1 / 38

Semantiek

Semantiek. De studie van betekenis. Vragen. Wat is betekenis? Betekenis van wat?. Wat is betekenis?. (i) Het rode licht betekent dat je niet mag oversteken. (ii) {a,b,c} betekent ‘de verzameling bestaande uit de elementen a,b,c’. (iii) Het Franse woord chien betekent ‘hond’.

bracha
Download Presentation

Semantiek

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. Semantiek De studie van betekenis

  2. Vragen • Wat is betekenis? • Betekenis van wat?

  3. Wat is betekenis? • (i) Het rode licht betekent dat je niet mag oversteken. • (ii) {a,b,c} betekent ‘de verzameling bestaande uit de elementen a,b,c’. • (iii) Het Franse woord chienbetekent ‘hond’. • (iv) Wat is de betekenis van het woord polysynthetisch? • Betekenis als denotatie, referentie, concept

  4. Wat niet? • ‘Diepere betekenis’ of ‘inherente waarde’ • Wat betekent religie voor u? • Implicatie • Als hij zijn baan verliest betekent dat armoede. • ‘Natuurlijke’ betekenis • Die wolken betekenen dat het gaat regenen.

  5. Betekenis van wat? • Natuurlijke taal • Betekenis van woorden:lexicale semantiek • Vraag: waar eindigt taalkundige kennis en begint kennis van de wereld?

  6. Meer dan woorden… • Betekenis van constituenten, zinnen. • Vraag: hoe wordt de betekenis van complexe gehelen opgebouwd uit die van woorden. • ‘Jan slaat Piet’  ‘Piet slaat Jan’ • Woordvolgorde  Subject-Object relatie  Agens-Patiens relatie.

  7. Compositionaliteit • Principe van Compositionaliteit van betekenis: betekenis van geheel is functie van de betekenis van de samenstellende delen en van de manier waarop ze zijn samengesteld. • Woorden + structuur • Semantiek altijd afhankelijk van syntaxis.

  8. Bereiksambiguïteiten I • Buiten iedere ambassade wapperde een vlag. • xy (Amb(x)  Vlag(y) & Wapper(x,y)) • yx (Vlag(y) & Amb(x)  Wapper(x,y)) • Een vlag wapperde buiten iedere ambassade.

  9. Bereiksambiguïteiten II • Buiten iedere ambassade demonstreerde een vriend van mij. • xy (Amb(x)  Vriend(y) & Dem(x,y)) • yx (Vriend(y) & Amb(x)  Dem(x,y)) • Een vriend van mij demonstreerde buiten iedere ambassade.

  10. Syntaxis en Semantiek • Hoe los je vragen over bereiksambiguïteiten op in een compositionele theorie van betekenis? • Hoe is de relatie tussen syntaxis en semantiek? (syntaxis-semantiek interface).

  11. Meer dan zinnen… • Betekenis van teksten • Is de semantiek van teksten ‘anders’ dan de semantiek van zinnen? • Ja: geen syntactische grammaticaliteit, maar discourse coherentie bepaalt welgevormdheid. • Wat is discourse coherentie? Hoe meet je dat?

  12. Semantiek in de taalkunde • Voornaamste functie van taal: • Communicatie, • Informatieoverdracht.

  13. Semantiek in de taalkunde • Communicatie • Relatie taal—cognitie—wereld. • Redeneren met taal: argumentatietheorie, logica.

  14. Spreker-hoorder relatie Hoorder Spreker Bedoelen  Zeggen Taal  kennis spreken Begrijpen  Verstaan  Horen   Spraakgeluid  

  15. Spreker-hoorder relatie Hoorder Spreker Bedoelen  Zeggen Taal  kennis spreken Begrijpen  Verstaan  Horen   Spraakgeluid  

  16. Taal-cognitie-wereld taal cognitie wereld

  17. Taal-cognitie-wereld taal cognitie wereld

  18. Taal-cognitie-wereld taal concepten waarheidcondities cognitie wereld

  19. Taal-cognitie-wereld taal cognitie wereld Conceptuele semantiek Logische semantiek

  20. Concepten en waarheid • Intensionele def. Extensionele def. K k k  K Noodzakelijke en voldoende Eigenschappen; Prototypische eigenschappen Deelverzamelings relatie

  21. Redeneren met taal • Inferentie relaties: • Entailment (logische inferentie); • Presuppositie (vooronderstelling); • Implicatuur (voor de hand liggende inferentie).

  22. Entailment • Elly heeft een langharige teckel  • Elly heeft een teckel  • Elly heeft een huisdier  • Elly heeft iets. • Want: deelverzamelingsrelatie • Nuttige toepassing: anafora resolutie

  23. Lexicon en structuur • ISA hiërarchie in lexicon: teckel  hond. • Semantiek van adjectieven in Adj+N: • Langharige teckel = langharig + teckel, dus langharige teckel  teckel • Grote muis  groot + muis, maar wel grote muis  muis • Nepbont  nep + bont  bont

  24. Anafora resolutie • Anafoor: uitdrukking die voor zijn interpretatie afhankelijk is van iets anders, bv. pronomen (hij/zij/zichzelf– welke hij?), b.v. • Jan kwam binnen. Hij had een vraag over het tentamen. • Hij = Jan • Jani kwam binnen. Hiji had een vraag over het tentamen.

  25. Definieten • Maar ook definiet (de man – welke man?) • Descriptieve content N meenemen: altijd ‘omhoog’ in de hiërarchie, soms ook ‘omlaag’, vgl: • Elly liet haar hond uit in het plantsoen. Het dier/de teckel dartelde in het rond. • Elly liet haar hondi uit in het plantsoen. Het dieri/?de teckeli dartelde in het rond.

  26. Computationele toepassing • Anafora resolutie door automatische systemen: inbouwen van entailment relaties volgend uit syntactische structuur (Adj+N) en lexicon (ISA hiërarchie). • Nuttig voor natuurlijke taal verwerkende systemen (zinnen/teksten).

  27. Presuppositie • Presuppositie triggers: talige uitdrukkingen die een presuppositie introduceren • Eva is ook naar Parijs geweest. • Elly betreurt het dat Piet niet meegaat. • Mijn fiets is gestolen! • Petra is nog ziek.

  28. Presuppositie • Zonder waarheid van de vooronderstelling geen zinnige uitspraak (i). I.t.t. entailment geldt: presuppositie blijft behouden onder negatie (ii), of in een vraag (iii): • (i) De koning van Frankrijk is kaal. • (ii) De koning van Frankrijk is niet kaal. • (iii) Is de koning van Frankrijk kaal?

  29. Accomodatie • Accomodatie: zonder tegenspraak vul je de waarheid van de presuppositie in als aanvullende kennis als je die nog niet had. • Mijn fiets is gestolen (kennelijk heb ik een fiets). • Petra is nog ziek (kennelijk was ze al ziek).

  30. Bereik en presuppositie “Onlangs gaf Condoleezza Rice een verklaring uit waarin stond dat een inval in Iran nu niet op de agenda stond van het Witte Huis. Ik keek naar het bericht op teletekst met de historicus XX. Hij zei: ‘Als het Witte Huis gaat ontkennen dat het nu op de agenda staat ga ik me pas echt zorgen maken.’ Pas door de ontkenning wordt de invasie een reële optie.” Volkskrant 19-2-’05. Bereik van niet is nu. Rest van de zin: voorondersteld als waar. Dus: invasie staat wel ‘ooit’ op de agenda.

  31. Implicatuur • Grice: implicatuur als ‘invited inference’ • Zwakste vorm van inferentie: je neemt de inferentie aan, tenzij die een tegenspraak of anderszins ongewenst resultaat zou opleveren, dan verwerp je ‘m gewoon. • Jullie mogen hoofdstuk 1 lezen. (oh, dus het hoeft niet?!)

  32. Scalaire implicaturen • Assertie van ‘zwakkere’ uitspraak betekent dat spreker ‘sterkere’ betekenis niet voor zijn rekening neemt. • Jullie mogen hoofdstuk 1 lezen. (oh, dus het hoeft niet?!) <mogen, moeten> • Een aantal mensen hebben het tentamen gehaald (oh, dus niet iedereen?!) <,> • Wilt u soep of salade (exclusief) <, >

  33. Cancel implicatuur • Jullie mogen hoofdstuk 1 lezen (of liever gezegd, het moet!). • Een aantal mensen hebben een voldoende (dat aantal is iedereen op mijn lijst!). • Wilt u soep of salade vooraf? (Allebei graag!). • Een invasie staat nuniet op de agenda (ik heb toch niks gezegd over later?!).

  34. Variatie in Betekenis • Mensen communiceren overal. • Alle talen zijn even goed in communicatie. • Menselijk denken is overal gelijkwaardig. • Dus: semantiek is universeel. • Of toch niet? • Taal en cultuur • Conceptualisering van de werkelijkheid.

  35. Om, rond (Nl) en round (En) • Soms zijn om en rond inwisselbaar: • Zij zaten om de tafel = rond de tafel • Soms niet inwisselbaar: • Zij wonen om de hoek  rond de hoek • In beide gevallen (a)round in het Engels: • They were sitting (a)round the table. • They live (a)round the corner.

  36. Minimale paren • Omweg – rondweg • Omlopen – rondlopen • Omkijken – rondkijken • Ommetje – rondje • Om + rond (Nl)  (a)round (En). • Rond: semantisch sterker, specifieker. • Om: semantisch verbleekt, algemener.

  37. Wat is rond? • Prototype rond: cirkelvormig pad. • Afzwakkingen: Zwarts (2004, 2005). • Nederlands ‘verdeelt’ de betekenissen tussen om en rond (met overlap). • Engels heeft alleen round: hele gebied. • Verbinding tussen conceptuele semantiek en waarheidsconditionele semantiek.

  38. Thema’s colleges • Natuurlijke taal tegenhangers van ingrediënten van de logica: kwantificatie, bereik, anafora. • Variatie in betekenis tussen talen (project!). • Betekenis op discourse niveau. • Verwerving van betekenis.

More Related