1 / 34

Hoofdstuk 3

Hoofdstuk 3. Gegevens verwerven. Bij de analyse van gegevens 2 doelstellingen: 1. Exploratieve data-analyse geen specifieke vragen onbekende gegevens, grafisch bekijken patronen zoeken, nieuwe vragen, verder onderzoek zelden overtuigende bewijzen 2. Formele statistische inferentie

holleb
Download Presentation

Hoofdstuk 3

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. Hoofdstuk 3 Gegevens verwerven

  2. Bij de analyse van gegevens 2 doelstellingen: • 1. Exploratieve data-analyse • geen specifieke vragen • onbekende gegevens, grafisch bekijken • patronen zoeken, nieuwe vragen, verder onderzoek • zelden overtuigende bewijzen • 2. Formele statistische inferentie • antwoorden op specifieke vragen • minder grafisch, vooral numeriek • maat voor betrouwbaarheid van conclusies

  3. 3.1. Eerste stappen • Wat meten : variabelen ? • Hoe meten : instrumenten of methoden ? • ONTWERPEN : methodiek voor het verwerven van data

  4. A. Waar kan men gegevens vinden ? • Voorbeeld : Hoe vaak komt dit fenomeen voor in de populatie ? • Anekdotisch bewijsmateriaal : lukraak gekozen individuen, niet representatief • Beschikbare gegevens : kunnen vroeger verkregen data een antwoord bieden • Nieuwe data verwerven door steekproeftrekking of experimenten

  5. B. Steekproeftrekking • Steekproeftrekking : een gedeelte bestuderen (steekproef) om zicht te krijgen op het geheel (populatie) • Opdat conclusies zouden gelden voor de hele populatie moet steekproef goed gekozen worden

  6. C. Experimenten • In steekproef : info verzamelen zonder iets te veranderen • In experiment : effect van ingreep meten • DE manier om oorzaak-gevolg relatie vast te stellen • DE methode die gebruikt wordt om kennis te verzamelen in de wetenschap

  7. 3.2. Proefopzet : opzet van experimenten • Basisterminologie : • elementen of proefpersonen • experimentele conditie of behandeling • Voorbeeld : medicijn voor beter presteren • medicijn A en B (Factor 1 met 2 niveaus) • tijdstip 10’ 20’ 30’ (Factor 2 met 3 niveaus)

  8. Factor 1 : tijd (3niveaus) Factor 2 : Medicijn (2niv) => 6 experimentele condities of behandelingen

  9. Alle andere factoren worden constant gehouden in een experiment • DUS conclusies van 1 variabele op een andere • Goed bewijs leveren van een causaal verband • In experiment kunnen ook interacties tussen factoren bekeken worden • bv. 10’ medicijn A effectief en 30’ medicijn B

  10. A. Vergelijkende experimenten • Meest eenvoudig opzet : waarneming pre - behandeling - waarneming post pijn - medicijn - pijn • MAAR placebo-effect • DUS : NIET 1 behandeling behandelingen VERGELIJKEN => gebruik maken van een controlegroep

  11. Placebo = schijnbehandeling • Placebo effect: positief reageren ook al is er maar een schijnbehandeling (wegens vertrouwen in de arts of hoop op genezing, verwachting) • In experiment : beheersing van de effecten van externe variabelen (bv. omgeving, vertrouwen in arts, verwachting, …) • Vertekening : als systematisch bepaalde uitkomsten bevoordeeld worden • bv. medicijn zonder controlegroep

  12. B. Randomisatie • Indien twee groepen in een experiment vergeleken moeten worden, moeten deze groepen ook vergelijkbaar zijn • Twee groepen koppelen of matchen op bepaalde variabelen bv. leeftijd, geslacht, conditie, … • MAAR : verborgen variabelen, moeilijk meten

  13. Beter : randomisatie = toewijzen aan een groep op basis van toeval gerandomiseerde toewijzing groep 1 groep 2 behandeling 1 behandeling 2 vergelijk reacties

  14. Door toewijzing op basis van toeval • geen systematische verschillen tussen groepen • wel toevallige verschillen tussen groepen • Bij vergelijking tussen groepen na behandeling : • verschil dat te groot is om toegeschreven te worden aan toeval = STATISTISCH SIGNIFICANT = toe te schrijven aan de behandeling • groepen moeten wel voldoende groot zijn !!

  15. Basisprincipes van experimenten : 1. Beheersing door vergelijking 2. Randomisatie bij toewijzing 3. Herhaling op voldoende proefpersonen

  16. C. Hoe randomisatie doen • Briefjes trekken uit een hoed • Tabel van toevalscijfers gebruiken (Tabel B) • Volledig gerandomiseerd : als alle onderzoekseenheden op toevallige wijze zijn toegewezen

  17. D. Waarschuwingen bij experimenten • Verborgen vertekening : ene groep anders behandelen dan andere groep => oplossing : dubbelblind experiment : proefpersoon en proefleider weten niet in welke groep proefpersoon zit • Gebrek aan realisme : opzet van experiment is te verschillend van realiteit : goede kennis van vakgebied is noodzakelijk

  18. E. Andere proefopzetten • Naast volledig gerandomiseerd proefopzet • Ontwerp van gekoppelde paren : • niet volledig random • blokken op grond van belangrijkste onvermijdelijke bronnen van variabiliteit • binnen de blokken opnieuw randomiseren • Voorbeeld : indien geslacht een rol speelt : eerst blokken op basis van geslacht

  19. Proefpersonen Mannen Vrouwen Th1 Th2 Th3 Th1 Th2 Th3 Vergelijken Vergelijken

  20. 3.3. Een steekproeftrekking ontwerpen • Basisterminologie: • hele groep = populatie • elementen zijn leden van de populatie • steekproef is gedeelte van populatie dat wordt onderzocht • Vertekening of systematische fouten door sommige delen van populatie te bevoordelen • bv. vrijwillige reactie (70% geen kinderen meer)

  21. A. Enkelvoudige aselecte steekproef • Op zo een manier gekozen dat elke verzameling met n elementen evenveel kans heeft om de steekproef te zijn • Systematische aselecte steekproef : bv. elke 7de van de lijst : • wel elke eenheid evenveel kans • niet elke verzameling eenheden evenveel kans

  22. B. Gestratifieerde steekproeven • Kanssteekproeftrekking : elk lid heeft op voorhand een gegeven kans om getrokken te worden (indien iedereen gelijk = EAS) • Gestratifieerde aselecte steekproef • stratum op voor hand bepalen • dan EAS uit de verschillende strata

  23. Strata (cfr. Blokontwerpen) : feiten die op voorhand bekend zijn: stratum = groepen van overeenkomstige individuen • Bv. Stratifiëren op : • Geslacht • Leeftijd • SES • Gezondheidskenmerken (rokers vs niet-rokers)

  24. C. Getrapte steekproeven • Getrapte steekproef : bv. 1. steekproef van gemeenten 2. steekproef van postcodes uit gemeenten 3. steekproef van straten uit postcodes 4. steekproef van huisnummers uit straten • Dit kan ook via gestratifieerde steekproef : • Plattelandsgemeenten, stadsrand, stad

  25. D. Waarschuwingen bij steekproefonderzoek • Onvolledige dekking : populatie niet volledig opgenomen in lijst • Nonrespons : meer dan 30% • Vertekende reactie : • suggestie van ondervrager, ras, geslacht, ... • liegen van ondervraagde, vergeten, “telescoop-effect”, … • Formulering van vragen

  26. 3.4. Naar statistische inferentie • Statistische inferentie : conclusies over populatie op basis van resultaten van steekproef • Gebaseerd op wetten van de kansrekening : dus randomisatie van data is zeer belangrijk • Terminologie : • parameter : getal dat de populatie beschrijft • steekproefgrootheid : getal berekend uit de data

  27. A. Steekproefvariabiliteit • Voorbeeld : • parameter: hoeveel % gaat niet naar de kerk • steekproefgrootheid : 1035 op 1785 = 58% • parameter p is onbekend en wordt geschat op basis van steekproef • p = 58% is dat een nauwkeurige schatter ? • Steekproefvariabiliteit bv 56% in andere steekproef

  28. B. Steekproefverdelingen • Bij herhaald trekken van steekproeven krijgen we verschillende waarden maar met een zekere verdeling • STEEKPROEFVERDELING : de verdeling van de waarden die een steekproefgrootheid aanneemt bij alle mogelijke steekproeven van dezelfde omvang uit één populatie • Kenmerken : symmetrische verdeling dicht bij normaalverdeling, centrum van de verdeling is p

  29. C. Vertekening van een steekproefgrootheid • Vertekening : systematische fouten in het schattingsproces zodat p in dezelfde richting afwijkt van p • Zuivere schatter : een steekproefgrootheid is een zuivere schatter als de verwachting (gemiddelde) van de steekproefverdeling gelijk is aan de werkelijke waarde van de parameter

  30. D. Variabiliteit van een steekproefgrootheid • Variabiliteit van een steekproefgrootheid wordt gemeten door de spreiding van zijn steekproefverdeling • Vertekening en variabiliteit zijn afzonderlijke kenmerken • Grotere steekproeven geven minder variabiliteit

  31. Variabiliteit gemeten door spreiding of standaardafwijking • 68-95-99.7 regel : 95% tussen -2 en +2 standaardafwijking • Als het gemiddelde 60% is dan • bij 100 personen tussen 50% en 70% • bij 2000 personen tussen 57% en 62% • Variabiliteit hangt af van steekproefgrootte NIET erg van de omvang van de populatie • Of je nu uit grote of kleine populaties steek-proef neemt : dezelfde grootte steekproef is nodig voor betrouwbare resultaten

  32. E. Vertekening en variabiliteit • Vertekening = schieten buiten de roos • Roos = de grootheid in de populatie • Hoge variabiliteit = schoten liggen wijd verspreid om het doel • Lage variabiliteit = herhaalde schoten liggen dicht bij elkaar

  33. Hoge vertekening Lage vertekening Lage variabiliteit Hoge variabiliteit Hoge vertekening Lage vertekening Hoge variabiliteit Lage variabiliteit

  34. F. Waarom randomiseren • Door randomisatie : • Wetten van kansrekening • Bij benadering normale verdeling • Vertekening is minimaal • Variabiliteit kan klein gemaakt worden door steekproef te vergroten => Op basis daarvan uitspraken doen over de populatie op basis van de steekproef

More Related