510 likes | 1.13k Views
Cursus Kynologische Kennis 1. Erfelijkheidsleer (Genetica). Eindtermen erfelijkheidsleer KK1. Kandidaat kent de algemene bouw van cellen en de basisprincipes van erfelijkheid. K. kent de algemene bouw en functies van cellen en de celdeling. Celmembraan, kern, cytoplasma en celorganen.
E N D
Cursus Kynologische Kennis 1 Erfelijkheidsleer (Genetica) Cursus KK1 Genetica
Eindtermen erfelijkheidsleer KK1 • Kandidaat kent de algemene bouw van cellen en de basisprincipes van erfelijkheid. • K. kent de algemene bouw en functies van cellen en de celdeling. • Celmembraan, kern, cytoplasma en celorganen. • Lichaamsbouwstenen, stofwisseling, groei, voortplanting, bewegen en specialisatie. • Meiose en mitose Cursus KK1 Genetica
Eindtermen erfelijkheidsleer KK1 • K.kent de basisprincipes van erfelijkheid • Celdeling, doorgifte erfelijke eigenschappen • Wetten van Mendel • K. kent terminologie en de betekenis hiervan met betrekking tot vererving • Genotype, fenotype, homozygoot, heterozygoot, dominantie en recessiviteit, incomplete dominantie, mutaties, geslachtgebonden vererving. Cursus KK1 Genetica
De cel Een cel bestaat uit: • een klompje slijmerige vloeistof met daarin een aantal stoffen en kleine celstructuren (= celorganellen) waaronder de celkern; dit noemen we het protoplasma, omgeven door een celmembraan (semi-permeabel) Protoplasma = cytoplasma + kern Cursus KK1 Genetica
Mitochondriën Celmembraan Kernmembraan Chromatine- Kern korrels Lichaampje van Barr Centrosoma Nucleolus De cel (eenvoudig schema) Cursus KK1 Genetica
De dierlijke cel Cursus KK1 Genetica
De celmembraan Regelt: • de opwekking van de energie • aanvoer van brandstof en zuurstof • de afvoer van afvalstoffen • Celmembraan van dierlijke cellen • twee lagen vetmoleculen + eiwitmoleculen • Celmembraan van plantaardige cellen • dikker celmembraan • extra laag cellulose • tweede verdikkingslaag bestaande uit: • lignine • kiezel Cursus KK1 Genetica
De celmembraan Cursus KK1 Genetica
Cytoplasma • Bestaat uit: • 75% water • eiwitten, vetzuren, suikers, zouten, mineralen, en enzymen • celorganellen (m.u.v. de kern) In het cytoplasma vindt metabolisme plaats: • katabolisme • verbranding (warmte), opwekken van energie o.a. in de vorm van adenosine-tri-phosphaat (ATP) • anabolisme • opbouw van stoffen b.v. eiwitten, enzymen enz. Cursus KK1 Genetica
(Cel)kern • Regelt alle levensprocessen van de cel: • stofwisseling (metabolisme) • groei • vermenigvuldiging • specialisatie Cursus KK1 Genetica
(Cel)kern • Onderdelen van de kern • chromatinekorrels: • bevat het erfelijk materiaal (eiwitten en desoxyribose-nucleic-acid (DNA)) • lichaampje van Barr (alleen vrouwelijke dieren) • nucleolus (kernlichaampje) • Kernmembraan • de kernwand is dubbelwandig met tal van kleine openingen t.b.v. uitwisseling informatie Cursus KK1 Genetica
Celorganellen • Mitochondriën • stofwisseling • de in koolhydraten en vetten aanwezige energie overdragen aan ATP en zo ter beschikking stellen van energievragende reacties in de cel • Golgi-apparaat • afvoer afvalstoffen • Lysosomen • bevatten verteringsstoffen Cursus KK1 Genetica
Celorganellen • Endoplasmatisch reticulum (ER) • afweer van ziektekiemen en bacteriën • (ruw ER) = met ribosomen; hier worden eiwitmoleculen samengesteld, onder invloed van RNA • (glad ER) = zonder ribosomen; buisvormige vacuolen (= blaasjes) die vetten en vetachtige stoffen vormen • Centrosoma • bevat twee centriolen • poollichaampjes in de cel • nemen de leiding bij de celdeling Cursus KK1 Genetica
Celfysiologie • Fysiologie • taken en functie van het leven • Celfysiologie • vermogen tot stofwisseling (komt energie vrij) • vermogen tot voortplanting door de celdeling bijv. 1 cel – 2 – 4 – 8 cellen enz. • vermogen tot beweging bijv. zaadcel, spiercel, witte bloedlichaampjes • vermogen tot specialisatie bijv. het ontstaan van diverse weefsels Cursus KK1 Genetica
Celdeling • Amitose (directe celdeling) • eencellige organismen • bacteriën (plantaardig) • protozoa (dierlijk) • Mitose (indirecte celdeling) • meercellige organismen • planten • dieren • Meiose (reductiedeling) • geslachtscellen (gameten) Cursus KK1 Genetica
Amitose Cursus KK1 Genetica
Mitose Cursus KK1 Genetica
Mitose eicel en spiercel Cursus KK1 Genetica
Mitose Meiose Cursus KK1 Genetica
Vorming gametenTetra-deling (= meiose gevolgd door mitose) 2 x 39 Meiose 1 x 39 Mitose 1 x 39 39 = aantal paren chromosomen bij de hond Cursus KK1 Genetica
Wetten van Mendel (1e wet) • Uniformiteitsregel (gelijkvormigheidsregel) Bij een kruising van twee homozygote dieren, die in één eigenschap met elkaar verschillen, bezitten alle individuen van de F1-generatie hetzelfde uiterlijk (zijn fenotypisch gelijk). ZUIVER ZWART x zuiver bruin= 100% ONZUIVER ZWART BB xbb Bb–Bb–Bb– Bb Cursus KK1 Genetica
Dominantieregel Alle nakomelingen in de F1 zien er hetzelfde uit als de dominante ouder. • Reciprociteitregel (omkeerregel) Bij een kruising maakt het niet uit welk dier de vader of de moeder is: bijv. of de vader zwart en moeder bruin is of de vader is bruin en de moeder zwart; de uitkomst is gelijk, de eigenschappen zijn reciproque t.o.v. elkaar. • N.B. Bij geslachtsgebonden vererving gaat deze regel niet op. Cursus KK1 Genetica
Wetten van Mendel (2e wet) • Splitsingsregel • Bij inteelt van de F1-generatie ontstaat een F2-generatie, waarbij een splitsing van de eigenschappen is opgetreden in de verhouding 3:1 (1:2:1 is de verhouding genotypisch) • 75% (3/4) van de individuen vertoont de eigenschap van de ene (dominante) grootouder • 25% (1/4) van de individuen vertoont de eigenschap van de andere (recessieve) grootouder onzuiver zwartxonzuiver zwart Bbx Bb= BB - Bb- Bb- bb 25%zuiver zwart- 50%onzuiver zwart- 25%zuiverbruin Cursus KK1 Genetica
Wetten van Mendel (3e wet) • Onafhankelijkheidsregel • Wanneer men twee individuen met elkaar kruist, die in meer dan één factor met elkaar verschillen, dan erven deze factoren onafhankelijk van elkaar over. • (B = dominant zwart en b = recessief bruin) • (S = dominant korthaar en s = recessief langhaar) • P-generatie BBSS x bbss • zuiver zwart-kortharig x zuiver bruin-langharig = • F1-generatieBbSs - BbSs - BbSs - BbSs • dus 100% onzuiver zwart en onzuiver kortharig Cursus KK1 Genetica
3e wet van Mendel(dambord-schema) • Bij inteelt van de F1-generatie naar de F2-generatie (BbSs x BbSs) krijgt men: Cursus KK1 Genetica
fokzuiver zwart x fokzuiver zwart fokzuiver bruin x fokzuiver bruin 100% fokzuiver zwart 100% fokzuiver bruin fokonzuiver zwart x fokonzuiver zwart fokzuiver zwart x fokzuiver bruin 100% fokonzuiver zwart 25% fokzuiver zwart 50% fokonzuiver zwart 25% fokzuiver bruin Monohybride kruising 1 Cursus KK1 Genetica
fokzuiver zwart x fokonzuiver zwart 50% fokzuiver zwart 50% fokonzuiver zwart fokzuiver bruin x fokonzuiver zwart 50% fokonzuiver zwart 50% fokzuiver bruin Monohybride kruising (2) Cursus KK1 Genetica
Geslachtsbepaling • Vrouwelijk chromosoom = X • Mannelijk chromosoom = Y De combinatie bepaalt of het een mannelijk (XY) of vrouwelijk (XX) dier wordt. • Dus XX – XX – XY – XY 50% teef en 50% reu Cursus KK1 Genetica
Geslachtsgebonden eigenschappen • Dit zijn eigenschappen waarvan het gen op de geslachtschromosomen ligt bijv. bloederziekte (hemofilie) of bij de mens kleurenblindheid. • Vrouwelijke individuen: • XX = gezonde teef • Xx = draagster gen bloederziekte (niet ziek) • xx = bloederzieke teef (zeldzaam) • Mannelijke individuen: • XY = gezonde reu • xY = bloederzieke reu Cursus KK1 Genetica
Geslachtsbeperkteeigenschappen • Genen, die deze eigenschappen bepalen, liggen op de normale chromosomen bij zowel de reu als de teef. • Kunnen niet tot uiting komen door ontbreken van de doelorganen bij de reu of de teef, bijv.: • Melkgift (niet bij de reu) • Cryptorchisme/monorchisme (niet bij de teef) • Nestverzorging (niet bij de reu) Cursus KK1 Genetica
Mutaties • Spontane, sprongsgewijze, blijvende verandering in het erfelijk materiaal. • Gen-mutatie (erfelijk) • A a = verliesmutatie • a A = winstmutatie • Chromosoom-mutatie (erfelijk) • breken van chromosomen; daarna wel of niet aanhechten van delen van het chromosoom • Genoom-mutatie (erfelijk) • chromosomen vermeerderen zich • Somatische mutatie (niet erfelijk) • mutatie in bepaalde lichaamscel(len) Cursus KK1 Genetica
Intermediaire vererving • Bij intermediaire vererving hebben de beide genen invloed op het uiterlijk; er ontstaat a.h.w. een nieuwe eigenschap • Bijv.: blue merle Cursus KK1 Genetica
Intermediaire vererving • blue merle x blue merle (Mm x Mm) • 25% MM (wit) + 50% Mm (blue merle) + 25% mm (tricolour) • tricolour x blue merle (mm x Mm) • 50% mm (tricolour)+50% Mm (blue merle) • wit x blue merle (MM x Mm) • 50% MM (wit) + 50% Mm (blue merle) • wit x tricolour (MM x mm) • 100% Mm (blue merle) • MM (wit) noemen we “subletale erffactor”, d.w.z. geeft verminderde levensvatbaarheid.Dus ethisch niet verantwoord. Cursus KK1 Genetica
Incomplete dominantie • Bij incomplete dominantie hebben de beide genen invloed op het uiterlijk. Bij incomplete dominantie zijn beide eigenschappen naast elkaar te herkennen bijv.: • gestroomd met masker Cursus KK1 Genetica
= X Incomplete dominantie • Gestroomd x Geel met masker Ebr x Em 100% EbrEm (gestroomd met masker) • Bij zowel de intermediaire vererving als de incomplete dominantie is de genotypische verhouding gelijk aan de fenotypische verhouding nl. 1 : 2 : 1. Cursus KK1 Genetica
Letale dominante factor Naakthond x Naakthond (Nn x Nn) 25% NN - 50% Nn - 25% nn Nn = Naakthond nn = zgn. Powder-Puff NN = † (Letale dominante factor, worden vaak niet geboren) Ethisch! Niet Nn x Nn Bij Nn x nn geen letale factor 50% Nn en 50% nn Cursus KK1 Genetica
Wegfokken van dominante eigenschappen • Gebruik alleen maar die honden die de gewenste recessieve eigenschap laten zien. • Bijv. om alleen zuiver bb (lever) te krijgen GEEN zwarte (BB of Bb) honden gebruiken. Cursus KK1 Genetica
Wegfokken van recessieve eigenschappen • Moeilijk, want we kunnen niet zien of de dominante eigenschap homozygoot of heterozygoot aanwezig is. • Bijv. een zwarte hond (BB of Bb) kan toch de recessieve factor bij zich hebben, dus blijven er altijd wel recessieve factoren uit rollen. Cursus KK1 Genetica
Aangeboren • Bij de geboorte aanwezig; zegt niets over de vererving • Allelenpaar • Genen op een overeenkomstig locus, die tezamen een eigenschap bepalen • Chromosoom • Een draad in de celkern, samengesteld uit het basismateriaal DNA (= drager van de erfelijke eigenschappen) • Crossing-over • Het verbreken van de koppeling van genen, die op hetzelfde chromosoom liggen, door het breken van het chromosoom Cursus KK1 Genetica
Diploïd • Cellen van organismen hebben in zijn algemeenheid een dubbele set chromosomen, één set van elk van beide ouders; zo'n cel noemt men diploïd • Dominant • Het ene gen overheerst het andere, bijbehorende gen op dezelfde locus • F1 / F2 / etc. (nakomeling; filium = kind) • F1 - eerste generatie na P (kinderen; p = parens = ouder) • F2 - tweede generatie na P (kleinkinderen) Cursus KK1 Genetica
Fenotype • Genotype + milieu = fenotype (= wat je ziet) • Factorenkoppeling • Afhankelijke vererving omdat de genen op hetzelfde chromosomenpaar liggen • Gameet • De geslachtscel (zaadcel of eicel); bevat de helft van het aantal chromosomen • Gen • De drager van een erfelijke eigenschap; een keten van genen vormt een DNA-molecuul Cursus KK1 Genetica
Genotype • Het totale pakket van genen (alle erfelijke materiaal) van een individu, zonder beïnvloeding door het milieu • Haploïd • Een voortplantingscel (= gameet) heeft slechts één set chromosomen; dat heet haploïd • Heterozygoot • Ongelijkheid van de beide genen van een allelenpaar of (fok)onzuiverheid • Homozygoot • Gelijkheid van beide genen van een allelenpaar of (fok)zuiverheid Cursus KK1 Genetica
Intermediair • Beïnvloeding van beide genen van een allelenpaar, zodanig dat een verzwakking optreedt van de ene en een versterking van de andere factor. Tussenvorm is zichtbaar (= a.h.w. een nieuwe eigenschap). • Locus • De plaats van een gen op een chromosoom • Mutatie • Spontane, sprongsgewijze, blijvende verandering in het erfelijk materiaal. • Onvolkomen (incomplete) dominantie • Beide genen van een allelenpaar hebben zichtbaar invloed op het fenotype (ook intermediair). Cursus KK1 Genetica
P-generatie (p = parens) • De ouders van een nest puppy’s • Raszuiverheid • Homozygotie in alle raskenmerken van het individu • Recessief gen • Wordt onderdrukt door dominant gen; kan pas tot uiting komen als allebei de ouders het recessieve gen doorgegeven hebben aan het dier • Zygote • Bevruchte eicel Cursus KK1 Genetica