1 / 26

Hoofdstuk 3

Hoofdstuk 3. Nederland = representatieve democratie Wat betekent dit??. Verandering van Republiek naar Constitutionele Monarchie. Bataafse Republiek. Staatsgreep van Patriotten (per stad namen de patriotten het bestuur over) Willem V vluchtte naar Engeland.

ralph
Download Presentation

Hoofdstuk 3

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. Hoofdstuk 3

  2. Nederland = representatieve democratie Wat betekent dit??

  3. Verandering van Republiek naar Constitutionele Monarchie.

  4. Bataafse Republiek • Staatsgreep van Patriotten (per stad namen de patriotten het bestuur over) • Willem V vluchtte naar Engeland. • Verkiezingen voor de Nationale Vergadering. (via districtenstelsel-126 distr.) • Overleg over opstellen grondwet leidde tot felle discussie.

  5. Wat was de invulling van de Bataafse Republiek? Eenheidsstaat (Unitarissen) of Federatie van zelfstandige gewesten.(Federalisten)

  6. Via staatsgreep die door de Fransen werd gesteund, kregen de radicale Unitarissen de macht in handen. Zij gingen de grondwet maken. De ‘democratische’ eenheidsstaat bleef rommelig en liep al snel ten einde.

  7. 1814: weer monarchie. (erfelijk) (Congres van Wenen) Willem I 1814 – 1840 1815: nieuwe grondwet (veel beslissingen via Koninklijke Besluiten) Willem II 1840 1849 kreeg te maken met voedselrellen en 1848 revolutie-dreiging.

  8. 1848: Willem II veranderd zonder overleg met ministers de grondwet in democratische zin. Dus in 24 uur veranderde Willem II van conservatief naar liberaal. Thorbecke mocht de grondwet aanpassen.

  9. Verandering: rechtstreekse verkiezingen voor de Tweede Kamer. • Maar door censuskiesrecht nog geen echte democratie. • Thorbecke bracht de Gemeentewet en Provinciewet, dit vormde de basis voor de bestuurlijke organisatie met drie bestuurslagen.

  10. Willem III ~ niet populair. • Hij vond het moeilijk zich bijvoorbeeld niet met geloofskwesties te bemoeien. (resultaat is dat Thorbecke ontslag nam)

  11. 1848 ~ 1868 • Veel conflicten tussen regering (koning en ministers) en Tweede Kamer. • Oplossing conflict was dat de Koning gewoon de Tweede Kamer ontbond. • Pas in 1868 verandering hierin ~ Gewoonterecht = bij een niet op te lossen conflict tussen ministers en parlement biedt het kabinet zijn ontslag aan.

  12. opdracht 2 • a In de Nationale Vergadering ontstonden grote tegenstellingen over welke personen kiesrecht mochten krijgen en over de staatsvorm. Na meer dan een jaar overleg werd het moeizaam bereikte compromis verworpen. Na een staatsgreep kregen radicale Unitarissen de macht in handen..Hun tegenstanders werden uit de Nationale Vergadering gezet. Vervolgens was binnen drie maanden de grondwet gereed. Nederland werd een eenheidsstaat. Op locaal niveau werden maatregelen echter vaak geboycot. In 1801 werd de grondwet, na opnieuw een staatsgreep, buiten werking gesteld. Een nieuwe grondwet verzwakte de positie van de Nationale Vergadering. b Feit: soldaten zijn teruggestuurd naar hun kazernes. Meningen: Bataafse 'vernieuwing'; vervolgt 'vredig' haar bezigheden. De beschrijving wordt gegeven door een aanhanger van de Unitarissen. Hij vindt de resultaten een vernieuwing en wil de onrust zo veel mogelijk verzwijgen. c Gewezen kan worden op de uitbreiding van het kiesrecht. De uitsluiting van de Oranjeklanten en de Federalisten was terecht. Dit waren bewegingen die pasten bij de situatie van voor 1795: toen was er geen democratie. De sociaaleconomische onafhankelijkheid was noodzakelijk om niet omgekocht te worden bij het stemmen. d Thorbecke was ook voorstander van een eenheidsstaat. Hij was bovendien voorstander van censuskiesrecht (sociaaleconomische onafhankelijkheid), maar wilde verder niemand vanwege zijn politieke opvattingen uitsluiten. 12

  13. opdracht 3 • a. Russische en pruisische troepen • b. Zee is vrij (einde continentale stelsel) • c. tegenstellingen zijn er niet meer • d. bestuur weer vd rijken. • machtshebbers van voor franse tijd zijn terug. 13

  14. opdracht 4 • a. Herstel oude machtsstructuur: dus weer monarchie • b. Congres van Wenen was er voor overleg. Afspraak over nieuwe grenzen, zorgen voor rust (geen revolutie) • c. Willem regelde veel dingen via koninklijke besluiten. 14

  15. Opdracht 5: • veranderingen die hebben bijgedragen tot grondwetswijziging: • angst voor revolutie (1848: revolutiejaar Europa) • Onvrede Liberalen (over bewind Willem II) • Economische problemen (voedselrelletjes) • Invloed kleine krantjes (liliputters) --> veroorzaakten onrust, riepen arbeiders op om zich te organiseren 12

  16. 3.3 • Inspiratie socialisme = Marxisme • klassenstrijd! • Oplossing: via revolutie kan de onderlaag de macht grijpen • Maar --> revolutie ontstond niet spontaan. • Dus: 2 mogelijkheden • georganiseerde revolutie • gebruik maken van democratie (sociaal-democraten) 15

  17. 3.3 Socialisten: SDB: eerste arbeiderspartij van ons land. leider = Domela Nieuwenhuis 1887: Nieuwenhuis als eerste socialist in de Tweede Kamer.

  18. In de Tweede Kamer werd niet goed naar hem geluisterd oplossing: acties buiten het parlement. • Niet iedereen binnen de SDB was het hier mee eens  zij gingen een aparte groep vormen = SDAP o.l.v. Troelstra.

  19. 1897: SDAP met kleine fractie in de Kamer. • SDAP werd erg succesvol. • Zij streefden naar Algemeen kiesrecht • 1917: Algemeen kiesrecht • Vrouwen teleurgesteld via initiatiefwet 1919: vrouwenkiesrecht. (Marchant)

  20. De democratische staat was door het algemeen kiesrecht een feit. • Toch tijdens Interbellum: populairste partijen: de Confessionelen

  21. 3.4 • Districtenstelsel: resulteerde niet in een democratische vertegenwoordiging van het volk. • (niet iedere stem telde even zwaar door bijvoorbeeld verschillen in bevolkingsdichtheid)

  22. Dus kwam er het Stelsel van evenredige vertegenwoordiging: • Iedere partij krijgt zoveel zetels in de Tweede Kamer als het aantal keren dat de kiesdeler wordt behaald. • Kiesdeler = het aantal uitgebrachte stemmen delen door het aantal zetels in de Kamer.

  23. Raad van Europa (1949) en Verenigde Naties. • 1951: EGKS betekenis? • waarom? • 1957: EEG: Betekenis? • Waarom? • 1991: EU: Betekenis? • waarom? 22

  24. 3.5 • Na W.O. II: oprichting Raad van Europa (1949) en Verenigde Naties. • 1951: EGKS supranationaal toezicht op gebruik grondstoffen die belangrijk zijn voor oorlogsvoering. • 1957: EEG: gemeenschappelijke markt en gezamenlijk economisch beleid. • 1991: Europese Unie: politieke integratie (euro) • Europese wetgeving gaat boven nationale wetgeving.

  25. 2004: Europese grondwet  door REFERENDUM afgewezen.

  26. FILM: Deans

More Related