460 likes | 807 Views
Lading. Lading is een grootheid met symbool Q. De eenheid is de coulomb met symbool C. Wat is “elektrische lading”. Een geladen voorwerp oefent een elektrische kracht uit op een ander voorwerp . Twee soorten lading.
E N D
Lading Lading is een grootheid met symbool Q. De eenheid is de coulomb met symbool C
Wat is “elektrische lading” Een geladen voorwerp oefent een elektrische kracht uit op een ander voorwerp
Twee soorten lading Er zijn twee soorten lading. Een positieve (+) en de andere soort negatief (-)
Elementaire deeltjes Protonen (+) Elektronen (-) Neutronen (0)
Het koperatoom • Kern (? neutronen en 29 protonen) 2 buitensteelectronen 27 Binnensteelectronen
Ongeladen ? Ongeladen wil zeggen dat er evenveel positieve als negatieve lading aanwezig is in een voorwerp.
Lading en stroom Een elektrische stroom is niets anders dan bewegende lading. Hoe sterker de stroom, hoe meer lading er gedurende een bepaalde tijd langskomt.
Stroomsterkte De stroomsterkte is de lading die per seconde voorbij stroomt. De eenheid van stroomsterkte ( I) is de ampère (A)
Elektrische stroom Elektrische stroom is een stroom geladen deeltjes. Voor de sterkte van de stroom geldt: I = Q / t I: de stroomsterkte in A (1 A = 1 C/s ) Q: de lading in C (coulomb) t: de tijd in seconde (s)
voorbeeldje In een gloeidraad van een lamp passeert 200 mCgedurende 12 s. Bereken de stroomsterkte
Oplossing Q=200 mC=0,200 C de t = 12 s I= Q/t = 0,200/12 = 0,017 A = 1,7*10-2
voorvoegsels • Nano = n = 10-9 • Micro = u = 10-6 • Milli = m = 10-3 • Mega = M = 106 • Giga = G = 109 • Kilo = 103
Meer voorbeelden • t = 1.0 min • 1,0 A = 1,0 C/s • Na 1,0 minuut = 60 s is 60 * 1,0 = 60 C gepasseerd • t = 1 uur • 1,0 A = 1,0 C/s • Na 1 uur = 60 * 60 = 3600 s is 3600 * 1,0 = 3600 C gepasseerd
Elektronen en stroomsterkte Een elektrische stroom (I) bestaat uit grote aantallen elektronen die door het atoomrooster bewegen. De Richting van de elektronenstroom door een draad is tegengesteld aan die van de elektrische stroom (I)
De stroomrichting + - • De stroom I loopt van de . . . + pool . . . naar de – pool van de spanningsbron. • De vrijeelectronenworden van de – pool naar de + pool gepompt. • I is voor de weerstand . . even groot . . alsachter de weerstand. I e
Rekenen met machten • 23 = 8 (2*2*2) • 32 = 9 (3*3) • 210 = (2*2*2*2*2*2*2*2*2*2) = 1024 • 2-3 =1/2*1/2*1/2 = 1/8 = 0,125 • 10-1 = 1/10 = 0,1 • 10-4 = 1/10*1/10*1/10*1/10 = 0,0001 • (5*10-1) * (4*103) = 20 * 102 • (5*10-1) / (4 * 103) = 5/4 * 10-4
Spanning De spanning U van een bron (bijvoorbeeld een batterij) in V (volt) is de elektrische energie in J (Joule) die deze bron in 1s aan een stroom van 1 A meegeeft. Een 2 x zo grote stroom krijgt 2 x zo veel energie mee. Duurt het meegeven 2 x zo lang, dan is de energie ook 2 x zo groot.
voorbeeldje Een fietslamp is aangesloten op een dynamo die een spanning van 3.0 V levert. Bereken de elektrische energie die deze bron meegeeft aan een stroom van: 2.0 A gedurende 4.0 s fietsen 0,30 A gedurende 1,0 minuut fietsen 40 mA gedurende een half uur fietsen
oplossing Aan 2 A geeft de dynamo elke seconde 2,0*3,0 = 6,0 J elektrische energie mee. In 4,0 s is dat 6,0 *4,0 = 24 J Elektrische energie 0,30 A geeft de dynamo elke seconde 3,0 * 0,30 = 0,90 J mee. Na een minuut is dat 0,90 * 60 = 54 J Aan 40 mA = 0,040 A geeft de dynamo elke seconde 0,040 * 3,0 = 0,12 J mee. Na een half uur (=30 min=1800 s) is dat 0,12 * 1800 = 2,2*102J
Nog wat extra U = 230 V 230 J wordt meegeven aan 1 A Eel / t = P Eel= P * t (Pel) het elektrische vermogen in W (watt) R = U / I | Pel=U*I