40 likes | 153 Views
Studie v/d structuur v/d subjectieve ervaring Communicatie technieken Modelleren van Excellentie. Overtuigingen. Interne Weergave (denken). Extern Gedrag (doen). Interne toestand (voelen). Criteria Waarden. Context. Structuur van de Subjectieve ervaring. Vc Ac K. Vr Ar Ad.
E N D
Studie v/d structuur v/d subjectieve ervaring Communicatie technieken Modelleren van Excellentie Overtuigingen Interne Weergave (denken) Extern Gedrag (doen) Interne toestand (voelen) Criteria Waarden Context Structuur van de Subjectieve ervaring Vc Ac K Vr Ar Ad Doel Hindernis (b) Doel toestand Hulpbron (a) Huidige toestand Oorzaak (c) (d) Hulpbronnen oproepen 1) Fysiologie 2) Referentie-ervaringen(wat heb je nodig, wanneer had je dat) 3) Oudere zelf 4) Contrasteren(wanneer heb je meegemaakt dat het wel goed ging) 5) Polariteit(wat is het tegenovergestelde gevoel) 6) Provocatieve polariteit 7) Rolvoorbeeld TOTE Doelgericht handelen Ik Jij TEST EXIT 1e positie (associatie) 2e positie (associatie) INPUT Observator OPERATE 3e positie (dissociatie / Metapositie) NLP • Principes • 1) Vooronderstellingen • Overtuiging bepaalt gedrag, en overtuiging is een keuze. • 2) Rapport • Afstemmen tot je rapport hebt, dan pas gaan leiden. • 3) Doelen • Het brein heeft een doel nodig. • 4) Hindernissen • Wat je tegenhoudt, bepaalt wat je nodig hebt. • 5) Hulpbronnen • Je latente vermogens inzetbaar maken. • 6) Ecologie • Positief voor totale mens, lange termijn/ grote geheel • 7) (V/K) Associatie en dissociatie • Associatie geeft gevoel, dissociatie geeft ruimte • 8) Lichaamstaal • Het lichaam geeft als eerste antwoord • 9) Metamodel • Wat is de beleving achter de woorden? • 10) Submodaliteiten • Hoe je het weergeeft bepaalt wat het je doet. • 11) Innerlijke strategieën • Een vermogen is een patroon van denkstappen. • 12) Gedeelten • Parallelle doelen scheppen gedeelten. • 13) Betekenis-reframing. • De feiten kunnen alles betekenen. • 14) Ankers • Gelijktijdige belevingen raken gekoppeld. Logische niveaus • Vooronderstellingen • De kaart is niet het gebied. Beperkingen liggen in je wereldmodel. • De werkelijkheid wordt geschapen in je eigen beleving. Het gebied is meer dan elke kaart • Lichaam en geest zijn een cybernetische eenheid. • Het onbewuste is minstens even belangrijk als het bewuste denken. • De betekenis van je communicatie is de reactie die je oproept. • In communicatie bestaat geen mislukking, alleen feedback. • Mensen hebben positieve hulpbronnen beschikbaar voor positieve verandering. • Als iemand iets kan, kan ik het leren (en omgekeerd) • Ieder gedrag heeft een positieve bedoeling. Ieder gedrag was ooit iemands best keuze Modaliteiten en submodaliteiten • Speelveld / relationeel kader (contract) • alles wat gebeurt waardeer ik positief • Overtuiging bepaalt gedrag en overtuiging is een keuze Rapportcirkel Omgaan als met een goede vriend Eerst afstemmen dan pas leiden rapport variabelen Het wereldbeeld van de cliënt Rapport variabelen Criteria (!!!) Stemtoon Spreekvolume / -ritme Sleutelwoorden Predikaten Ademhaling Lichaamshouding Bewegingsritme Gebaren Emotionele toestand Cultuur Huidige toestand Ecologie test Ecologie test • White box: • Wat heb je nodig • Wat houdt je tegen • Hoe komt het • Wat is het verschil • Technieken • Referentie, Contrast, Rolvoorbeeld • Rapport stijl • Het NLP-gesprek • Ankers integreren • Change personal history • Six-step reframing • Visual Swish • Onderhandelen tussen 2 delen • Circle of excellence • Submodaliteiten overbrengen • IJken / Calibration classic • Probleemoplossen via metaforen • Probleem-strategie modelleren • Metamodel • Reframing • Binnen-buiten model • Persoonlijke tijdlijn • Sociaal panorama Hindernissen Future pace Metamodel 1) Ik moet X Wat als je X niet doet 2) Ik kan niet X Wat weerhoudt je X te doen 3) Vaag zelfstandig naamw. X Welke X met name 4) Vaag werkwoord X X-en, hoe precies 5) Weglating Ontbrekende deel vragen 6) Halve vergelijking Andere helft vragen 7) Nominalisatie (proces ding) Hoe gaat dat proces precies 8) Alles-of-niets uitspraak Geen enkele uitzondering 9) Oorzaak-gevolg stelling Hoe veroorzaakt ‘t een ‘t ander 10) Gedachten lezen Hoe weet je dat 11) Eeuwige waarheid Wie beweert dat • Doelen (Speer) • 1) Specifiek/context waarin • 2) Positief geformuleerd • 3) Eigen controle • 4) Ecologisch/ethisch • Resultaat toets-/meetbaar • Functies van doelen • 1) Betere emotionele toestand • 2) Doorbreken van fixaties • 3) Richting gevend bij het zoeken naar hulpbronnen • 4) Opsporen van belemmeringen • 5) Versterken van de motivatie • Basis voor een contract • Voorwaarden • 1) Geloofwaardig • 2) Alternatief / nieuw • 3) Vertaalbaar / relevant • 4) Definitief probleemoplossend • Doelen verdiepen • Hierarchie van doelen • Doel achter het doel achter het doel … Waarnemingsposities Jezelf / de ander bezien vanuit Ankeren Ervaringen onder de knop 1) Te ankeren ervaring 2) Associeer in de referentie-ervaring (stap er in) 3) Vestig het anker (observeer, breng aan) 4) Onderbreek de toestand 5) Test het anker (activeer en observeer)
Modelleren • Doelvermogen kiezen, eigen ecologie- en motivatietest • Experts zoeken, observeren, met jezelf contrasteren, coderen in patronen • Neem vermogen over, verwerk hindernissen • Observeer andere experts en tegenvoorbeelden • Maak NLP-techniek; • doelen, criteria duidelijk, volgorde en iedere stap functioneel en duidelijk • Leer het doelvermogen; • patronen overdragen • Hulpbron toevoegen • Onderzoek de probleemsituatie • Zoek de trigger voor deze situatie • Zoek een hulpbron en anker • Koppel de hulpbron aan de trigger • Check of ‘t zonder anker ook werkt Metapositie Stap 2 + 5 Reframe Zelf Positieve intentie Ander • Ankers integreren • Collapsing anchors • Interne weergave v/h negatieve gevoel (geassocieerd) • Anker dit gevoel (negatieve anker) • Interne weergave v/h tegenovergestelde gevoel (geassocieerd) • Anker dit gevoel (positieve anker) • Activeer beide ankers • Test zonder ankers • Future pace + ecologie “jij zegt dat <feit> betekent <betekenis>, maar je zou net zo goed kunnen zeggen dat <feit> betekent <nieuwe betekenis>” Probleem ruimte stap1 + 6 Hulpbron Ruimte Stap 3 + 4 • Bij uitspraak die: • Belemmerend is • Erg abstract is • Moeilijk verifieerbaar is Stap 4 Irritant gedrag Irritant gedrag Stap 5 • Doorvragen naar : • Feit: wat leid je daar uit af • Betekenis: hoe weet je dat • Criterium: wat vindt je belangrijk • Bateson strategie • Kruisbestuiving • voor • vastgelopen • processen • Plaats het probleem in de probleemruimte (Pr) • Anker, associeer, stel vast hoe het verloopt • Schep een metapositie • Anker, kies iets dat je goed kunt • Maak hulpbronruimte (Hr) met hulpbronervaring • Anker, associeer, stel vast hoe dit loopt • Vertaal het probleem naar de Hr ruimte toe • Als dat wat er in de Pr gebeurt, als zoiets in de Hr zou gebeuren, wat is dat dan. Hoe los je dat hier op? • Ga naar de metapositie • Vertaal de oplossing naar de probleemruimte • Stap in de probleemruimte • Associeer met de oplossing • Future pace • (een vermogen berust op een patroon van denkstappen) • Change personal history • Overleg waar de lijn loopt, waar heden is • Veranker het belemmerende gevoel • Voel hoe je je toen voelde • Ga met dit zoekanker terug in de tijd • Wanneer dit gevoel eerder gehad • Geef ieder keer een codenaam • Ga tot de vroegste herinnering • Welke hulpbron ontbrak toen? • Zoek 1 á 2 hulpbron bij die eerste ervaring • Welke (nu beschikbare) hulpbron was nodig • Anker die hulpbron(nen) • Ga vlak voor de eerste ervaring staan • Test ecologie en effectiviteit van de hulpbron • Ok? / bezwaren? • (meer hulpbronnen nodig? Zie 3) • Gebruik de hulpbron bij de volgende situaties • Loop alle situaties na, verander wat nodig is • Future pace • Ook ok voor de toekomst • Stap de toekomst in op de lijn • Ontbreekt er nog iets? Doel toestand • Visual swish (zwiep) • Definieer de hindernis in het NLP-gesprek • Voel en zie het probleem (P) • Toekomstig zelfbeeld als hulpbron. • Zie jezelf in toekomst als je terugdenkt aan dit probleem. Hulpbron-beeld (H). Maak dit beeld groot en helder . Welk geluid hoort er bij. • Maak beeld (H) klein en weer groot (5x) • Van groot tot een puntje en weer groot • Probleem (P) uitwisselen met hulpbronbeeld (H) • Denk aan de hindernis met gevoel en beeld. Kijk en voel probleembeeld (P). Plaats ‘t puntje van (H) midden in (P) en laat dit puntje snel uitgroeien tot (H) en probleembeeld (P) overdekken. • Doe dit een aantal keren (5x) • Met iedere keer een break • Future pace en ecologietest. • Disney strategie • Denkstijlen • A) Criticus (Ad) • Positief, constructief, normerend, criteria • B) Dromer (Vc) • Creatief, ongeremd, fantaseren • C) Realist (K) • Vertaal ideeën naar concrete plannen • Stappen • Veranker denkstijlen • (Criticus, Dromer, Realist) • Bepaal doel • Stap in Criticus • Stap in Dromer • Stap in Realist • Evalueer plan (Criticus) • TOTE: niet goed? Terug naar 3 • Future pace en ecologie META Huidige toestand Hulpbron Jezelf in een nieuwe identiteit zien Doel Exit Criticus Dromer Realist • Circle of excellence • Kies drie hulpbronnen • Algemene hulpbronnen, emoties, vermogens, ... • Maak een lichtende cirkel • Op de vloer, hard, glad, kleur, ... • Roep de herinnering aan de hulpbron op • Heel sterk, alle zintuigen, zoek trefwoord • Laad de cirkel op • Versterk het gevoel, laat de situatie achter, stap in de cirkel • >>Herhaal dit voor alle hulpbronnen • Combineer de hulpbron in de cirkel • Stap in de cirkel, stapel de hulpbron, noem een trefwoord, voel je houding, maak gebaar, ademhaling • Leg de cirkel in de toekomst • Denk aan de toekomst, ga goed staan, maak het gebaar, voel de hulpbronnen • Ervaar de nieuwe mogelijkheden. Herinnering 1 Hulpbron 1 Naast de lijn Naast de lijn Op de lijn Op de lijn Op de lijn X Y Herinnering 2 Positieve Intentie Positieve Intentie Hulpbron 1 Intentie X Gedrag A • De WIP WAP • Er is een innerlijk conflict • Tussen X en Y • Ga met X mee, overdrijf • Associeer met X, tot partner omgaat • Ga met Y mee, overdrijf • Associeer met Y, tot partner omgaat • Enzovoort • Ga door tot client zelf • Integreert. • “raar dat ik dit als tegenstelling zie” Waardering Waardering Herinnering 3 Hulpbron 1 Intentie X Gedrag B Gezamenlijke hogere positieve intentie • Six step reframing • Stel het ongewenste gedrag vast: A • Wat doe je dat je niet wilt, • Wat doe je niet wat je wel wilt • Benoem het gedeelte (X) • Vraag een positieve naam, anders renamen • Leg contact met X • Vraag om ‘n signaal (sterker: ja, zwakker: nee) • Zoek de positieve intentie • Stem in met de positieve intentie • Leg het probleem uit • Roep een creatief gedeelte te hulp • Vraag instemming, activeer creatief deel en • vraag alternatieven voor A: B, C, D • Vraag deel X alternatieven te gebruiken • Deel X raakt niets kwijt. Vraag om (een proef periode) met gedrag B, C, D te werken • Test ecologie • Zijn er nog andere delen die bezwaar hebben? Gewenste Gedrags- verandering Gewenste Gedrags- verandering • Binnen buiten model • Storend gedrag van een ander • Wat is het dat je irriteert • Zoek eigen corresponderende deel • Dat net zo denkt of voelt • Zoek positieve intentie • Wat probeert dit (jouw) deel te bereiken • Zoek alternatieven • Hoe dit op een andere manier te bereiken • Vertalen in gedrag / future pace • Hoe de nieuwe hulpbron toe te passen in contact met de ander. Wat anders doen • Test ecologie • Andere delen die bezwaar hebben tegen nieuw manier van omgaan met de ander. Feit Bete- kenis Over te nemen hulpbron Over te nemen hulpbron Criterium VAKO/G Gewenst Ongewenst • Overbrengen van submodaliteiten • IJk gewenste en minder gewenste toestand • Identificeer van beide de kritische submodaliteiten • Definieer de verschillen • Anker submodaliteiten van gewenste toestand • Breng submodaliteiten van gewenste toestand over naar minder gewenste toestand Samenwerking Integratie Nieuw gedrag Future pace en ecologie NLP technieken • Als-of-kader (1) • Stel dat je je doel hebt bereikt over X periode • Hoe ben je daar in geslaagd? • Verdeel de periode X in drieën • Wat deed je vlak voor je X had (3e deel) • Hoe begon je (1e deel) • Verdeel tussenliggende stuk (2e) in drieën. • Etc tot het tussenstuk eruit valt omdat • ervoor en erna gelijk zijn. Als-of-kader (2) Stel dat je gaat slapen en er gebeurt een wonder... Waar merk je aan dat er een wonder gebeurd is? Zeer gedetailleerd doorvragen • Onderhandelen tussen twee delen • Benoem deel X en Y afzonderlijk • Rapport, ijk beide nonverbale reacties, motiveer onderhandeling • X en Y ruimtelijk verankeren; • Papiertje, stoel etc. • Positieve intenties opzoeken • Check nonverbale reacties, wie spreekt er • Wederzijdse waardering vaststellen • Alleen bereiken ze hun doel nooit! • Hoger gemeenschappelijk doel • Intentie achter de intenties, upchunk • Welk gedrag wil X dat Y doet, en vice versa • Welke hulpbron van X wil Y en vice versa • Integratie; visueel/kinesthetisch • Ziet ‘t goed, voelt ‘t goed • Future pace • Maak afspraken • Test ecologie • (Andere) delen met bezwaren?
Wat - wanneer Kerntoestand Klank (melodie) Beeld (kleuren) Gebaar Houding Naam (woord) Kijk, met de kern- toestand, nog eens terug naar het oorspronkelijke probleem Positieve intentie 5 Positieve intentie 4 Positieve intentie 3 Positieve intentie 2 Positieve intentie 1 Ongewenst gedrag van een gedeelte Ervaringsgericht werken Doordringen tot de ervaringen achter de woorden Probleem Woorden Die de ervaring aanduiden Backtrack (woorden en expressie teruggeven) Specificatie Van de woorden Metamodel (uitspraak specificeren) Associatie In de ervaring Instructies voor associatie geven Structuur van de ervaring Elementen van de ervaring bewust maken Structuur van de ervaring onderzoeken Verfijning Van de structuur Submodaliteiten onderzoeken NLP technieken • Flitskaart voor de NLP-er • Rapport: • stem af op houding en gebaren • stem af op stemtoon en –tempo • stem af op criteria (wat A belangrijker vindt) • verbreek rapport en herstel het weer • Vraag doel en toets op vormvoorwaarden • Associeer en dissocieer • Stel structuur van de (subjectieve) ervaring vast (VAKO/G) • Verwoord relevante vooronderstelling van NLP • Vertel relevante eigen ervaring met NLP • Help A associëren in relevante positieve ervaring • IJk acceptatie en weerstand en doe voorstel • Roep hulpbron op via associatie met oudere zelf • Roep een hulpbron op via contrasteren • Vestig kinesthetisch en auditief anker • Versterk eraring via submodaliteiten • Stel metamodelvragen • Leg ui hoe ‘het integreren van ankers’ werkt • Leg uit hoe ‘een hulpbron overbrengen’ werkt • Leg uit hoe de ‘circle of excellence’ werkt • Leg het ‘overbrengen van submodaliteiten’ uit Metamodel 1) Ik moet X Wat als je X niet doet 2) Ik kan niet X Wat weerhoudt je X te doen 3) Vaag zelfstandig naamw. X Welke X met name 4) Vaag werkwoord X X-en, hoe precies 5) Weglating Ontbrekende deel vragen 6) Halve vergelijking Andere helft vragen 7) Nominalisatie (proces ding) Hoe gaat dat proces precies 8) Alles-of-niets uitspraak Geen enkele uitzondering 9) Oorzaak-gevolg stelling Hoe veroorzaakt ‘t een ‘t ander 10) Gedachten lezen Hoe weet je dat 11) Eeuwige waarheid Wie beweert dat • Communiceren met gedeelte • (werkoverleg met een deel van jezelf) • Benoemen • Begroeten • Waarderen • Positieve intentie (vraag/benoem) • Bereidheid nieuw gedrag bespreken • Samenvatten • Afspraak voor toekomst • Techniek gedaanten • Vrije conversatie • Plaatsing op handpalm • Associatie bij toerbeurt (stoel) • Ja/Nee signalen • …. Ik ben benieuwd HOE ... • Vragen naar de positieve intenties • Bereiken • Wat wil je met [gedrag X] bereiken? • Wat probeer je via [gedrag X] te krijgen? • Wat levert [gedrag X] je op? • Welke belangrijke doelstelling realiseer je met [gedrag X]? • Wat zijn de positieve effecten van [gedrag X]? • Wat voor positieve gevoelens levert [gedrag X] je op? • Wat maakt [gedrag X] mogelijk? • Vermijden • Wat wil je met [gedrag X] vermijden? • Wat probeer je via [gedrag X] te ontlopen? • Waaraan helpt [gedrag X] je te ontsnappen? • Welke problemen voorkom je met [gedrag X]? • Wat gaat er fout zonder [gedrag X]? • Welke gevoelens ga je met [gedrag X] uit de weg? • Wat houdt [gedrag X] tegen? Blz 247-249 pract. 2003