1 / 24

Krachten optellen en ontbinden

Krachten optellen en ontbinden. 3. Krachten optellen door constructie. 1. Vereiste voorkennis. 2. Krachten optellen die dezelfde werklijn hebben. 4. Krachten optellen na ontbinden van een kracht in zijn componenten. 5. Invulbladen. 6. Einde. Krachten optellen en ontbinden.

dixie
Download Presentation

Krachten optellen en ontbinden

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. Krachten optellen en ontbinden 3.Krachten optellen door constructie. 1. Vereiste voorkennis. 2.Krachten optellen die dezelfde werklijn hebben. 4.Krachten optellen na ontbinden van een kracht in zijn componenten. 5. Invulbladen. 6. Einde.

  2. Krachten optellen en ontbinden 3.Krachten optellen door constructie. 1. Vereiste voorkennis. 2.Krachten optellen die dezelfde werklijn hebben. 4.Krachten optellen na ontbinden van een kracht in zijn componenten. 5. Invulbladen. 6. Einde.

  3. Voorkennis (1) 1. sinus, cosinus en tangens van een hoek Ezelsbrug: sos, cas en toa sina = o/s “s” schuine zijde cosa = a/s “o” tana = o/a a aanliggende rechthoek zijde “a” Vb: a = 30° en s = 20 cm, bereken o. Geldt alleen in een rechthoekige driehoek Geg: a en s, Gevr.: o overstaande rechthoek zijde Opl.: sin30° = o/s = o/20 → o = 0,5 . 20 = 10 cm 0,5 = o/20

  4. Voorkennis (2) 2. Stelling van Pythagoras “s” “o” a “a” s2 = “a”2 + o2 =20cm =10cm Vb: a = 30°, s = 20 cm en o = 10 cm Geg: a, s en o, Gevr.: “a” Een zijde a of s noemen is vragen om moeilijkheden! Opl.: s2 = a2 + o2 → 202 = a2 + 102 400 = a2 + 100 → a = √300 = 16 cm

  5. Voorkennis (3) 3. Parallellogram Rode zijden zijn evenwijdig aan elkaar. Blauwe zijden zijn evenwijdig aan elkaar. Maak het parallellogram af: menu

  6. Krachten optellen en ontbinden 3.Krachten optellen door constructie. 1. Vereiste voorkennis. 2.Krachten optellen die dezelfde werklijn hebben. 4.Krachten optellen na ontbinden van een kracht in zijn componenten. 5. Invulbladen. 6. Einde.

  7. Krachten optellen die dezelfde werklijn hebben F1 = 50 N F1 = 50 N F2 = 30 N F1 = 30 N F2 = 30 N F3 = 50 N F2 = 20 N werklijn Fr = 50 + 30 = 80 N Fr = 50 - 30 = 20 N werklijn Fr = 30 + 20 – 50 = 0 N Fr = 0 → evenwicht

  8. Krachten optellen die niet dezelfde werklijn hebben d.m.v. constructie met een parallellogram. 115° 1. Kies een schaal, bijv. 10 N 1 cm. 2. Teken de krachten op schaal. F2 = 30 N  3 cm F1 = 50 N  5 cm

  9. 3. Teken het parallellogram. F2 = 30 N  3 cm F1 = 50 N  5 cm 4. Teken de diagonaal. 5. Meet de diagonaal op: 4,5 cm  45 N Fr = 45 N

  10. Samen een tas dragen. 3. Teken parallellogram F1 F2 Fz 1. Krachten-schaal kiezen Geg.:F1 = 7,2 N → 3,6 cm → 2,8 cm F2 = 5,6 N F1 + F2 Teken F1 + F2 4. Teken diagonaal Teken Fz Fz = 5,0 cm Evenwicht dus Fz is even groot als F1 + F2 Fz = 10 N 2. Krachten-tekenen 1 cm → 2,0 N

  11. Krachten in evenwicht: Samen een tas dragen. 2. Teken parallellogram F1 F2 Fz 1. Krachten-schaal kiezen Geg.:Fz = 10 N → 5 cm 1. Teken Fz F1 + F2 Evenwicht → F1 + F2 is even groot als Fz maar tegengesteld! • Teken • F1 + F2 Opmeten: 3. Krachten-tekenen F1 = 3,6 cm F1 = 7,2 N F2 = 2,8 cm F2 = 5,6 N 1 cm → 2,0 N

  12. Fz = 500 N. Kies schaal 500N  1 cm Er is dus ook 500 N omhoog . . . Parallellogram . . . Twee krachten van 1,8 kN en 2,0 kN om 0,500 kN te “tillen”! F2 Fz F1 Meet op: F1 = 3,5 cm = 1750 N = 1,8 kN Meet op: F2 = 4,0 cm = 2000 N = 2,0 kN

  13. 1. Kies 10 N 1 cm. F2 = 3 cm F3 = 4 cm  30 N  40 N 2. F1 = 50 N  5 cm F1 = 50 N 3. Er is evenwicht dus ook 50 N omhoog! 4. Parallellogram . . . 5. Meet F2 enF3 op . . . menu

  14. Krachten optellen en ontbinden 3.Krachten optellen door constructie. 1. Vereiste voorkennis. 2.Krachten optellen die dezelfde werklijn hebben. 4.Krachten optellen na ontbinden van een kracht in zijn componenten. 5. Invulbladen. 6. Einde.

  15. 1. Kies een x- en een y-as. Krachten optellen na ontbinden in componenten 2. Teken de x- en y-componenten F1 = 80 N y-as F1y F2= 30 N  = 30° F1x x-as F3= 10 N

  16. 3. Bereken de x- en y-componenten. F1 = 80 N y-as F1y F2= 30 N  = 30° x-as F1x F2= 10 N cos30° = F1x /80  F1x = 80.cos 30° = 69 N sin30°= F1y /80  F1y = 80.sin 30° = 40 N = 40 N = 69 N

  17. 4. Tel de x-componenten op: Totale horizontale kracht F1 = 80 N y-as F1y = 40 N F2= 30 N  = 30° x-as = 69 N F1x F2= 10 N Frx = 69 – 30 = 39 N Totale vertikale kracht 5. Tel de y-componenten op: Fry = 40 – 10 = 30 N

  18. 6. Teken Fr. y-as Fry = 30 N b Frx = 39 N x-as 7. Bereken Fr (grootte en richting): ● Pythagoras: Fr2= Frx2+ F ry2 Fr2= 392+ 302 = 2421 →Fr =√2421=49 N ●Richting (b) berekenen . . . tanb = 30/39  b = 38° = 49 N Fr Met sinb of cosb kan het ook . . . =38° menu

  19. Krachten optellen en ontbinden 3.Krachten optellen door constructie. 1. Vereiste voorkennis. 2.Krachten optellen die dezelfde werklijn hebben. 4.Krachten optellen na ontbinden van een kracht in zijn componenten. 5. Invulbladen. 6. Einde.

  20. Krachten optellen die niet dezelfde werklijn hebben d.m.v. constructie met een parallellogram. 115° 1. Kies een schaal, bijv. 10 N 1 cm. 2. Teken de krachten op schaal.  ___ cm F2 = 30 N  ___ cm F1 = 50 N

  21. 3. Teken het parallellogram. 4. Teken _______________ 5. Meet de diagonaal op: _______ cm = _______ N Fr = _______

  22. Vb. Krachten in evenwicht: Samen een tas dragen. F1 F2 Geg.:F1 = 7,2 N → ___ cm → ___ cm F2 = 5,6 N Construeer Fz Fr = ____ ●Teken F1 + F2 ● Teken Fz ● Opmeten: Fz = ____ cm Fz  Fz = _____ 1 cm → 2,0 N

  23. Vb.: Geg: F1 en a. Bereken Fr in de x- en in de y-richting. ●Teken de x- en y componenten van F1 (F1x en F1y) _____  F1x = ____________ = _____ N cos30° = _____  F1y = ____________ = ______ N sin30°= ●Horizontaal: Frx = ____________________ = _____ N ●Vertikaal: Fry = ____________________ = _____ N y-as F1 = 80 N F1y = ___ N F2= 30 N  = 30° x-as F1x = ____N F2= 10 N

  24. 6. Teken Fr. y-as Fry = 30 N b Frx = 39 N x-as 7. Bereken Fr (grootte en richting): ●Pythagoras: Fr2= Frx2+ F ry2 Fr2= ________________ → Fr = ______ ● Richting (b) berekenen . . . tanb = _____  b = _____ Fr = ____ N =___°

More Related