1 / 49

DIAGNOSE MUCOVISCIDOSE: ZWEETTEST OF CFTR-MUTATIE ANALYSE

DIAGNOSE MUCOVISCIDOSE: ZWEETTEST OF CFTR-MUTATIE ANALYSE. Apr. Lieve Van Hoovels. CFTR -GEN: > 900 mutaties, > 300 polymorfismen. CLINICAL SCENARIO . C YSTIC F IBROSIS = AUTOSOMAAL RECESSIEVE AANDOENING. Tsui LC et al., 1997. CLINICAL SCENARIO . PREVALENTIE.

mandy
Download Presentation

DIAGNOSE MUCOVISCIDOSE: ZWEETTEST OF CFTR-MUTATIE ANALYSE

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. DIAGNOSE MUCOVISCIDOSE: ZWEETTEST OF CFTR-MUTATIE ANALYSE Apr. Lieve Van Hoovels

  2. CFTR-GEN: > 900 mutaties, > 300 polymorfismen CLINICAL SCENARIO CYSTIC FIBROSIS = AUTOSOMAAL RECESSIEVE AANDOENING Tsui LC et al., 1997

  3. CLINICAL SCENARIO • PREVALENTIE  Dragerschap kaukasische bevolking = 1/22 CF enkel bij aanwezigheid van 2 CFTR-mutaties  1 kind op 2000 CF bij geboorte =  32 kinderen / jaar  Schatting:  750 CF-patiënten in België (Belgische Vereniging voor Strijd tegen Mucoviscidose) • GEMIDDELDE LEEFTIJD= 30 jaar

  4. CLINICAL SCENARIO DIAGNOSE CYSTIC FIBROSIS 1 OF MEER KARAKTERISTIEKE MANIFESTATIES VAN DE ZIEKTE OF MUCOVISCIDOSE BIJ BROER OF ZUS OF POSITIEVE NEONATALE SCREENINGSTEST EN: 2x VERHOOGD ZWEETCL- BIJ ZWEETTEST A.D.H.V. PILOCARPINE IONTOFORESE OF AANTONEN VAN 2 CF-MUTATIES OF AANTONEN VAN EEN ABNORMAAL ZOUT-TRANSPORT IN NEUSSLIJMVLIES

  5. ELEKTROFYSIOLOGISCH ONDERZOEK: sensitiviteit= 100%, specificiteit= 93% technisch moeilijk, arbeidsintensief  niet op grote schaal uitgevoerd ZWEETTEST CFTR-MUTATIE ANALYSE  CLINICAL SCENARIO • 3 DIAGNOSTISCHE TESTEN:

  6. QUESTIONS • DIAGNOSTISCHE WAARDEN VAN CFTR-MUTATIE ANALYSE IN VERGELIJKING MET DE ZWEETTEST. 2. CORRELATIE CF-GENOTYPE VERSUS -FENOTYPE. • DIAGNOSESTELLING VAN CF: GUIDELINES? • GUIDELINES VOOR HET UITVOEREN VAN DE ZWEETTEST EN VERGELIJK TOEPASSING UZLEUVEN.

  7. QUESTIONS • DIAGNOSTISCHE WAARDEN VAN CFTR-MUTATIE ANALYSE IN VERGELIJKING MET DE ZWEETTEST. 2. CORRELATIE CF-GENOTYPE VERSUS -FENOTYPE. • DIAGNOSESTELLING VAN CF: GUIDELINES? • GUIDELINES VOOR HET UITVOEREN VAN DE ZWEETTEST EN VERGELIJK TOEPASSING UZLEUVEN.

  8. 1.1 CFTR-MUTATIE ANALYSE • REFERENTIEDATA: Prevalentie dragerschap = 1/22(Cassiman J.J., 1999) Prevalentie 24 (meest frequente) CF-mutaties = 87%(Cuppens H., 1993)

  9. 1.1 CFTR-MUTATIE ANALYSE • REFERENTIEDATA: Prevalentie dragerschap = 1/22(Cassiman J.J., 1999) Prevalentie 24 (meest frequente) CF-mutaties = 87%(Cuppens H., 1993) • BEREKENINGEN: Prevalentie dragerschap 1 van 24 CF-mutaties =1/22 x 87% = 84% Prevalentie 2 allelen van de 24 CF-mutaties =0.87 x 0.87 = 0.76 = 76% Prevalentie 1 allel van de 24 CF-mutaties en 1 niet gescreende CF- mutatie =2(0.13 x 0.87) = 0.22 = 22% Prevalentie niet gescreende CF-mutaties=0.13 x 0.13 = 0.02 = 2%

  10. 1.1 CFTR-MUTATIE ANALYSE • REFERENTIEDATA: Prevalentie dragerschap = 1/22(Cassiman J.J., 1999) Prevalentie 24 (meest frequente) CF-mutaties = 87%(Cuppens H., 1993) • BEREKENINGEN: Prevalentie dragerschap 1 van 24 CF-mutaties =1/22 x 87% = 84% Prevalentie 2 allelen van de 24 CF-mutaties =0.87 x 0.87 = 0.76 = 76% Prevalentie 1 allel van de 24 CF-mutaties en 1 niet gescreende CF- mutatie =2(0.13 x 0.87) = 0.22 = 22% Prevalentie niet gescreende CF-mutaties=0.13 x 0.13 = 0.02 = 2% • DEFINITIES: Diagnose CF= 2 CF-mutaties aantoonbaar Terecht + diagnose CF = CF én 2 x allel van de 24 CF-mutaties Fout - diagnose CF = CF én 2 x allel van niet gescreende CF-mutaties Terecht - diagnose CF = gezonde populatie, geen dragerschap

  11. 1.1 CFTR-MUTATIE ANALYSE Onzekere diagnose van CF = 4.36% van de oorspronkelijke populatie • TABEL : * Met X geen mutatie aantoonbaar (= een onbekende of niet gescreende mutatie of afwezigheid van mutatie)

  12. 1.1 CFTR-MUTATIE ANALYSE Onzekere diagnose van CF = 4.36% van de oorspronkelijke populatie • TABEL : * Met X geen mutatie aantoonbaar (= een onbekende of niet gescreende mutatie of afwezigheid van mutatie) • DIAGNOSTISCHE WAARDEN : SENSITIVITEIT = 76% SPECIFICITEIT = 96% PPW = 100% NPW = 99.96 % + LR = 19 - LR = 0.25

  13. 1.2 ZWEETTEST • REFERENTIEDATA: Sensitiviteit zweettest = 98 %(Proesmans M., 1999) Specificiteit zweettest = 96 %(Van den Bergh F. et al., 2003) • DEFINITIES: Terecht positief = CF én zweetCl-  60 mmol/L Terecht negatief = geen CF én zweetCl- < 60 mmol/L

  14. 1.2 ZWEETTEST • TABEL : * Met X geen mutatie aantoonbaar (= een onbekende of niet gescreende mutatie of afwezigheid van mutatie) • DIAGNOSTISCHE WAARDEN : SENSITIVITEIT = 98% SPECIFICITEIT = 96% PPW = 33.33 % NPW = 99.92 % + LR = 24.5 - LR = 0.02

  15. 1. DIAGNOSTISCHE WAARDEN BESLUIT 1.1 Bij diagnose a.d.h.v. CFTR- mutatie analyse zal voor 4.36% van de oorspronkelijke populatie nog nader onderzoek nodig zijn. 1.2 Ongeveer 2% van de CF-populatie heeft een zweetCl- < 60 mmol/L. Bij deze groep diagnosestelling van CF a.d.h.v. genotype, nasaal potentiaal verschil, kliniek.

  16. 1.3 UZLEUVEN ZWEETTESTEN UZ 2002-JULI 2003 : Intermediaire Cl--concentratie, CF suggestief maar niet diagnostisch CF vanaf Cl-  60 mmol/L CF vanaf Cl-  30 mmol/L SENS. = 66.7 % SPEC. = 99.7 % PPW = 85.7 % NPW = 99.2 % + LR = 222.3 - LR = 0.3 PP + = 0.86 PP -= 0.01 SENS. = 100 % SPEC. = 94.7 % PPW = 30.0 % NPW = 100 % + LR = 18.86 - LR = 0 PP + = 0.30 PP -= 0

  17. QUESTIONS • DIAGNOSTISCHE WAARDEN VAN CFTR-MUTATIE ANALYSE IN VERGELIJKING MET DE ZWEETTEST. 2. CORRELATIE CF-GENOTYPE VERSUS -FENOTYPE. • DIAGNOSESTELLING VAN CF: GUIDELINES? • GUIDELINES VOOR HET UITVOEREN VAN DE ZWEETTEST EN VERGELIJK TOEPASSING UZLEUVEN.

  18. 2.1 FENOTYPE • ALGEMENE FENOTYPISCHE KENMERKEN (Bijlage 1) Bovenste luchtwegen - neuspoliepen - chronische sinusitis Lagere luchtwegen -chronische luchtweginfecties met Pseudomonaskolonisatie Gastro-intestinaal- meconium ileus - distaal intestinaal obstructiesyndroom -pancreasinsufficiëntie met malabsorptie - rectale prolaps Andere - sub- of infertiliteit Proesmans M., 1999

  19. 2.1 FENOTYPE • ALGEMENE FENOTYPISCHE KENMERKEN (Bijlage 1) Bovenste luchtwegen - neuspoliepen - chronische sinusitis Lagere luchtwegen -chronische luchtweginfecties met Pseudomonaskolonisatie Gastro-intestinaal- meconium ileus - distaal intestinaal obstructiesyndroom -pancreasinsufficiëntie met malabsorptie - rectale prolaps Andere - sub- of infertiliteit Proesmans M., 1999 Atypische CF (2%) Klassieke CF (98%) • Chronische obstructieve longziekte • Exocriene pancreasinsufficiëntie •  zweetCl- • mannelijke infertiliteit • Chronische neuspoliepen • Exocriene pancreassufficiëntie • grens- of normale zweetCl- • CBAVD • ICP

  20. 2.2 GENOTYPE • 900  MUTATIES, 300  POLYMORFISMEN • KLASSEN: (Bijlage 4) Zielenski J., 2000

  21. 2.2 GENOTYPE • 900  MUTATIES, 300  POLYMORFISMEN • KLASSEN: (Bijlage 4) Zielenski J., 2000 PS = Milde mutaties PI = Ernstige mutaties = 92%

  22. 2.3 GENOTYPE VS FENOTYPE Polyvariant haplotypes? other very mild other cystic fibrosis pancreatic insufficiency cystic fibrosis syndroom 85% pancreatic sufficiency 13% atypical CF presentation asthma modifier? 2 % monosymptomatic diseases severity phenotype no disease CFTR genotype wt wt mild mild mild severe severe severe wt other mild other Zielenski J. , 2000

  23. 2. GENOTYPE VS FENOTYPE BESLUIT 2.1 92% van de gekende mutaties is geassocieerd met de klassieke vorm van CF. 85% van de patiënten heeft 2 zulke mutaties. 15% heeft tenminste 1 mutatie geassocieerd met milde aantasting, en kan een grens- of normaal zweetCl- kennen. 2.2 Niet alle mutaties zijn gekend en worden zeker niet in routinescreening opgespoord. Bij het vinden van 1 mutatie kan de CF diagnose noch bevestigd, noch uitgesloten worden. Dus: genotypering is het moeilijkst wanneer diagnose in twijfel is. Proesmans M. , 2000

  24. 2.4 UZLEUVEN CFTR-MUTATIE ANALYSE • CME: INNO-LIPA (Innogenetics) • REVERSE HYBRIDISATION: 29 CF-gerelateerde mutaties + Tn Devos A. et al., 1999

  25. 2.4 UZLEUVEN CFTR-MUTATIE ANALYSE MUCO 2002-juli 2003 * Met X geen mutatie aantoonbaar (= een onbekende of niet gescreende mutatie of afwezigheid van mutatie)

  26. 2.4 UZLEUVEN CFTR-MUTATIE ANALYSE MUCO 2002-juli 2003 * Met X geen mutatie aantoonbaar (= een onbekende of niet gescreende mutatie of afwezigheid van mutatie) Geen diagnose op basis van CFTR-mutatie analyse

  27. QUESTIONS • DIAGNOSTISCHE WAARDEN VAN CFTR-MUTATIE ANALYSE IN VERGELIJKING MET DE ZWEETTEST. 2. CORRELATIE CF-GENOTYPE VERSUS -FENOTYPE. • DIAGNOSESTELLING VAN CF: GUIDELINES? • GUIDELINES VOOR HET UITVOEREN VAN DE ZWEETTEST EN VERGELIJK TOEPASSING UZLEUVEN.

  28. 3. DIAGNOSESTELLING CF • KLASSIEKE CF EN > 3 MAANDEN (Bijlage 9,10) Sweat test  60 mmol/L Cl- (on at least two occasions) 30-60 mmol/L Cl- DNA analysis Diagnosis CF confirmed 2 CFTR mutations 0-1 CFTR mutations DNA analysis (80% of mutations) NPD CF positive ambiguous 2 CFTR mutations 0-1 CFTR mutations CF Thorough gene screening CF Intragenic haplotypes ICM CF/ no CF ICM CF/ no CF Dequeker E. et al., 1999

  29. 3. DIAGNOSESTELLING CF • KLASSIEKE CF EN < 3 MAANDEN (Bijlage 8) Meconium ileus (neonatal screening) Positive family anamnesis DNA testing  80 % of CF alleles 2 CFTR mutations 0-1 CFTR mutations Sweat test CF 40-60 mM Cl-  60 mM Cl-  40 mM Cl- Chymotrypsin Pancreatic elastase in stool ICM Probably non-CF CF Dequeker E. et al., 1999

  30. 3. DIAGNOSESTELLING CF • ATYPISCHE CF (Bijlage 11) CFTR mutation analysis If positive : • test partners • counsel Dequeker E. et al., 1999

  31. 3. DIAGNOSESTELLING CF • ATYPISCHE CF (Bijlage 11) CFTR mutation analysis If positive : • test partners • counsel Dequeker E. et al., 1999 • SAMENVATTING ZWEETTEST CFTR- MUTATIE ANALYSE NEUSPOTENTIAAL METINGEN Tait J.F. et al., 1999

  32. 3. DIAGNOSESTELLING CF BESLUIT 3.1 In het grootste deel van de gevallen van klassieke CF, wordt de zweettest, indien uitgevoerd onder standaardcondities, beschouwd als de gouden standaard in de bevestiging van de diagnose van CF.

  33. QUESTIONS • DIAGNOSTISCHE WAARDEN VAN CFTR-MUTATIE ANALYSE IN VERGELIJKING MET DE ZWEETTEST. 2. CORRELATIE CF-GENOTYPE VERSUS -FENOTYPE. • DIAGNOSESTELLING VAN CF: GUIDELINES? • GUIDELINES VOOR HET UITVOEREN VAN DE ZWEETTEST EN VERGELIJK TOEPASSING UZLEUVEN.

  34. 4. GUIDELINES ZWEETTEST • NOVEMBER 2003: ‘Guidelines for the performance of the sweat test for the Investigation of Cystic Fibrosis in the UK’ • ALGEMEEN OVERZICHT: http:www.acb.org.uk/guidelines/STNov03.pdf • SAMENVATTING: Geschreven document CAT vanaf p. 6 • SAMENVATTING AANDACHTSPUNTEN

  35. 4. GUIDELINES ZWEETTEST • PATIENT INFORMATIE GUIDELINES: ‘Good Clinical Practice’ vraagt een goede voorbereiding van de patiënt (en ouders), a.d.h.v. een informatiesheet, aangepast aan het lokaal beleid van het centrum ( C ). UZLEUVEN:het informeren gebeurt door de MLT tijdens de test. Voorbeeld informatieblad bijlage 14 p20.

  36. 4. GUIDELINES ZWEETTEST • PATIENT INFORMATIE GUIDELINES: ‘Good Clinical Practice’ vraagt een goede voorbereiding van de patiënt (en ouders), a.d.h.v. een informatiesheet, aangepast aan het lokaal beleid van het centrum ( C ). UZLEUVEN:het informeren gebeurt door de MLT tijdens de test. Voorbeeld informatieblad bijlage 14 p20. • PATIENT GESCHIKTHEID GUIDELINES: vanaf een leeftijd van 2 weken, bij een infant zwaarder dan 3 kg, normaal gehydrateerd en in afwezigheid van significante systemische ziekte ( C ). UZLEUVEN:2 op 429 testen (= 0.47%) bij patiënten < 4 weken. 1 (lftd= 1 week) gaf onvoldoende zweet.

  37. 4. GUIDELINES ZWEETTEST • KLINISCHE INDICATIES GUIDELINES: de fenotypische kenmerken geassocieerd met CF cfr. Bijlage 1 en punt 2.1. Deze zijn ook allen terug te vinden in de indicaties voorgeschreven door de NCCLS cfr. Bijlage 2. ( C ). UZLEUVEN: prevalentie CF in UZLeuven = 2.2% prevalentie CF in België= < 0.01%  breed fenotypisch spectrum van CF, gericht aanvragen van de zweettest

  38. 4. GUIDELINES ZWEETTEST • KLINISCHE INDICATIES GUIDELINES: de fenotypische kenmerken geassocieerd met CF cfr. Bijlage 1 en punt 2.1. Deze zijn ook allen terug te vinden in de indicaties voorgeschreven door de NCCLS cfr. Bijlage 2. ( C ). UZLEUVEN: prevalentie CF in UZLeuven = 2.2% prevalentie CF in België= < 0.01%  breed fenotypisch spectrum van CF, gericht aanvragen van de zweettest • ZWEETCOLLECTIE GUIDELINES: onderhoud van het materiaal moet voldoen aan de vooropgestelde kwaliteitsnormen ( C ). UZLEUVEN: geen kwaliteitscontrole stroombron, gebruikt bij iontoforese.  Logboek stroombron wordt opgesteld, met dagelijks en jaarlijks onderhoud

  39. 4. GUIDELINES ZWEETTEST • ZWEETCOLLECTIE GUIDELINES: de zweetcollectietijd mag niet minder dan 20 min en niet meer dan 30 minuten bedragen ( B ). UZLEUVEN: de zweetcollectietijd bedraagt tussen de 30-45 min.  Aanpassen van de collectietijd in de SOP zweettesten en aanvullen werkbladen met tijdstip start en einde zweetcollectie (!rapport) Lichte wijziging tijdschema afspraken zweettesten. Strengere toekijken op stipt naleven van afspraken vanuit kliniek!

  40. 4. GUIDELINES ZWEETTEST • ZWEETCOLLECTIE GUIDELINES: de zweetcollectietijd mag niet minder dan 20 min en niet meer dan 30 minuten bedragen ( B ). UZLEUVEN: de zweetcollectietijd bedraagt tussen de 30-45 min.  Aanpassen van de collectietijd in de SOP zweettesten en aanvullen werkbladen met tijdstip start en einde zweetcollectie (!rapport) Lichte wijziging tijdschema afspraken zweettesten. Strengere toekijken op stipt naleven van afspraken vanuit kliniek! • ZWEET ANALYSE GUIDELINES: zweetchloride moet gemeten worden; natrium mag niet de enige, primaire analiet zijn; de bepaling van kalium is niet aangeraden ( B ). UZLEUVEN: de zweetconcentraties van Cl-, Na+ als K+ worden bepaald.  Het K+- gehalte wordt niet gehanteerd in de kliniek, is niet vereist voor de RIZIV- terugbetaling (comment 2.1) en kan dus worden weggelaten.

  41. 4. GUIDELINES ZWEETTEST • iQC GUIDELINES: voor elke analyse moet er een iQC bestaan bij 2 concentraties (normaal en intermediair of abnormaal). De analytische methoden moeten een between run CV kennen  5 % bij een concentratie van 40-50 mmol/L ( B ). UZLEUVEN: voor de Cl--bepaling is er een HM iQC van 25 mmol/L (CV= 1.98%), en 45 mmol/L (CV= 1.38%); Voor de Na+-bepaling is er een HM iQC van 20 mmolL (CV= 6.13%) en 60 mmolL (CV= 2.94%). Een visuele opvolging van de iQC werd recent geactiveerd in Exceed.

  42. 4. GUIDELINES ZWEETTEST • iQC GUIDELINES: voor elke analyse moet er een iQC bestaan bij 2 concentraties (normaal en intermediair of abnormaal). De analytische methoden moeten een between run CV kennen  5 % bij een concentratie van 40-50 mmol/L ( B ). UZLEUVEN: voor de Cl--bepaling is er een HM iQC van 25 mmol/L (CV= 1.98%), en 45 mmol/L (CV= 1.38%); Voor de Na+-bepaling is er een HM iQC van 20 mmolL (CV= 6.13%) en 60 mmolL (CV= 2.94%). Een visuele opvolging van de iQC werd recent geactiveerd in Exceed. • eQC GUIDELINES: het laboratorium dient deel te nemen aan een geschikt eQC schema ( C ). UZLEUVEN: er wordt niet deelgenomen aan een eQC schema, wat de zweettest betreft. Dit zou ook louter een validatie inhouden van de analyse van zweetstalen. Er wordt geïnformeerd naar het bestaan van een geschikt eQC schema voor de zweettest.

  43. 4. GUIDELINES ZWEETTEST • KWALITEIT GUIDELINES: de zweettest moet uitgevoerd worden door gekwalificeerd en ervaren biomedische of klinische wetenschappers. Een minimum aantal van 50 zweettesten/jaar moeten in het centrum worden uitgevoerd, met minimum 10 zweetcollecties per persoon ( C ). UZLEUVEN: 4 MLT’s zijn specifiek aangesteld voor het uitvoeren van de zweettesten. In de periode van 2002- juli 2003 waren er 429 zweettestaanvragen. De specifieke MLT’s voeren gemiddeld 71 zweet- testen uit per jaar (minimum 45).

  44. 4. GUIDELINES ZWEETTEST • INTERPRETATIE VAN DE RESULTATEN GUIDELINES: een zweetCl- > 60 mmol/L ondersteunt de diagnose van CF ( B ). Een intermediaire Cl- -concentratie is suggestief, maar niet diagnostisch voor CF ( B ). Een zweetCl- < 40 mmol/L is normaal en er is een lage probabiliteit voor CF ( B ). UZLEUVEN: er wordt gebruik gemaakt van de grenswaarden 30 en 60 mmol/L.  De patiëntrapporten aanvullen met de directe interpretaties van de resultaten. De grenswaarden van 30 en 60 mmol/L blijven wél behouden!

  45. 4. GUIDELINES ZWEETTEST ZWEETTESTEN UZ 2002-JULI 2003: (Comment 1.1.3) 

  46. 4. GUIDELINES ZWEETTEST ZWEETTESTEN UZ 2002-JULI 2003: (Comment 1.1.3)

  47. 4. GUIDELINES ZWEETTEST BESLUIT 4.1 De uitvoering van de zweettest in UZLeuven gebeurt over het algemeen volgens de voorgeschreven richtlijnen. Een aantal veranderingen worden doorgevoerd om te kwaliteit nog te verbeteren.

  48. TO DO • INVOEREN VAN HET INFORMATIEBLAD VOOR PATIENT, AANGEPAST AAN UZLEUVEN. • OPSTELLEN LOGBOEK STROOMBRON. • UP-DATE SOP EN WERKBLADEN, VNL. INZAKE COLLECTIETIJD, SAMEN MET AANPASSING UREN AFSPRAKEN. • UITZOEKEN GESCHIKT EQC PROGRAMMA • OP PROTOCOLS DIRECTE INTERPRETATIES WEERGEVEN, MET CL--GRENSWAARDEN VAN 30 EN 60 MMOL/L. • WEGLATEN VAN DE K+-BEPALING EN AANPASSING BOORTABELLEN (cfr. Comment 2.2)

  49. MUCOVISCIDOSE GENEZEN IS NOG STEEDS EEN DROOM,ZE BESTRIJDEN EEN REALITEIT http://www.muco.be

More Related