1 / 23

B1 Stoffen worden omgezet

B1 Stoffen worden omgezet. Thema 1 Stofwisseling Basisstof 1 K4. Stoffen . 1. In je lichaam worden voortdurend nieuwe stoffen gemaakt: -om te groeien -om een wond te laten herstellen -om oude cellen te laten vervangen door nieuwe. Stoffen .

kiara
Download Presentation

B1 Stoffen worden omgezet

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. B1 Stoffen worden omgezet Thema 1 Stofwisseling Basisstof 1 K4

  2. Stoffen 1. In je lichaam worden voortdurend nieuwe stoffen gemaakt: -om te groeien -om een wond te laten herstellen -om oude cellen te laten vervangen door nieuwe

  3. Stoffen 2. In je lichaam wordt steeds ENERGIE vrijgemaakt. -Energie is nodig om te bewegen -Energie is nodig om je lichaam warm te houden.

  4. Stoffen Bij deze 2 processen vindt stofwisseling plaats. Stofwisseling: Alle processen in een organisme waarbij stoffen worden omgezet in andere stoffen. Een voorbeeld= verbranding in de cellen van je lichaam (zie BS 4)

  5. Organische en anorganische Stoffen De stoffen waaruit een organisme bestaat kun je in 2 groepen verdelen: -Organische stoffen -Anorganische stoffen

  6. Organische Stoffen -Organische stoffen: Afkomstig van organismen of van producten van organismen. Bijv: -koolhydraten (glucose, suiker, zetmeel) -Eiwitten -Vetten Organische stoffen uit de natuur zijn altijd door organismen gevormd.

  7. Anorganische Stoffen -Anorganische stoffen: Komen zowel in organismen voor als in de levenloze natuur. Bijv: -Mineralen (zouten) -Water Bv IJzer is een mineraal. Dit wordt gewonnen uit ijzererts, maar is ook een bestanddeel van hemoglobine in rode bloedcellen.

  8. Enzymen -Stoffen worden in je lichaam dus omgezet. -Dit noemen we: een (scheikundige) reactie. -Er zijn stoffen die hierbij helpen. -Deze stof noemen we enzymen. Enzymen: stoffen die ervoor zorgen dat bepaalde reacties snel plaatsvinden.

  9. Enzymen -Enzymen zijn speciale eiwitten. -In een cel zitten veel verschillende enzymen. -Daardoor worden veel reacties versneld. Filmpje enzymen: http://www.teleblik.nl/media/1163011

  10. Enzymen -Eiwitten werken specifiek; Eén enzym versnelt slechts één reactie in de cel. -Hier zie je de werking van een enzym:

  11. -Dit enzym versnelt de splitsing van stof A in 2 andere stoffen: B en C -Je ziet een specifieke vorm van het enzym; daar past dus alleen stof A in. -Als stof A gesplitst is, kan het weer opnieuw! -Daardoor heb je maar weinig enzym nodig.

  12. -Hieronder zie je dat een enzym ook andersom kan werken. -2 Stoffen (D en E) worden samengevoegd tot één andere stof (F) -Ook hierbij wordt het enzym niet gebruikt.

  13. -Dus: Enzymen versnellen reacties van stofwisselingsprocessen, zonder daarbij zelf te worden verbruikt.

  14. Enzymactiviteit -Enzymactiviteit: de snelheid waarmee een enzym een reactie versnelt. -Dit hangt af van 2 dingen: Temperatuur Zuurgraad

  15. -Hier zie je het verband tussen de temperatuur en de Enzymactiviteit. optimumkromme

  16. -minimumtemperatuur: Beneden deze temperatuur is er geen enzymactiviteit. -Optimumtemperatuur: Het enzym werkt dan het best. -Maximumtemperatuur: Boven deze temperatuur is er geen enzymactiviteit.

  17. -Boven de maximumtemperatuur verandert zelfs de vorm van het enzym. -Het enzym is dan voorgoed onwerkzaam. -Ook als de temp. Later weer daalt. Bijv: eiwit stolt bij koken. Na koeling blijft het gestold.

  18. Zuurgraad of pH -Alle enzymen zijn werkzaam in vloeistof, bijv. in cytoplasma van cellen of in de verteringssappen in het darmkanaal. -Elke vloeistof heeft een bepaald zuurgraad of pH. -De enzymactiviteit is hiervan afhankelijk.

  19. -Hier zie je een pH-school. -Zuiver water heeft een neutrale zuurgraad. -De pH is dan 7. -Is een vloeistof zuurder, dan is de pH kleiner dan 7. (Azijn heeft bijv. pH van 3) (Accuzuur heeft een pH van 1)

  20. -Een vloeistof kan ook een pH hebben die groter is dan 7. -We noemen die vloeistof dan Basisch. (Zeepsop heeft een pH van 10) -Enzymen werken het best bij een zuurgraad die ongeveer neutraal is (pH 7) -Sommigen werken beter bij zuur, anderen bij basisch.

  21. Dus… Hoe lager de pH, hoe zuurder de vloeistof.

  22. Huiswerk: -Maak opdr. 1, 2, 3, 4 (t/m 5) en 5 in werkboek.

More Related