220 likes | 367 Views
Hoofdstuk 6: QUIZ!. 30 seconden de tijd!. Vraag 1. Wat is geen stofeigenschap? A: geur B: vorm C: dichtheid D: smeltpunt E: oplosbaarheid. 30 seconden de tijd!. Vraag 2. Wat is diffusie? A: 2 vloeistoffen verspreiden zich regelmatig door elkaar heen.
E N D
Hoofdstuk 6: QUIZ!
30 seconden de tijd! Vraag 1 • Wat is geen stofeigenschap? • A: geur • B: vorm • C: dichtheid • D: smeltpunt • E: oplosbaarheid
30 seconden de tijd! Vraag 2 • Wat is diffusie? • A: 2 vloeistoffen verspreiden zich regelmatig door elkaar heen. • B: 2 vloeistoffen verspreiden zich onregelmatig door elkaar geen. • C: 2 vloeistoffen mengen niet. • D: 2 vloeistoffen mengen goed.
Vraag 3 • Welke eigenschappen moeten moleculen hebben om de proefjes met diffusie en het oplossen te kunnen begrijpen? • A: Moleculen zijn rond • B: Moleculen zitten in een suikerklontje vaster dan in siroop • C: Moleculen bewegen • D: Moleculen verschillen • 20 seconden de tijd!
20 seconden de tijd! Vraag 4 • Suiker wordt opgelost in water. Deze mix van stoffen is een: • Mengsel • Oplossing • Zuivere stof • Mengsel en Oplossing • Mengsel en zuiver stof • Oplossing en zuivere stof • Mengsel, oplossing en zuivere stof
30 seconden de tijd! Vraag 5 • Een vloeistof wordt verwarmd en zet daardoor uit. • Leg uit wat er gebeurt met de afstand tussen de moleculen • Neemt af • Blijft het zelfde • Neemt toe
30 seconden de tijd! Vraag 6 • Welke van de gemaakte veronderstellingen in het molecuulmodel heb je nodig om het volgende te verklaren? • - Parfum verspreidt zich snel door de lucht • Moleculen: • bewegen op een zelfde plaats • bewegen harder als T toeneemt • bewegen • trekken elkaar aan
30 seconden de tijd! Vraag 7 • Welke van de gemaakte veronderstellingen in het molecuulmodel heb je nodig om het volgende te verklaren? • - Een zeepbel blijft bestaan. • Moleculen: • bewegen op een zelfde plaats • bewegen harder als T toeneemt • bewegen • trekken elkaar aan
30 seconden de tijd! Vraag 8 • In het vriesvak zit vaak een witte aanslag aan de zijkanten. Door welke faseovergang zijn deze ijskristallen ontstaan? • Smelten • Stollen • Verdampen • Condenseren • Rijpen • Sublimeren
1 minuut de tijd Vraag 9 • Een hoeveelheid ether heeft een temperatuur van 175 K. • Is de ether dan een: • Vast (s) • vloeistof (l) • gas (g) • Tip: gebruik binas tabel 15 of 16
2 minuut de tijd Vraag 10 • De oppervlaktetemperatuur van Pluto is 220 graden Celsius (493 K). • - Stikstof heeft een kookpunt van 77K en een smeltpunt van 63K. • - Zuurstof heeft een kookpunt van 90K en een smeltpunt van 55K • In welke fase bevinden de 2 stoffen zich op Pluto? • Vast (s) • vloeistof (l) • gas (g)
PAUZE • De tussenstand…
20 seconden de tijd! Vraag 11 • Hoeveel gram is 0,68 kg? • 6,8 g • 68 g • 680 g • 0,068 g • 0,00068 g
20 seconden de tijd! Vraag 12 • Hoeveel cm3 is 10 mL? • 1 cm3 • 10 cm3 • 100 cm3 • 1.000 cm3 • 10.000 cm3
1 minuut de tijd! Vraag 13 • Welke van onderstaande stoffen heeft de grootste dichtheid? • Goud, • koper, • Lood, • zilver • Tip: gebruik Binas tabel 15
2 minuut de tijd! Vraag 14 • Een maatglas heeft een massa van 0,235 kg. • Bereken het totale volume van het maatglas • (Tip: gebruik BINAS tabel 15)
Vraag 14 • Een maatglas heeft een massa van 0,235 kg. • Bereken het totale volume van het maatglas • m = 0,235 kg = 235 gram! • ρ = 2,6 g/cm3 • V = ? • V = m/ρ • V = 235 / 2,6 = 90,38 cm3
Vraag 15 • Pim heeft een stukje ebbenhout (dichtheid = 1,26 g/cm3) in zijn handen. Als hij het stukje hout in een maatcilinder met water laat zakken, zinkt het. • Het niveau in de maatcilinder steeg van 60 mL tot 85 mL. • Bereken de massa van het blokje eikenhout • 2 minuut de tijd
Vraag 15 • Pim heeft een stukje ebbenhout (dichtheid = 1,26 g/cm3) in zijn handen. • Het niveau in de maatcilinder steeg van 60 mL tot 85 mL. • ρ = 1,26 g/cm3 • V = 85 – 60 = 25 mL • m = ? • m = V * ρ • m = 25 * 1,26 = 31,5 gram
3 minuut de tijd! Vraag 16 • Een hoeveelheid kwik met en volume van 40,74 cm3 wordt in een cilindrisch maatglas • gegoten. • Een cilindrisch maatglas heeft een • Diameter (d) van 6,0 cm. • Bereken hoe hoog de vloeistof in • het maatglas staat. • (Tip: - gebruik BINAS tabel 4 en 5)
Vraag 16 • V =40,74 cm3 • d = 6,0 cm (diameter cirkel). • Volume = Opp x hoogte • Opp = 0,25π x d2 = 0,25π x 62 = 28,27 cm² • 40,74 cm³ = 28,27 cm² x hoogte • Hoogte = 40,74 cm³ / 28,27 cm² = 1,44 cm