1 / 10

chromatografie

chromatografie. Een methode om stoffen te scheiden. papierchromatografie. Mobiel fase = loopvloeistof  beweegt = oplosmiddel o.a. water, alcohol Stationaire fase  beweegt niet = papier Vb de scheiding van kleurstoffen in viltstiften ≠ kleuren  ≠ chemische stoffen  ≠ adsorptie

stacey
Download Presentation

chromatografie

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. chromatografie Een methode om stoffen te scheiden

  2. papierchromatografie • Mobiel fase = loopvloeistof  beweegt • = oplosmiddel o.a. water, alcohol • Stationaire fase  beweegt niet • = papier • Vb de scheiding van kleurstoffen in viltstiften • ≠ kleuren ≠ chemische stoffen •  ≠ adsorptie • ≠ oplosbaarheid in de loopvloeistof • ( te maken met polariteit)

  3. gaschromatografie • Mobiele fase = draaggas • stationaire fase =. Geeft interactie of 'tijdelijke' binding van het molecuul aan de stationaire fase waardoor deze vertraagd wordt kan apolair of polair zijn • Apolaire kolom •  apolaire stoffen hechten zich meer •  langere retentietijd •  Polaire stoffen lossen veel moeilijker op in de apolaire stationaire fase •  stromen makkelijk verder met het draaggas.

  4. retentietijd • Retentietijd = tijd die stof erover doet om bij detector te komen • Gemeten op maximumwaarde piek • hoe groter moleculen van een stof  hoe langer is retentietijd. • Een stof met zeer lichte moleculen en een verdelingscoëfficiënt van K = 0 •  kortst mogelijke retentietijd. = retentietijd van het draaggas • = dode tijd tR,0 • Afhankelijk van lengte kolom L en stromingssnelheid draaggasu De netto retentietijdt’R,A van een stof A is het verschil tussen de retentietijd en de dode tijd:

  5. Kwalitatieve / kwantitatieve analyse? • verschil tussen kwalitatieve en kwantitatieve analyse • Verschillende stoffen hebben verschillende karakteristieke retentietijden. • Aan deze retentietijden herkent men de aanwezigheid van de verschillende stoffen in het mengsel • kwalitatieve analyse formule voor de verdelingscoëfficiënt • Welk gegeven uit het chromatogram gebruik je als je met een GC een kwalitatieve analyse uitvoert? • En welk gegeven uit het chromatogram gebruik je in het geval van kwantitatieve analyse?

  6. verdelingscoëficient • component met een lage K zal zich naar verhouding meer in de mobiele fase bevinden dan in de stationaire fase • apolaire stoffen bij een polaire kolom een lage K hebben

  7. kortste retentietijd zal hebben bij het gebruik van een apolaire kolom: • a. hexaan of ethanol • b. methanol of propanol • c. ethanol of ethaanzuur • In sommige gevallen kan gelden Khexaan= Kethanol. •  niet te scheiden, • Als polariteit en molecuulmassa gelijk zijn

  8. Omstandigheden chromatografie • Wanneer je twee dezelfde mengsels onder verschillende omstandigheden door een gaschromatograaf laat gaan kunnen de retentietijden erg verschillen. • Welke omstandigheden?

  9. de 100%-methode: • Een mengsel van alkanen geeft een chromatogram met de volgende piekoppervlaktes: • pentaan: 340 • octaan: 270 • decaan: 490 • percentage pentaan: • :

  10. De externe standaard • =standaardoplossing met een bekende concentratie van de stof die je wilt onderzoeken. •  eerst injectie standaardoplossing in chromatograafen daarna het mengsel dat je wilt onderzoeken. • Als steeds dezelfde hoeveelheid injecteert, •  is de verhouding van de piekoppervlaktes gelijk aan de verhouding van de concentraties. • formule • cx = onbekende concentratie van de te onderzoeken stof • cs = bekende concentratie in de standaardoplossing • Ox = piekoppervlakte van de onbekende concentratie van de te onderzoeken stof • Os = piekoppervlakte van de bekende concentratie in de standaardoplossing

More Related