70 likes | 307 Views
H 27: Kostprijs bij homogene productie. Wat verstaan we onder de kostprijs?. De noodzakelijk te maken kosten om 1 product te fabriceren en/of te verkopen. Waarom moet je de kostprijs ( voorcalculatorisch ) berekenen?
E N D
H 27: Kostprijs bij homogene productie. Wat verstaan we onder de kostprijs? De noodzakelijk te maken kosten om 1 product te fabriceren en/of te verkopen. Waarom moet je de kostprijs (voorcalculatorisch) berekenen? 1 – De klant wil de verkoopprijs weten. Er is namelijk geen klant die iets koopt als hij niet weet wat hij er voor moet betalen. 2 – M.b.v. de kostprijs weet je wat een product kost en weet je ook hoeveel materialen (grondstoffen, personeel) je gereed moet hebben om te kunnen produceren. 3: De kostprijs is altijd voorcalculatorisch. D.w.z. gebaseerd op verwachtingen. Achteraf kun je kijken of de verwachtingen overeen komen met de werkelijkheid (=nacalculatorisch). Dat kan o.a. m.b.v. bijvoorbeeld prijs- en efficiencyverschillen (H26)
Wat verstaan we onder homogene productie? Er is dan sprake van massaproductie of ook wel industriële productie. M.a.w. er wordt geen rekening gehouden met individuele wensen van klanten. Voorbeeld: suikerklontjes, luciferstokjes, pindakaas, spijkers. Ook in dit hoofdstuk speelt de formule C/N + V/B een belangrijke rol. Aangezien het om fabriceren en/of verkopen gaat wordt de formule ook gesplitst in 2 afzonderlijke formules. Als het alleen gaat om het fabriceren ontstaat de fabricagekostprijs. Deze bereken je m.b.v. de volgende formule: CF/NP + VF/BP Cf = constante fabricagekosten Np = normale productie Vf = variabele fabricagekosten Bp = begrote productie
Als we het product ook verkopen (en dat is natuurlijk de bedoeling) dan gaat dat meestal ook gepaard met kosten. Namelijk Cv en Vv. Op dezelfde manier als bij de fabricage kostprijs ontstaat dan de commerciële kostprijs. De commerciële kostprijs bereken je als volgt: de fabricage kostprijs + (Cv/Na + Vv/Ba) Cv = constante verkoopkosten Na = normale afzet Vv = variabele verkoopkosten Ba = begrote afzet • De commerciële kostprijs + winst = verkoopprijs • Verkoopprijs + BTW = consumentenprijs
Voorbeeld: Cf = € 937.500 Np = Na = 50.000 stuks Vf = € 823.500 Bp = Ba = 54.000 stuks Cv = € 962.500 Vv = € 364.500 De winst bedraagt 40% van de (commerciële) kostprijs; het BTW-tarief is 21%. 1: Bereken de fabricagekostprijs. 2: Bereken de commerciële kostprijs. 3: Bereken de verkoopprijs. 4: Bereken de consumentenprijs. 5: Bereken BEA en BEO. 6: Bereken de verwachte winst.
Antwoorden: 1: 937.500/ 50.000 + 823.500/54.000 = 18,75 + 15,25 = € 34 2: 34 + 962.500/50.000 + 364.500/54.000 = 34 + 19,25 + 6,75 = € 60 3: 60 x 1,4 = € 84 4: € 84 x 1,21 = € 101,64 5: (937.500 + 962.500)/(84 -22) = 30.645 stuks (BEA) 30.645 x 84 = € 2.574.100 (BEO) 6: 1e manier = TO – TK T0 = 54.000 x 84 = € 4.536.000 TK = Cf = € 937.500 = Vf = € 823.500 = Cv = € 962.500 = Vv = € 364.500 € 1.448.000 2e manier: Ruilwinst + of – totale bezettingsresultaat Ruilwinst = 54.000 x (€ 84 - € 60) = € 1.2960.00 (+) Bezettingsresultaten: afdeling fabricage = (54.000 – 50.000) x 18,75 = € 75.000 (+) : afdeling verkoop = (54.000 – 50.000) x 19,25 = € 77.000(+) € 1.448.000 (+)
Formule ruilwinst = Ba x (verkoopprijs – commerciële kostprijs) (aangeven positief of negatief) • Formule bezettingsresultaten (zie ook H 26) • Afdeling fabricage = (Bp – Np) x (Cf/Np) • (aangeven positief of negatief) • Afdeling verkoop= (Ba – Na) x (Cv/Na) • (aangeven positief of negatief) • De 2 bezettingsresultaten bij elkaar opgeteld geven samen het totale • bezettingsresultaat.
Voorbeeld: Cf = € 2.041.250 Np = 115.000 stuks Na = 110.000 stuks Vf = € 1.543.500 Bp = Ba = 126.000 stuks Cv = € 742.500 Vv = € 1.039.500 De winst bedraagt 40% van de verkoopprijs; het BTW-tarief is 21%. 1: Bereken de fabricagekostprijs. 2: Bereken de commerciële kostprijs. 3: Bereken de verkoopprijs. 4: Bereken de consumentenprijs. 5: Bereken BEA en BEO. 6: Bereken de verwachte winst. 7: Bereken bij welke productie en afzet er een winst gemaakt wordt van € 1.400.000.