1 / 17

Spelling hst. 2

Spelling hst. 2. Overige spellingregels. Leestekens. Punt: LET OP! Schrijf afkortingen als ze als woord worden uitgesproken zonder punten! TROS, STER, havo. LET OP! Schrijf maten en gewichten ook zonder punt! km, kg, mg. Komma: Tussen delen van een opsomming

ann
Download Presentation

Spelling hst. 2

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. Spelling hst. 2 Overige spellingregels

  2. Leestekens • Punt: • LET OP! Schrijf afkortingen als ze als woord worden uitgesproken zonder punten! TROS, STER, havo. • LET OP! Schrijf maten en gewichten ook zonder punt! km, kg, mg. • Komma: • Tussen delen van een opsomming • Tussen twee persoonsvormen!! (Wat jij daar doet, vind ik heel vreemd) • Voor en na aanspreking of tussenwerpsel • Bij lange zinnen voor een voegwoord bij bijzin (De docent vindt mij maar vervelend, omdat ik veel praat.)

  3. Leestekens • Puntkomma: • Betekent “en” • Bij opsommingen die uit zinnen bestaan • Tussen die zinnen die heel erg met elkaar te maken hebben. • Dubbele punt: • Aankondiging van opsomming • Directe rede: Piet zei: “Ik heb honger.” • Aankondiging verklaring • LET OP!! Geen hoofdletter na dubbele punt, behalve bij directe rede.

  4. Leestekens • Aanhalingsteken: • Bij een citaat • Bij een directe rede • LET OP!!! LEESTEKENS ALTIJD BINNEN DE AANHALINGSTEKENS! • Andere betekenis dan normaal • Vraagteken: • Aan het eind van een letterlijk gestelde vraag • Uitroepteken: • Bij een bevel of uitroep • LET OP! Eentje is genoeg!

  5. Leestekens • Haakjes: • Bij toelichting, uitleg of voorbeeld. Gebruik dit echter niet vaak! • Beletselteken • Drie puntjes … • Als je iets aan het einde van een zin wilt suggereren. • Om onvolledige citaten aan te geven.

  6. Hoofdletters • Wanneer gebruik je een hoofdletter? • Aan het begin van een zin • LET OP!  ‘s Morgens ga ik naar school. • LET OP BIJ DIRECTE REDE! • “Wie goed zijn best doet,” zei Jan,” kan zeker een acht halen.” • MAAR: “Ik koop veel platen,” zei Hans. “Laat ik dus ook maar een nieuwe platenspeler kopen.” • Bij persoonsnamen: • LET OP! • Jan van den Hof • J. van den Hof • de heer Van den Hof • Ellen van den Hof-ten Berge • mevrouw Van den Hof-ten Berge

  7. Hoofdletters • Wanneer gebruik je een hoofdletter? • Namen van verenigingen, instellingen en bedrijven: • Feyenoord, het Rode Kruis, Mars. • Aardrijkskundige namen, namen van merken en historische gebeurtenissen, straten, hemellichamen, gebouwen, feestdagen en titels: • Nederland, Zuid-Afrika, Philips, de Tweede Wereldoorlog, Distelstraat, de Grote Beer, de Mariakerk, Kerstmis, Pasen, De ontdekking van de hemel, Gravity.

  8. Hoofdletters • Wanneer gebruik je GEEN een hoofdletter? • LET OP!! • Soortnamen: hamburger, een glas bordeaux • Historische periodes: middeleeuwen • Afleidingen van feestdagen: kerstvakantie • Maanden: april • Dagen: vrijdag • Jaargetijden: winter • Windstreken: zuidwesten • Geloven: christendom, islam

  9. Meervouden van ZNW’s • Meervoud op –s • Als je het goed blijft uitspreken: gewoon vast! • MAAR ‘s: • Bij afkortingen: cd’s, lp’s, cao’s • Bij woorden die eindigen op lange klinkers (a,i,o,u,y): bikini’s, panda’s, baby’s • LET OP! Etuis, jockeys, cowboys (want geen uitspraakproblemen –en uit andere taal afkomstig) • Meervoud met –en • Normaal: gewoon vast • MAAR: • Klinkerweglating: leraar –leraren • Medeklinkerverandering: brief – brieven, • LET OP! Paragraaf -paragrafen • Medeklinkerverdubbeling: rok - rokken

  10. Meervouden van ZNW’s • Meervoud met –en • Belangrijke uitzonderingen! • Als een woord eindigt op een onbeklemtoonde –ik,-es of –et, dan verdubbelt de laatste medeklinker NIET!!! • Havik –haviken, dreumes – dreumesen, lemmet – lemmeten • Woorden op –ie • Soms gewoon een –s • Directies, kanaries • Klemtoon op –ie • Meervoud met –ën: industrie – industrieën • Klemtoon elders • Meervoud met –n en trema: olie - oliën

  11. Meervouden van ZNW’s • Meervouden met –s of –en • aardappels & aardappelen • zoons & zonen • groentes en groenten • Vreemde meervouden: • Uit het Latijn: • Basis – bases (en basissen) • Museum – musea (en museums) NIET musea’s • Datum – data (en datums) NIET data’s • MAAR: medium – media, musicus - musici

  12. Tussenklanken in samengestelde woorden • Tussen –s • BASIS: je schrijft hem als je hem hoort • stationSklok • kokSmuts • Hoor je hem niet omdat het tweede deel van de samenstelling met een s-klank begint? Vervang dan het tweede deel van de samenstelling door een woord zonder s-klank: • stationSstraat want stationSklok • personeelSchef want personeelSkamer

  13. Tussenklanken in samengestelde woorden • Tussen –N • BASIS: als het eerste deel van een samenstelling enkel een meervoud op –en heeft, dan schrijf je de tussen-n • paardeNbloem, want paard-paarden • MAAR! Geen tussen-n: • Eerste deel meervoud op –s (horloge-horloges: dus horlogemaker) • Eerste twee meervouden (groente – groenten en groentes: dus groentesoep) • Eerste deel geen meervoud: (rijst: dus rijstepap) • Eerste deel versterkt een BNW (beregoed, want bere versterkt goed) • Eerste deel geen ZNW (spinnewiel, want komt van ww spinnen) • Eerste deel verwijst naar iets unieks (maneschijn, want maar 1 maan) • Woord wordt niet meer als samenstelling gezien (elleboog, takkewijf)

  14. Verkleinwoorden • Korte klanken worden soms lang: • Blad – blaadje • LET OP! Woorden die op een klinker eindigen: • Pyjama – pyjamaatje, café – cafeetje, ski – skietje • MAAR! Baby – baby’tje • Afkortingen krijgen een apostrof: • A4’tje, tv’tje, 6’jes

  15. Aan elkaar of los • Aan elkaar: • Samenstellingen van twee of drie woorden: • Huissleutel, tweedeklascoupe, derdewereldland • Getallen tot honderd (in letters) en samenstellingen met honderd en duizend: • Vierendertig, vijftienhonderd, zesendertigduizend • Voornaamwoordelijke bijwoorden: • Waarheen, daarover, eronderdoor, hierentegen

  16. Liggend streepje • Koppelteken: • Uitspraakproblemen voorkomen: • auto-ongeluk, koffie-uurtje (de twee klinkers vormen anders een nieuwe klank) • In de naam van getrouwde vrouwen • Ellen Janssen-de Vries • In woorden met voorvoegsels adjunct, aspirant, ex, interim, niet, non, oud: • oud-leraar, adjunct-directeur • Voor een hoofdletter: • oer-Hollands, pro-Frans • Combinatie van titels en beroepen: • trainer-coach, minister-president • Aardrijkskundige namen of afgeleide woorden: • Zuid-Frankrijk, Noord-Hollander • Bij letters, cijfers, andere tekens en St of Sint: • vwo-student, 20+-kaas, $-teken, Sint-Janskerk • In woorden niet anders onoverzichtelijk worden, maar wel bij elkaar horen! • Doe-het-zelver, woon-werkverkeer, huis-aan-huisblad

  17. Liggend streepje • Weglatingsteken: • Zet een streepje op de plek waar een deel van het woord is weggelaten: • Voor- en nadelen (want delen is weggelaten) • Binnen- en buitenbanden (want banden is weggelaten) • Carnavalsfeesten en –optochten (want carnavals is weggelaten) • MAAR!! • Dure en goekope kleding (WANT GEEN SAMENSTELLING EN DUS GEEN DEEL VAN HET WOORD WEGGELATEN) • Ijsberen en bruine beren (want geen DELEN van het woord weg te laten)

More Related