110 likes | 244 Views
DE KONING REGEERT. 2 Samuël 2 t/m 10; 19 vers 9 tot 24 Karel H. Remmelink. De koning regeert. Inhoud: Kernbegrip Meerdere betekenissen Hij gaat regeren Hij regeert De Here en de koning De koning en de Here. Kernbegrip: TROUW. 2 vers 6: De HERE bewijze u liefde en trouw.
E N D
DE KONING REGEERT 2 Samuël 2 t/m 10; 19 vers 9 tot 24 Karel H. Remmelink
De koning regeert • Inhoud: • Kernbegrip • Meerdere betekenissen • Hij gaat regeren • Hij regeert • De Here en de koning • De koning en de Here
Kernbegrip: TROUW • 2 vers 6: De HERE bewijze u liefde en trouw. • 3 vers 8: Abner: Ik ben nog steeds trouw aan het huis van uw vader Saul. • 9 vers 1: Ik zal hem trouw bewijzen ter wille van Jonathan. • 9 vers 7: Ik zal u trouw bewijzen ter wille van uw vader Jonathan.
TROUW • Trouw Ontrouw • Vertrouwen Wantrouwen • Te goeder trouw Kwader trouw 2 Thess. 3:3 ‘Niet iedereen is trouw, maar de Heer is trouw’. Betekenis: Loyaal zijn, volharden
De Koning regeert Drie lagen van betekenissen • Hij regeerde daar en toen. • ‘Hij’ zal ook in de toekomst regeren. • ‘Hij’ is ook voor ons de Koning.
De koning gaat regeren • De koning is integer (2:1-8). • De aanvoerders van beide kampen zijn vleselijk; Asaël achtervolgt Abner, maar wordt door hem gedood (hst 2). • Huis van David (Joab) versus huis van Saul (Abner). • Abner loopt over en lijft heel Israël in onder David (hst 3).
De koning regeert (1) • Het volk zalft David tot koning (hst 5). • David vestigt zich in Jeruzalem. • David heeft zijn beambten, zoals legeraanvoerder, kanselier, priesters en schrijver. • David onderwerpt volken: Filistea, Moab, Syrië, Aram, Ammon, Amalek en Edom (hst 8, 10, Ps 60).
De koning regeert (2) • De ark naar Jeruzalem (hst 6). • De Here grijpt in, toch zegent Hij • Materialen voor de tempelbouw (hst 8). • Niet bouwen, wel bijeenbrengen • David en Mefiboseth (hst 9). • Hoezo hekel aan lammen?
De HERE en de koning • Evaluatie van David naar de HERE (hst 7). • Antwoord van de HERE tot David. Niet voor HEM, maar voor David. Rust, Een plaats, Een naam, Een huis, Een nazaat, Een koningschap.
De koning en de HERE • Davids antwoord aan de HERE. .. Wie ben ik? .. Het is naar het hart van de HERE. .. Gij zijt groot, Uw naam is groot. .. Uw volk is groot, omdat U groot bent. .. Door uw zegen zal het huis van Uw knecht voor altijd gezegend zijn.
Om te onthouden • Hoe (trouw) ben ik (trouw)? • Hoe is mijn geschiedenis? • Liederen 288, 294, 299, 385