530 likes | 1.98k Views
2. Inleiding. Naast het vrijwillig zenuwstelsel dat onze bewuste interacties met de omwereld regelt bestaat er in het zenuwstelsel een deel dat het autonoom, vegetatief of sympathisch zenuwstelsel heet.. 3. Het autonoom zenuwstelsel Controleert de viscerale functiesZorgt voor het behoud van het
E N D
1. 1 Het Autonoom Zenuwstelsel Prof. Dr. P.P. van Bogaert
2. 2 Inleiding Naast het vrijwillig zenuwstelsel dat onze bewuste interacties met de omwereld regelt bestaat er in het zenuwstelsel een deel dat het autonoom, vegetatief of sympathisch zenuwstelsel heet.
3. 3 Het autonoom zenuwstelsel
Controleert de viscerale functies
Zorgt voor het behoud van het “milieu intérieur”
Staat niet onder controle van het bewuste vrijwillig deel van het zenuwstelsel
4. 4 Organisatie van het autonoom zenuwstelsel Het autonoom zenuwstelsel bestaat uit drie delen:
Het (ortho)sympathisch deel
Het parasympathisch deel
Het enterisch zenuwstelsel
5. 5 Beiden sympathische en parasympathische delen van het autonoom zenuwstelsel vormen belangrijke efferente zenuwbanen welke andere organen bezenuwen dan de gestreepte spiercellen
Ze zijn gevormd door de schakeling van twee efferente neuronen
6. 6
7. 7 Preganglionaire zenuwen met een cellichaam dat in het centrale zenuwstelsel ligt en uitlopers sturen (output axonen) naar
Postganglionaire zenuwen met het cellichaam in perifere ganglia buiten het centrale zenuwstelsel.
8. 8 Het enterische zenuwstelsel bestaat uit gevoelsneuronen, interneuronen en motoneuronen die een netwerk (plexus) vormen in de wand van de darmen. Dit enterisch netwerk kan autonoom functioneren maar staat onder controle van het autonoom zenuwstelsel.
9. 9 Orthosympathisch zenuwstelsel Preganglionaire neuronen
De cellichamen van de preganglionaire orthosympathische motoneuronen bevinden zich in het thoracale en lumbale ruggenmerg tussen T1 en L3
De autonoom neuronen liggen in de intermedio laterale hoorn van de grijze stof
De axonen van deze neuronen verlaten het ruggenmerg langs de voorste wortel samen met de axonen van de somatische motoneuronen
10. 10 Paravertebrale ganglia
Vormen een keten van ganglia die paravertebraal loopt van het bovenste deel van de hals tot het staartbeen waar linker en rechter keten samen komen in het coccygeale ganglion
De bovenste ganglia zijn
Het ganglion cervicale superior dat gevormd wordt door de fusie van de ganglia van C1 tot C4
Het ganglion cervicale mediale gevormd door de fusie van de ganglia van C5 en C6
Het ganglion cervicale inferior dat gevormd is door de fusie van de onderste cervicale ganglia en het eerste thoracale ganglion. Het wordt ook ganglion stellatum genoemd.
Er zijn elf thoracale en drie lumbale ganglia
11. 11
12. 12 Bij het binnentreden in een paravertebraal ganglion kan een preganglionair sympathisch axon drie wegen vormen
Het axon kan een synaps vormen in het paravertebrale ganglion met postganglionaire neuronen
Het axon kan de sympathische paravertebrale keten op- of neerwaarts volgen om te synapteren in naastbijgelegen ganglia
Het kan door de paravertebrale ganglia lopen en dan synapteren in de ganglia van de prevertebrale plexus
13. 13 Prevertebrale ganglia
Liggen vóór de aorta en langs de hoofdtakken van de arteries
De belangrijkste prevertebrale ganglia zijn
Het ganglion coeliacus
Het bovenste mesenterisch ganglion
Het aortico renaal ganglion
Het onderste mesenterisch ganglion
De bovenste en onderste hypogastrische ganglia
14. 14
15. 15 De postganglionaire neuronen
De cellichamen van deze neuronen sturen takken uit, de grijze rami communicantes, die de spinale zenuwen vervoegen
Deze niet gemyeliniseerde zenuwtakken zijn lang omdat de doelwitorganen veraf gelegen zijn
De prevertebrale ganglia bevatten het cellichaam van postganglionaire neuronen bestemd voor de viscera
16. 16 Het parasympathisch zenuwstelsel De preganglionaire somata van de parasympathische neuronen zijn gelegen in specifieke kernen van het mesencephalon, de pons en het verlengde merg voor het craniale deel en thv de segmenten S2 tot S4 van het ruggenmerg voor het sacrale deel van de parasympathicus
17. 17
18. 18 De craniale zenuw III
De kern van Edinger-Westphal vormt de parasympathische preganglionaire nucleus van het oculomotorische complex
De axonen volgen de oculomotorische zenuw (zenuw III) tot het ganglion ciliare in de buurt van het oog. De postganglionaire zenuwen inerveren de gladde spieren van de musculus constrictor pupillae en van het ciliaire lichaam
19. 19 De craniale zenuw VII
Ontstaat in de nucleus salivatorius superior die preganglionaire parasympathische vezels langs de nervus VII naar het ganglion pterigo-palatinum stuurt. Hieruit ontstaan postganglionaire zenuwen die de traanklieren en de submandibulaire speekselklieren bezenuwen
20. 20 De craniale zenuw IX
De zenuwtakken die ontstaan uit de nucleus salivatorius inferior en het voorste deel van de nucleus ambiguus vormen de zenuwtakken van de nervus IX (Glossopharingeus) naar het ganglion oticum. Van hieruit ontstaan postganglionaire zenuwen naar de parotis klier
21. 21 De craniale zenuw X
Vagale preganglionaire parasympathische neuronen met celkernen in de nucleus ambiguus en de dorsale kern van de vagus
Uit deze kernen lopen zenuwtakken naar het hart, de longen, de maag en de darmen
22. 22 De sacrale parasympathische zenuwen
Liggen in het sacrale deel van het ruggenmerg van S2 tot S4
De zenuwtakken lopen met de pelvische splanchnische zenuwen naar de postganglionaire ganglia in de wand van het dalende gedeelte van de dikke darm, colon en rectum en ook naar de blaas en naar de geslachtsorganen
23. 23 De afferente viscerale zenuwen
Alle interne viscera bevatten talrijke viscerale afferente zenuwen
Deze afferente viscera zijn gevoelig voor nociceptieve prikkels, uitrekking, de PCO2, PO2 en pH,glucose en temperatuur
Talrijke viscerale nociceptieve afferente vezels zijn ongemyeliniseerde C-vezels en lopen samen met sympathische afferente vezels. Het cellichaam van deze afferente vezel ligt in het ganglion dorsale van de achterste wortel (radix dorsalis)
De nervus vagus bevat talrijke viscerale afferente vezels. Deze vezels zijn gevoelig voor uitrekking van organen, bloedgaswaarden, PCO2 PO2 en pH. Het cellichaam ligt in het ganglion nodosum van de X
24. 24 Het enterisch zenuwstelsel Bevat 100*106 neuronen gelegen in de darmwand.
Bevat afferente, inter- en efferente neuronen
Bestaat uit netwerken van ganglia
De plexussen: de myenterische plexus van Auerbach ligt tussen de externe longitudinale en de diepe circulaire gladde spierlagen en de submucosale plexus van Meisner ligt tussen de circulaire gladde spieren en de muscularis mucosae
Speelt een rol in de controle van de motiliteit, secretie en transport
25. 25 Synaptische transmissie in het autonoom zenuwstelsel Viscerale organen vertonen zowel exciterende als inhiberende synapsen;
Dit is het gevolg van de tegengestelde effecten van het sympathisch en het parasympathisch zenuwstelsel thv talrijke maar niet alle organen. Postganglionaire axonen vertonen verdikkingen (varicositeiten) over gans hun verloop. In deze varicositeiten zijn de transmitterstoffen opgestapeld in vesikels.
26. 26
27. 27 Preganglionaire neuronen Alle synapsen tussen pre- en postganglionaire neuronen werken door vrijstelling van acetylcholine (Ach).
Ach werkt in op de N2 nicotinische receptoren. Nicotinische receptoren zijn ionotrope receptoren met een pentamerische structuur
N2 receptoren worden geprikkeld door Ach, nicotine en tetramethylamonium
N2 receptoren zijn ongevoelig voor d-tubocurarine.
28. 28
29. 29 Postganglionaire parasympathische neuronen Ach wordt door deze neuronen vrijgesteld.
Ach werkt op metabotropische muscarinische receptoren
Stimulatie van deze receptoren zal door middel van G-proteïnen verschillende intracellulaire effecten hebben
30. 30 Muscarinische metabotrope receptoren
Bestaan in 5 pharmacologische subtypes van M1 tot M5
Worden gestimuleerd door Ach en muscarine
Worden geblokkeerd door atropine
M1, M3 en M5 activeren het Gaq en stimuleren phospholipase C met vrijstelling van IP3 en DAG
M2 en M4 zijn gekoppeld met Gai of Gao en inhiberen het adenylylcyclase waardoor cyclisch AMP in de cel daalt
31. 31 Postganglionaire orthosympathische neuronen Stellen allen noradrenaline vrij
Adrenergische receptoren zijn allen metabotrope receptoren
Werken via G-proteïn gekoppelde receptoren
Er bestaan a receptoren met a1 en a2 subtypes en b receptoren met b1, b2 en b3 subtypes
32. 32 Adrenergische receptor subtypes hebben een verdeling die specifiek is voor bepaalde weefsels
a1 receptoren vindt men hoofdzakelijk thv de bloedvaten
a2 receptoren vindt men op presynaptische zenuwvezels van postganglionaire neuronen
b1 receptoren vindt men in het hart
b2 receptoren vindt men in de gladde spieren van de bronchi
B3 receptoren bevinden zich in vetcellen
33. 33 De orthosympathische postganglionaire zenuwtakken die de zweetklieren bezenuwen stellen Ach vrij dat inwerkt op muscarinische receptoren van de zweetklieren. In de bijniermerg bevinden zich chromaffiene cellen. Deze cellen zijn geïnnerveerd door preganglionaire sympathische neuronen. Deze cellen bevatten nicotinische receptoren en stellen adrenaline vrij in de bloedbaan.
34. 34 Sommige postganglionaire neuronen, zowel van het ortho- als van het parasympathische zenuwstelsel, bezitten muscarinische receptoren
Ach stimuleert de ionotrope N2 nicotinische receptoren. Dit veroorzaakt een snelle EPSP
Ach stimuleert ook metabotrope muscarinische receptoren met als gevolg een trage IPSP of EPSP
35. 35
36. 36 Muscarinische receptoractivatie veroorzaakt het sluiten van K+-kanalen van het M-type. Dit resulteert in een hogere prikkelbaarheid van de postganglionaire neuronen
37. 37 Eigenschappen van ortho- en parasympathisch zenuwstelsel
38. 38
39. 39 Niet klassieke transmitters Naast noradrenaline en Ach worden andere stoffen vrijgesteld zoals ATP en NO. Talrijke andere stoffen worden met noradrenaline of Ach vrijgesteld. Dit noemt men cotransmissie.
40. 40 ATP
Zit samen met noradrenaline in postganglionaire sympathische neuronen die een vasoconstrictie veroorzaken
Wordt uit vesikels vrijgesteld bij elektrische prikkeling
Activeert P2-purinoceptoren van gladde spieren
P2x-receptoren zijn ionotrope receptoren aanwezig in autonoom neuronen, gladde spiercellen van bloedvaten en van de blaas
P2y en P2u zijn metabotrope G-proteïn gekoppelde receptoren
41. 41
42. 42 NO
Wordt vrijgesteld door het vasculaire endotheel
Wordt aangemaakt uit l-arginine door het enzyme NO-synthase (NOS)
NO is een gas met een korte levensduur dat GTP in cyclisch GMP omzet
43. 43
44. 44 Viscerale controle door het centrale zenuwstelsel Fight or flight reactie
In levensbedreigende omstandigheden en in omstandigheden waar stress of pijn aanwezig zijn alsook bij fysische inspanning gebeurt een massieve en gecoördineerde activatie van het sympathische zenuwstelsel met als gevolg
Circulatie:
stijging van hartfrequentie
Verhoogde contractiliteit van de hartspier
Stijging van de bloeddruk
Ademhaling
Verhoogde ventilatie door de longen
Dilatatie van de bronchi
Huid
Toename van de zweetproductie
Piloerectie
Metabool
Vrijstelling van glucose door lever en spieren
Inhibitie van de insuline vrijstelling
45. 45 Bloed
Verkorting van de bloedstollingtijd
Mobilisatie van RBC uit de milt
Gastro-intestinaal stelsel
Verminderde activiteit
46. 46 In dezelfde omstandigheden vermindert de activiteit van het parasympathisch deel van het autonoom zenuwstelsel
47. 47 Verschillende integratieniveaus van het autonoom zenuwstelsel Het enterische zenuwstelsel kan op zichzelf los van het autonoom zenuwstelsel de activiteiten van het gastro-intestinale stelsel zoals motiliteit, secretie en absorptie van nutriënten regelen
48. 48
49. 49 Het ruggenmerg: bevat alle elementen van een orthosympathische reflexboog
Afferente C-vezels
Preganglionaire neuronen
Postganglionaire neuronen in paravertebrale en prevertebrale ganglia
Effectororganen bezenuwd door de postganglionaire axonen
50. 50
51. 51 Hersenstam Talrijke groepen neuronen (kernen) in de hersenstam komen tussen bij viscerale controle:
Nucleus tractus solitarius (NTS)
Ventrolaterale medula
Medulaire raphae kernen
Reticulaire stof
Para brachiale nucleus
52. 52 Deze autonoom kernen
Komen tussen bij autonoom reflexen
Controleren specifieke autonoom functies zoals de regeling van de bloeddruk
Moduleren de autonoom tonus
53. 53 De nucleus tractus solitarius (NTS) is één van de belangrijkste autonoom centra in de hersenstam
Bevat tweede orde neuronen die signalen bekomen van alle perifere chemo- en baro receptoren alsook niet nociceptieve afferente input van elk orgaan in abdomen en thorax via de nervus vagus
Krijgt ook signalen van de nervus IX, VII en V
Stuurt signalen naar
Intermediolaterale kolom
Dorsale kern van de vagus
Nucleus ambiguus
Reticulaire stof en ventrolaterale medula
54. 54 Grote hersenen Thv de grote hersenen treft men structuren aan die de werking van het autonoom zenuwstelsel controleren.
Hypothalamus
ligt ventraal onder het derde ventrikel
Stuurt signalen naar centra in de hersenstam zoals de dorsale motorische kern van de vagus en de intermedio-laterale hoorn van het ruggenmerg
Het coördineert autonoom functies met betrekking tot de voedselinname, de thermoregulatie, het dag-nacht ritme, de waterbalans en de reproductieve functies
Vormt een centraal coördinatiecentrum van het autonoom zenuwstelsel