1 / 42

Vorige week

Vorige week. Huiswerk dinsdag: P1.3 : opdr 10 t/m 17 + samenvattings-opdracht P1.4: Opdr 19 + 21 t/m 24 P2.1: opdr 2 t/m 7 + samenvattingsopdracht 3 a 5 opdrachtjes per paragraaf (waarvan jij vindt dat je daar meerwaarde aan hebt!!!). Korte terugblik. Gesteentecyclus.

verity
Download Presentation

Vorige week

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. Vorige week • Huiswerk dinsdag: P1.3 :opdr 10 t/m 17 + samenvattings-opdrachtP1.4: Opdr 19 + 21 t/m 24P2.1: opdr2 t/m 7 + samenvattingsopdracht • 3 a 5 opdrachtjes per paragraaf (waarvan jij vindt dat je daar meerwaarde aan hebt!!!)

  2. Korte terugblik Gesteentecyclus

  3. 3 soorten verwering • Mechanische (fysische) verwering • Chemische verwering • Organogene (biologische) verwering

  4. Verwering in plaatjes a: Gesteente breekt door druk- en trekkrachten in de aarde

  5. Verwering in plaatjes a: Regenwater loopt in barsten. Daarin opgeloste stoffen lossen het gesteente op (chemische verwering door oplossing).b: Water dat in barsten bevriest, zet uit en duwt het gesteente uit elkaar (mechanische verwering door vorst).

  6. Verwering in plaatjes • a: Gesteenten vallen uit elkaar b: Planten, (bodem)dieren, schimmels en bacteriën tasten het gesteente aan.  (organogene verwering).c: Planten drukken het gesteente met hun wortels uit elkaar (organogene verwering).

  7. Massabewegingen

  8. Evapotranspiratie

  9. Waar waren we ook al weer? paragraaf 2.1 en 2.2 (hoofdlijn) Paragraaf 2.1 • Soorten gesteenten • Verwering • Massabewegingen • Kringloop van het water Paragraaf 2.2 • Erosie en sedimentatie • Rivieren • IJs • Zee • Wind

  10. Paragraaf 2.2 Afbraak en opbouw van het landschap • Verweringsmateriaal kan op verschillende manieren getransporteerd worden, namelijk; • Rivieren • Gletsjers • Zeeën • Wind • Deze transporterende en uitschurende werking noem je erosie. • Deze transporterende werking is niet eeuwig, op een gegeven moment leggen ze het materiaal neer, dit noem je sedimentatie.

  11. Voorbeelden

  12. 1: Rivieren • Wat zijn nu eigenlijk rivieren? • Dat zijn ‘geulen’ die het overtollige water van de hydrologische kringloop vervoeren • En smeltwater afvoeren van de gletsjers • Twee begrippen zijn hierbij belangrijk: • Stroomgebied:Al het water (neerslag en/of smeltwater) dat afstroomt op de betreffende rivier • Waterscheiding:De plek die 2 stroomgebieden scheidt. Vaak is dit een gebergte of een wat hoger gelegen gebied!

  13. Stroomgebieden/Waterscheiding

  14. Voorbeeld:Rijn en Maas • Wat is het stroomgebied van de rijn/maas? • Wat is de waterscheiding?

  15. De meeste rivieren bestaan uit 3 zones • Bij rivieren kun je onderscheid maken tussen drie zones: • Bovenloop (erosie nadrukkelijk aanwezig) • Middenloop (transport de overhand en al gedeeltelijk sedimentatie) • Benedenloop (sedimentatie) • Stroomsnelheid is hierbij de bepalende factor.

  16. Voorbeeld de Rijn

  17. Bovenloop: • Helling steil en rivierbedding nauw: rivier snijdt zich in, in het landschap; • V-vormige dalen

  18. Middenloop: • Als de rivier in de middenloop beland krijgt het materiaal de kans om te bezinken, want de stroomsnelheid is niet meer zo hoog! • Allereerst de zware deeltjes (grind ed) tot het allerlichtste materiaal (aan het eind van de rivier) in de rivierdelta bezinkt/sedimenteert.

  19. Benedenloop: • Meanderen • Puinwaaiers

  20. Meanderen

  21. Meanderende rivier • Fig 2.8 bekijken en bespreken. • Nederlanders houden niet van een veranderend rivierlandschap • Dus proberen ze de rivier vast te leggen dmv kribben. • PLUS: De stroomsnelheid word hoger, daardoor bodem uitgesleten en kan er dus meer waterverkeer passeren (ook in droge periodes).

  22. Puinwaaiers • Waar veel sedimentatie plaatsvind bestaat de kans op zogenaamde puinwaaiers! • Voorbeeld: Po-delta • De meeste puinwaaiers komen altijd voor, aan het uiteinde van de rivier: Rivierdelta • Hierdoor groeien kusten aan.

  23. Verschillende puinwaaiers • Delta: Komt van de Griekse letter delta, wat geschreven wordt met een driehoek.

  24. Rivieren samengevat

  25. Waar waren we ook al weer? paragraaf 2.1 en 2.2 (hoofdlijn) Paragraaf 2.1 • Soorten gesteenten • Verwering • Massabewegingen • Kringloop van het water Paragraaf 2.2 • Erosie en sedimentatie • Rivieren • IJs • Zee • Wind

  26. Erosie en sedimentatie door: 2. IJs 3. Zee 4. Wind

  27. 2. Gletsjers (IJs) • Wat is een gletsjer? • Dik pak sneeuw, samengeperst tot ijs! • Er zijn 2 soorten gletsjers: 1. Alpiene /dalgletsjers • Veranderen het door de rivier gevormde V-dal in een U-dal. (zie fjorden). 2. Uitlopers van landijs.VB: Groenland/ Antartica

  28. U-Dal • Een gletsjer schuift langzaam door zijn eigen gewicht naar beneden. Daarbij schuurt de gletsjer zijn eigen dal uit. Gletsjerdalen hebben een U-vorm, omdat de gletsjer niet alleen aan zijn onderkant uitschuurt, maar ook aan de zijkanten. • Die uitschurende werking is zo groot, omdat aan de randen van de gletsjer rotsenblokken, grind en zand in het ijs vastkomen te zitten en zo de uitschurende werking vergroten.

  29. Voorbeeld U-dal • Het "hengende tverrdal" is een U-vormigdal.De gletsjer daar is nog niet zo lang gelden afgesmolten. De U-vorm van het dal is nog aanwezig.Het lager gelegen dal is een U-dal, maar een rivier is al een V-dal aan het vormen in het U-dal.

  30. Kenmerken gletsjers • Op, in en onder het ijs zit veel verweringsmateriaal! • Dat wordt meegevoerd en ondertussen onder de grote druk geschuurd. [stel je voor: de gletsjer als bulldozer]. • Dit materiaal heet, als het is neergelegd; morene • Zijmorene (aan de zijkant van de gletsjer) • Eindmorene (aan het eind van de gletsjer)

  31. Stenen, die door gletsjers (onder invloed van zwaartekracht) worden meegevoerd, breken en slijten af • a: Stenen schuren over de rotsbodem, zowel de stenen als de rotsbodem slijten af. b: De gletsjer kan zelfs grote stukken steen uit de rotsbodem opdrukken en meevoeren.

  32. Materiaal dat achterblijft na het afsmelten van de gletsjer

  33. De laatste 2,5 miljoen jaar • Afwisselend koude en warme perioden • Zogenaamde glacialen en interglacialen • Momenteel warme periode • Maar volgend glaciaal komt er aan!

  34. 3: Zeeën • De zee zorgt ook voor erosie en sedimentatie • Bijvoorbeeld bij kliffen  kliferosie. • Sedimentatie vind ook plaats, bijvoorbeeld aanslibbingskusten  waddenzee. • Dit vormt nieuw land en er kunnen duinen gevormd worden

  35. Duinen

  36. 4. Wind • De uitschurende werking van wind noem je deflatie • In aride gebieden speelt de wind een grote eroderende rol. (wind vrij spel). • Zwaarste materiaal slaat neer als eerste, licht materiaal kan kilometers worden meegevoerd. • Sedimentatie van wind noem je eolische sedimentatie

  37. Voor nu: • Pw plannen • Ga aan de slag met opdrachten van p 2.2 • Opdr 8 t/m 11 + 20 t/m 22 + samenvattingsopdracht + slotopdracht • Huiswerk voor maandag 02 april

More Related