1 / 12

Erfelijkheid

Erfelijkheid. Basisstof 1 t/m 2 Genotype en Fenotype Geslachtschromosomen. Genotype en Fenotype. Fenotype Chromosomen Genotype DNA Lichaamscel. Fenotype. Fenotype Het uiterlijk van een organisme. Zichtbare eigenschappen. Ogen: Blauw, Groen, bruin, grijs, enz.

Download Presentation

Erfelijkheid

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. Erfelijkheid Basisstof 1 t/m 2 Genotype en Fenotype Geslachtschromosomen

  2. Genotype en Fenotype • Fenotype • Chromosomen • Genotype • DNA • Lichaamscel

  3. Fenotype • Fenotype • Het uiterlijk van een organisme. • Zichtbare eigenschappen. • Ogen: Blauw, Groen, bruin, grijs, enz. • Haar: Bruin, blond, zwart, rood, enz. • Huidskleur: Blank, Donker enz. • Neus: Haakneus, aardappelneus enz.

  4. Chromosomen • Chromosomen • Bevatten informatie voor erfelijke eigenschappen. • Bevinden zich in de celkern. • DNA • De stof waaruit chromosomen opgebouwd zijn. [ACTG] • De combinatie van ACTG zorgt voor de informatie.

  5. Genotype • Genotype • Informatie van alle erfelijke eigenschappen noemen we het genotype • Het genotype is niet zichtbaar. • Het genotype zorgt voor de uitdrukking van het fenotype.

  6. DNA • DNA: • Bestaat uit nucleotiden: Adenine, cytosine, guanine en thymine. • DNA vormt het chromosoom. • Adenine vormt een paar met thymine. • Cytosine vormt een paar met guanine.

  7. Lichaamscel • Het kleinste deel van je lichaam. • Lichaamscellen bevatten organellen. • Een van deze organellen is de celkern. • De celkern bevat chromsomen. • De chromosomen bestaan uit DNA. • DNA bepaald ons genotype. • Genotype + je omgeving bepaald je fenotype.

  8. Van DNA tot fenotype. • DNA • Chromosoom • Genotype • Genotype + milieu = Fenotype. • Voorbeelden: • Geverfd krullend haar, haarkleur is milieu. Krul is genetisch samen fenotype. • Gepermanent blond haar, permanent is milieu, blond haar is genetisch samenis dit het fenotype.

  9. Geslachtschromosomen • X- Chromosoom • Y- Chromosoom • Geslachtschromosomen

  10. X-chromosoom • X-chromosoom is het vrouwelijke geslachtschromosoom. • Het x-chromosoom bestaat uit meer DNA dan het Y-chromosoom. • Twee XX chromosomen betekend een meisje.

  11. Y-chromosoom • Y-Chromosoom is het mannelijke geslachtschromosoom. • Het Y-chromosoom bestaat uit minder DNA dan het X-chromosoom. • Twee XY chromosomen betekend een jongetje.

  12. Geslachtschromosomen • De mens heeft 23 paar chromosomen. • 23e paar zijn de geslachtschromsomen.[XX]-[XY] • YYX 23e paar geslachtschromosoom. • XXX 23e paar geslachtschromosoom

More Related