180 likes | 284 Views
Nederland in de 20 ste eeuw. Economische ontwikkeling. In het interbellum was landbouw nog het belangrijkste middel van bestaan Handel was daarna zeer belangrijk De industrie was zich sterk aan het o ntwikkelen Ook de dienstensector was in opkomst De regering bemoeide zich weinig met de
E N D
Economische ontwikkeling In het interbellum was landbouw nog het belangrijkste middel van bestaan Handel was daarna zeer belangrijk De industrie was zich sterk aan het ontwikkelen Ook de dienstensector was in opkomst De regering bemoeide zich weinig met de economie (economisch liberalisme) en liet veel over aan het particulier initiatief (vrije markt economie,kapitalisme)
Economie in het interbellum Van 1918-1920 korte opbloei (inhaalvraag) Van 1920-1923 teruggang -inflatie -werkeloosheid -hoge staatsschuld→begrotingstekorten Van 1923-1929 opbloei (na Plan Dawes) -Industrialisatie →vooral luxe producten (stofzuiger,koelkast,wasmachine,radio, telefoon) -Opkomst grote bedrijven (KLM,Shell,Unilever,Hoogovens)
vervolg -verbetering infrastructuur -invoering Gouden Standaard In 1929 begon de grote wereldcrisis Oorzaken -overproductie en onderconsumptie (kopen op afbetaling) -speculeren op de Beurs -slecht geleide/corrupte bedrijven Het buitenland ging over tot protectionisme
vervolg Dat was zeer ongunstig voor handelsland Nederland (afhankelijk van de export) De crisis duurde hier langer doordat -Nederland hield te lang vast aan de Gouden Standaard (devalueren is diefstal) -Nederland voert een Aanpassingspolitiek (sluitende begroting→bezuinigen) -verlagen uitkeringen -verlagen ambtenarensalarissen -uitstellen overheidsprojecten Maakt alles erger (aantasting koopkracht)
vervolg Later kwam de Steunpolitiek (werkverschaffing, Landbouwcrisiswet) Dat was te weinig en te laat (druppel op een gloeiende plaat) Na 1936 gaat het beter -loslaten Gouden Standaard -internationale economische opleving De SDAP kwam met het Plan van de Arbeid (3 jaar 200 miljoen in de economie pompen) Plan ging niet door (socialistisch !)
Sociale ontwikkeling Nederland was een verdeeld land -kleine groep rijken -groeiende middenstand -groeiende ,arme arbeidersklasse Er was een grote kloof tussen arm en rijk Je kon niet makkelijk opklimmen (als je voor een dubbeltje geboren bent dan wordt je nooit een kwartje) Er waren 2 soorten vakverenigingen -christelijke -socialistische
Vakverenigingen Christelijke bonden Socialistische bonden -samenwerken met de ondernemers -betere positie van de arbeider in het bedrijf CNV en KAB -klassenstrijd en revolutie -arbeiders nemen de macht in het bedrijf over NVV
vervolg Er waren weinig sociale wetten Liberalen -iedereen moet voor zichzelf zorgen -armoede is pech/eigen schuld Confessionelen -armoede is straf/beproeving van God -niet de taak van de overheid voor de armen te zorgen (kerk/particulieren→ christelijke naastenliefde -ondernemer moet goed voor zijn arbeiders zorgen
vervolg Na WO I werden de volgende wetten aangenomen -Ouderdomswet -Invaliditeitswet -Ziektewet -Arbeidswet (8 urige werkdag) De regering deed weinig voor de armen in de crisis→er heerste bittere armoede Er was alleen de Steun (gunst, geen recht) Die was laag (prikkel tot werken niet wegnemen) Je moest stempelen (controleurs,fietsplaatje)
vervolg Er was weinig verzet van de arbeiders (Nederlanders gezagsgetrouw) Uitzonderingen -Twentse textielstaking (1931) -Muiterij op de 7 Provinciën (1933) -Jordaanoproer (1934)