren de po-ëzie de re-ünie de ru-ïne Ski-ën Slee-ën Twee-ëntwintig drieën de feeën de ideeën de industrieën de knieën de kopieën de moskeeën tweeën de zeeën België drieëndertig Italië kopiëren de poëzie de reünie de ruïne skiën sleeën tweeëntwintig
Week 18 • -ig / -lijk • Je hoort / ug/ , maar je schrijft • ig en lijk.
Week 18 • aanwezig • geduldig • gelukkig • geweldig • ijverig • negentig • onschuldig • toevallig • verdrietig • verstandig • belachelijk • dagelijks • gebruikelijk • gevaarlijk • misselijk • onduidelijk • schriftelijk • tijdelijk • wekelijks • wonderlijk • net-als-woord: handig, vrolijk
Week 19 • Ezel / kikker woorden • Als ik aan het eind van een klankgroep een lange klank hoor, dan gebruik ik daar maar 1 letter voor. • Als ik aan het eind van een klankgroep een korte klank hoor, dan ga ik daarna met twee medeklinkers door.
Week 19 • apart • de begrafenis • de betekenis • de ervaring • het medelijden • de nederlaag • openbaar • tegenover • tevreden • uniek • aantrekkelijk • allemaal • de beslissing • de ellende • de herinnering • de hoofdstukken • intussen • het platteland • stilletjes • de verrassing • net-als-woord: ezel, kikker
Week 21 • Werkwoorden tijd van toen, zonderklankverandering • Schrijf eerst de ik-vorm op • Zet er daarna te/ten of de/den achter • Bij twijfel: ‘tfokschaap >>> dan te/ten
Week 21 • Werkwoord – ik vorm – tijd van toen • Knippen - ik knip - ik knipte • Knutselen - ik knutsel – ik knutselde • Kaarten - ik kaart - ik kaartte • Besteden - ik besteed - ik besteedde
Week 21 • drukken • hopen • slopen • bouwen • schilderen • tekenen • kosten • lusten • opletten • storten • starten • zetten • zuchten • beantwoorden • bereiden • branden • redden • schudden • uitbreiden • vermoeden
Week 22 herhaling week 21 , let op lange klank! • Werkwoorden tijd van toen, zonderklankverandering • Schrijf eerst de ik-vorm op • Zet er daarna te/ten of de/den achter • Bij twijfel: ‘tfokschaap >>> dan te/ten • Let op: Bij lange klank!!