2.37k likes | 2.92k Views
De inhoud van dit thema:. 1.2 Wat is gedrag? 1.3 Verbaal en non-verbaal gedrag 1.4 Aspecten van menselijk gedrag 1.5 Wat bepaalt ons gedrag? 1.6 Tips voor de praktijk. 1-1. Menselijk gedrag:. alles wat mensen doen of juist niet doen. 1-2. Verbaal en non-verbaal gedrag:. • verbaal:
E N D
De inhoud van dit thema: 1.2 Wat is gedrag? 1.3 Verbaal en non-verbaal gedrag 1.4 Aspecten van menselijk gedrag 1.5 Wat bepaalt ons gedrag? 1.6 Tips voor de praktijk 1-1
Menselijk gedrag: alles wat mensen doen of juist niet doen 1-2
Verbaal en non-verbaal gedrag: • verbaal: talig gedrag; taalgebruik met woorden; de letterlijke inhoud van een boodschap • non-verbaal: lichaamstaal zoals uiterlijk, lichaamshouding, gezichtsuitdrukking, arm- en handgebaren, stemgebruik 1-3
Drie aspecten van menselijk gedrag: • cognitieve aspecten (denken) • motorische aspecten (kunnen) • sociaal-affectieve aspecten (voelen) 1-4
Gevoelens, gedachten en handelingen: gedachten handelingen gevoelens en emoties 1-5
Gedragsdeterminanten: • psychosociale factoren • aanlegfactoren • organische factoren 1-6
Psychosociale factoren: • opvoeding, gezinsfactoren • vrienden, relaties • omgevingsfactoren • ervaringen en emoties 1-7
Aanlegfactoren: • erfelijkheid • persoonlijkheid, temperament 1-8
Organische factoren: • lichamelijke factoren • biochemische en hormonale factoren 1-9
De inhoud van dit thema: 2.2 Motieven van sportdeelname 2.3 Maslow en motieven 2.4 Prestatie en motivatie 2.5 Tips voor de praktijk 2-1
Motieven voor sportdeelname: • vrijetijdsmotief • gezondheids- en fitheidsmotief • sociaal motief • compensatiemotief • prestatiemotief • intrinsiek motief • esthetisch motief 2-2
De piramide van Maslow: zelfver- wezenlijking waardering liefde en ergens bij horen veiligheid, duidelijkheid en zekerheid lichamelijke behoeften 2-3
Motivatie: de bereidheid om inspanning te leveren ten behoeve van het behalen van doel waarmee iemand zijn behoeften bevredigt 2-4
Relatie spanning/prestatie: prestatie spanning 2-5
Prestatiemotivatie: 1 behoefte om te presteren (prestatiemotief) 2 behoefte om mislukking te vermijden, angst om te falen (faalangst) 2-6
De inhoud van dit thema: 3.2 Wat is observeren? 3.3 Eisen aan observeren 3.4 Waarnemen en waarnemingsfouten 3.5 Observatiemethoden 3.6 Het stappenplan (methodisch observeren) 3.7 Tips voor de praktijk 3-1
Observeren: bewust en doelgericht waarnemen met als bedoeling informatie te verzamelen 3-2
Eisen aan observatie: • betrouwbaar • objectief • nauwkeurig 3-3
Wat zie je? 3-4
Objectiviteit: • alleen feiten, datgene wat je waarneemt • concrete gedragingen • geen meningen of interpretaties • door meerdere observatoren vastgesteld 3-5
Belangrijkste waarnemingsfouten: • selectief waarnemen • subjectief waarnemen • begin en eind • contrast • projectie 3-6
Belangrijkste observatiemethoden: • participerende observatie • niet-participerende observatie • kwalitatieve observatiemethoden - beschrijvende observatie - event sampling - beoordelingsschalen en checklists • kwantitatieve observatiemethoden - time sampling 3-7
Stappen bij observeren (methodisch observeren): 1 bepaal het doel 2 bepaal het te observeren gedrag 3 kies een passende observatiemethode 4 kies eventuele hulpmiddelen 5 bepaal de observatiesituatie 6 kies een manier van rapporteren 3-8
De inhoud van dit thema: 4.2 Het begrip zelfbeeld 4.3 De belangrijkste bouwstenen van het zelfbeeld 4.4 De verschillende zelfbeelden 4.5 Faalangst 4.6 Het gewenste zelfbeeld 4.7 Tips voor de praktijk 4-1
Zelfbeeld: het subjectieve oordeel dat iemand zich vormt van zichzelf onder invloed van anderen en onder invloed van ervaringen 4-2
Bouwstenen van het zelfbeeld: • lichaamsbeeld • sociale contacten • cognitieve bekwaamheid • persoonlijkheid • werk, vrijwilligerswerk • materieel bezit • creativiteit • muzikaliteit 4-3
Zelfbeeldtaart: 4-4
Typen zelfbeelden: • reëel positief zelfbeeld • reëel negatief zelfbeeld • verondersteld onvermogen • verondersteld vermogen • onecht diffuus zelfbeeld • echt diffuus zelfbeeld 4-5
Faalangst: angst in situaties waarin gepresteerd moet worden 4-6
Soorten faalangst: • eerste indeling: - positieve faalangst - negatieve faalangst • tweede indeling - sociale faalangst - cognitieve faalangst - motorische faalangst 4-7
Ontstaan van faalangst: • gering zelfvertrouwen • overschatting • onderschatting • persoonlijkheid 4-8
Gewenst zelfbeeld: een reëel positief zelfbeeld dat via self-fulfilling prophecy leidt tot succesvolle ervaringen 4-9
De inhoud van dit thema: 5.2 Wat is een groep? 5.3 Het gemeenschappelijk doel 5.4 De groepsstructuur 5.5 De groepscultuur 5.6 Soorten groepen 5.7 Het groepsproces 5.8 Tips voor de praktijk 5-1
Een groep: een verzameling van twee of meer mensen die elkaar op een bepaalde manier beïnvloeden en die bepaalde gemeenschappelijke kenmerken hebben 5-2
Doelen van een groep: • taakdoelen • relatiedoelen • sfeerdoelen 5-3
Groepsstructuur: • de samenstelling • de organisatie • de relaties en onderlinge samenhang • de rollen en rolverdeling 5-4
Voorbeeld van een sociogram: E D A B C 5-5
Groepscultuur: de regels, gewoontes, waarden en normen van een groep 5-6
Indeling groepen naar: • mate van openheid • status • tijd dat een groep bestaat • grootte 5-7
Fasen groepsproces: 1 oriëntatie • onzekerheid • aftasten 2 opstand • irritatie, spanning, macht • conflict, impasse 3 eenheid • overeenstemming • prestatie en stabilisatie 4 samenwerking 5 beëindiging 5-8
De inhoud van dit thema: 6.2 Groepsnormen 6.3 De functie van groepsnormen 6.4 Het aanpassen aan groepsnormen 6.5 Groepsrollen 6.6 Soorten groepsrollen 6.7 Rolconflicten 6.8 Tips voor de praktijk 6-1
Groepsnormen: meestal onuitgesproken gedragsregels die specifiek zijn voor de groep en die voor alle leden van die groep gelden 6-2
Groepsnormen: • geven groepsleden duidelijkheid en houvast • dragen bij aan het behalen van het gemeenschappelijk doel • maken samenwerking mogelijk • bevorderen het saamhorigheidsgevoel 6-3
Aanpassen aan groepsnormen: • uit angst voor maatregelen of sancties • als gevolg van identificatie • als gevolg van socialisatie • om groepsdoel te bereiken 6-4
Factoren die een rol spelen bij de aanpassing aan groepsnormen: • mate van toegedicht gezag • mate van unanimiteit in de groep • grootte van de groep • status van de groep • mate van verbondenheid met de groep • mate van anonimiteit • mate van zelfvertrouwen • mate van gehechtheid aan opvattingen 6-5
Rollen: verwachtingen die mensen hebben over gedrag dat iemand in een bepaalde positie moet vertonen: • maatschappelijke rollen • groepsrollen 6-6
Soorten groepsrollen: • taakrollen • procesrollen of relatiegerichte rollen • disfunctionele rollen 6-7
Rolconflict: tegenstrijdige eisen of verwachtingen met betrekking tot de rol die iemand heeft of moet vertonen, te onderscheiden in: • inter-rolconflict • intra-rolconflict 6-8
De inhoud van dit thema: 7.2 Wat is cultuur? 7.3 Socialisatie 7.4 Cultuurgroepen 7.5 G-cultuur en F-cultuur 7.6 Cultuurgroepen onder jongeren 7.7 Culturele ontwikkelingen 7.8 Tips voor de praktijk 7-1
Cultuur: het geheel van waarden en normen dat mensen aan elkaar doorgeven 7-2