70 likes | 188 Views
A. 50. 50. A. B. B. Elk deeltje dat door component A gaat, kan niet door component B. Elk deeltje dat door component A gaat, moet ook door component B. 50. 50. De lamp gaat uit wanneer je de schakelaar indrukt. De lamp gaat aan wanneer je de schakelaar indrukt.
E N D
A 50 50 A B B Elk deeltje dat door component A gaat, kan niet door component B. Elk deeltje dat door component A gaat, moet ook door component B.
50 50 De lamp gaat uit wanneer je de schakelaar indrukt. De lamp gaat aan wanneer je de schakelaar indrukt.. De schakelaar opent een nieuwe stroomkring langs de lamp. De schakelaar onderbreekt de stroomkring die door de lamp gaat.
50 50 Wanneer een lampje kapot gaat, brandt het andere lampje gewoon door. Wanneer een lampje kapot gaat, gaat het andere lampje ook uit Beide lampjes hebben hun eigen stroomkring. Een kapot lampje onderbreekt de enige stroomkring.
B Hoe zijn lampjes A en B geschakeld? serie A Hoe zijn lampje A en de batterij geschakeld? serie Hoe zijn lampje B en de batterij geschakeld? serie
Hoe zijn lampjes A en B geschakeld? parallel A Hoe zijn lampje A en de batterij geschakeld? B serie Hoe zijn lampje B en de batterij geschakeld? serie
Hoe zijn lampjes A en B geschakeld? serie Hoe zijn lampje B en de batterij geschakeld? serie Hoe zijn lampjes B en C geschakeld? B parallel A C
A 50 50 A B B Elk deeltje dat door component A gaat, kan niet door component B. Elk deeltje dat door component A gaat, moet ook door component B.