1 / 7

Grammar Chapter 1-G2

Grammar Chapter 1-G2. Moeten: must, have (got) to, should, should have. Moeten: must, have (got) to, should, should have, need to. Must: ik vind dat iets moet. Have (got) to: iemand anders vind dat iets moet of de omstandigheden maken dat iets moet.

tansy
Download Presentation

Grammar Chapter 1-G2

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. Grammar Chapter 1-G2 Moeten: must, have (got) to, should, should have

  2. Moeten: must, have (got) to, should, should have, need to • Must: ik vind dat iets moet. • Have (got) to: iemand anders vind dat iets moet of deomstandigheden maken dat iets moet. • Should: iets zou eigenlijkmoeten of je geeft advies. • Should have (+voltooid dw): iets hadgemoeten, maar is niet gebeurd. • Shouldn’t have (+voltooid dw): iets had niet gemoeten, maar is wel gebeurd.

  3. Moeten: must, have (got) to, should, should have, need to • Voorbeelden: • Must: You must talk to your doctor. (ik vind dat dat moet) • You must do your homework! • Have/has to: My father has to work late tonight. (omstandigheden eisen overwerk) • Have/has to: I have to leave now; my train leaves in five minutes. (omstandigheden maken dat ik moet gaan, nl de trein vertrekt over 5 minuten)

  4. Moeten: must, have (got) to, should, should have, need to • Voorbeelden: • Should: You should work harder. (zou eigenlijk harder moeten werken) • You should tell your mother. (advies) • Should have + volt.dw: They should have brought an umbrella. (dat zouden ze hebben moeten doen, maar ze hebben het niet gedaan) • Shouldn’t have + volt.dw: He shouldn’t have treated her like that. (Hij had haar niet zo moeten behandelen, maar heeft dat wel gedaan)

  5. Moeten: must, have (got) to, should, should have, need to • Let op: de verleden tijd van must = had to, dus: • I had to sing.= Ik moest zingen. • He had to pass = Hij moest slagen. • Let op: de toekomende tijd van must = will have to, dus: • I will have to sing = Ik zal moeten zingen. • He will have to save a lot of money = Hij zal veel geld moeten sparen.

  6. Moeten: must, have (got) to, should, should have, need to • Nu nog iets over de vorm. Na: • Must • Have to / has to • Should • Gebruik je altijd het hele werkwoord!, bijv: • You must go (niet: must going). • We have to run (niet: we have to running). • You should be polite (niet: should being).

  7. Opdrachten bij Ch1-G2 • Zoek een engelse tekst / teksten waarin je voorbeelden van dit grammatica onderdeel terug vindt. • Onderstreep / markeer van elk onderdeel minimaal 1 voorbeeld, dus 1 met must, 1 met have to/has to, en 1 met should; misschien kun je zelfs 1 vinden met should have + voltdw en shouldn’t have + voltdw. • Bewaar deze tekst(en) in je portfolio. • Maak opdracht 2a, 2b op blz. 22, 23 WB

More Related