1 / 33

TURBO-TAAL

TURBO-TAAL. OVERZICHT. 1. Betekenis van het woord ‘turbo’ 2. Functie van T urbo-taal 3. De overneming van nieuwe woorden 4. De hoofdregel 5. Soorten turbo-taal 6. Algemene kenmerken Turbo-taal 7. Hedenlands 8. Wie de taalgebruik be ï nvloedt?. TURBO- betekenis.

tanek
Download Presentation

TURBO-TAAL

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. TURBO-TAAL

  2. OVERZICHT • 1.Betekenis van het woord ‘turbo’ • 2. Functie van Turbo-taal • 3. De overneming van nieuwe woorden • 4. De hoofdregel • 5. Soorten turbo-taal • 6. Algemene kenmerken Turbo-taal • 7. Hedenlands • 8. Wie de taalgebruik beïnvloedt?

  3. TURBO- betekenis • als substantief: een auto met gasturbine maar meer nog- een zeer dure auto • bijvoegelijk: er zijn turbo- brommers, turbo- stofzuigers, onlangs ook turbo-vrouw (die ‚actief slaapt’) • betekent vooral: beter kan het niet

  4. Functie van turbo-taal Het verschil tussen jaren ‘70 en ‘80 Jaren ‘70 • etische jaren: het is belangrijk WAT je zegt • een zacht, wollig, verhullend en zo uniform mogelijk taalgebruik • het werd geen enkel bezwaar gevonden om niet direct begrepen te worden

  5. Jaren ‘80 • estetische jaren: de aandacht voor HOE je iets zegt • een scherpe, efficiénte, cynische en bovenal gedereguleerde spreektrant • de taal vraag om efficiency en ondubbelzinnigheid (daarom bloeit de afko(rting)). • turbotaal is bedoeld om indruk te maken op je omgeving

  6. Het verschil Jaren ‘70 • „Nou eh, ik weet niet hoor, maar ik vind dit café er eigenlijk wel een beetje somber uitzien, misschien moeten w nog even een stukje verder zoeken of zo, tenminste, wat vind jij eigenlijk?“33s Jaren ‘80 • „No way dat je mij die depri tent in krijgt, amigo“. 3s

  7. OVERNEMING VAN NIEUWE WOORDEN • Trendsetters (zijn als stofzuigers- ze nemen overal wat op) • maken gebruik van vergadertaal, zakentaal, tienertaal, afko’s • ze houden zich bezig met verbreiding van nieuwe woorden • het woord kan binnen een beperkte kring functioneren of door alle trapen van sociale pyramide reis voeren bvb „-mans“ (het kan alles betekenen): • „Er zijn geloof ik wat problemen, qua drinkmans“- dronkerschap of drankprobleem • „Drinkmans?“- ga je mee wat drinken?

  8. DE HOOFDREGEL • vergeet het regels, zeg het gewoon (De Muiterij op het Kofschip) Waarom? • de taal gaat om expresie, niet om regels • te veel regels verstikken het persoonlijk initiatief Het resultaat: • een vorm van kromspraak (niets is zo pijnlijk als iemand corrigeren die met opzet iets fout zegt want het is precies waar het om gaat)

  9. SOORTEN TURBO-TAAL 1.YUPPIE-SPEAK Waarom is hij tot stand gekomen? • behoefte aan nieuwe taal- Nederland ontzuilde, democratiseerde en individualiseerde • de taal van een „snelle sector”- nieuwe generatie • „yuppies“- young uninspiring people with irritatingly excessive salaries • ze werken in trendaangevende mètiers: de reclame, de mode, de media, het kunstmenagement in de jaren ‘80

  10. KENMERKEN • koketteerdt met slechtheid bvb ‘goh, wat leuk voor je’- ‘ik ben stinkend jaloers op je’ • het volledig negeren van grammatica: ‚Wat zullen we doen qua inrichting?’-nog juist gebruikt ‚Ik ben niet erg geïntereseerd, qua kunst’ - is kromspraak ‚Ik ga hangen, wegens gekkenhuis, qua maandag.’ betekent ‚Ik moet ophangen want het is hier een gekkenhuis, zoalsmeestal op maandag.’

  11. gebruik van zelfstandige naamwoord als bijvoegelijk naamwoord: ‚Het is allemaal een beetje...jasbeschermer.’ Ook met zegswijzen: ‚Ik vond het een beetje Grote Stappen Gauw Thuis.’ (overeen oppervlakkig werkstuk) • het sterkste is niet meer sterk genoeg: ‚gevoel’ is ‚oergevoel’; ‘gezellig’ is ‚waanzinnig gezellig’ • een adjectief voor het versterking van een andere adjectief: bvb behoorlijk rampzalig, redelijk geflopt

  12. absoluut’ in plaats van ‚ja’: ‚Het is geloof ik wel een aardige jongen.’ ‘Absoluut.’ ‚En zijn vriendin leek me ook best leuk.’ ‘Absoluut.’ ‘Jij zegt wel erg vaak absoluut.’ ‚Absoluut niet.’ • ironische gebruik van ‘die’ en ‘een’: ‚We moeten Wim de Vries eens bellen’- is een mens ‚We moeten die Wim de Vries eens bellen’- een van meerdere Wimmen de Vries, een inwisselbaar object dus

  13. efficient taal beteket snel (het hoef niet subtiel zijn) ‘Is Wim de Vries goed in zijn vak?’ ‘Die Wim de Vries, is dat wat?’ ‚Nee, Wim de Vries is niet goed in zijn vak’ ‚Nee, da’s niks’ merknamen in plaats van soortnamen: bvb je Cartier is je horloge van Cartier veramericaansing van bijvoegelijke naamwoorden bvb leuk, lekker, gezellig = delicaat, exquis, chik, gedistingeerd

  14. 2. JONGERENTAAL (OF TIENERTAAL) Reden van de bloei: • individualisering van de samenleving • een sterke behoefte aan identificatie met de eigen groep • een soort geheimtaal om een groep te definiëren ! het verschilt niet alleen per groep maar ook per plaats

  15. KENMERKEN 1. Uitgebreiden woordenschat (door): • ontlening- overnemen van een woord uit een andere taal- meestal Engels bvb jeruzalem-nikes= sandalen lullen-smid = specialist voor geslachtsziekten • ‚Urschöpfung’- nieuwe woorden uit niks gecreëerd bvb epibreren • betekenisverandering- aanpassen van de betekenis van een woord bvb hot chocolat = een aantrekkelijke jongen vlees-markt = disco • woordvorming- vormen van een nieuw woord van al bastaand taalmateriaal bvb binnen-draaien= kussen nacht-wandelaar = drugsdealer

  16. 2.verandering van 'de'-woorden in 'het'-woorden:'de huis‘ resultaat: verandering van aanwijzendevoornaamwoorden: 'Ik leg de boek die ik gekregen heb op tafel.“ 3. frequent gebruik van het hulpwerkwoord 'gaan' (een Surinaams gewoonte): 'De poes gaat slapen', in plaats van: 'De poes slaapt'. 4. ‘- loos’ in plaats van ‘- lijk’ bvb onduidelijk - onduideloos

  17. 3. DE AFKO(rting) • een afko is kort en eindigt op een goed in de mond liggende klinker: ‚i’, ‚a’, ‚o’ • het heet afko want meestal eindigt op een ‘o’ • soms is het afkorting, een samentrekking, een fantasiewoord • zijn doel- het besparen van tijd (gebruikers zijn mensen tussen 10 en 50)

  18. De afko’s, gangbare en minder gangbare: • combi = combinatie bvb ‚Sorry hoor, maar oesters met ananas vind ik geen combi.’ • depri = gedeprimeerd (bijvoegelijk gebruikt) somber, treurig (bijwoordelijk) • ho = homoseksueel (zowel zelfstandig als bijvoegelijk) bvb ‘Volgens mij ‘ie geen ho. Meer bi, dacht ik.’

  19. 4. ZAKENTAAL Kenmerken: • voor de minder elegante acpecten van ondernemingsgewijze productie- zo krachtig mogelijke eufemismen werkgever die hun mensen onderbetald en uitbuit-veeleisend ontslaan- afscheid nemen, mensen loslaten of vaarwel zeggen • voor de overige aspecten meer vulgariteit bvb heel goed = rete-goed een aansporing geven = peper in de kont steken • leenwoorden: Engelse: bedrijf- tentof company (spreek uit: kumpenie)

  20. 5. COMPUTERTAAL Kenmerken: • Engelse leenwoorden: graphics (grafische mogelijkheden), modem (de modulator) • Synoniemen van Nederlandse woorden het beeldscherm- kijkpijp • Antropomorf computertaal gebruik: (menselijk activiteit in elektrische betekenis) computer ‚gaat slapen’ als je geen toetsen aanslaat heeft ‚brein’ • Computerbegrippen in de menselijke betekenis bvb menselijke brein- ‚chip’ oeps!- error over iets proberen te vergeten- resetten

  21. 6. DE VERKEERS-CROSSOVER • woorden uit de wereld van verkeer of transport voor aanduiding van dagelijkse activiteiten bvber is nog een aantal problemen op te lossen- er zijn nog wel een aantal ‚hobbels te nemen’ (kleine verhoging in de weg) ‚het groene licht geven’- de opdracht door te gaan • hij klinkt sneller, dynamischer bvb beginnen = ‚op de rails zetten’ • hij is minder precies bvb ‚iemand afremmen’ of ‚wat tegengas geven’- hoe diep het tegengaspedaal ingedrukt wordt zal nog moeten blijken

  22. 7. VERGADEERTAAL • Reden van het ontstaan: er wordt zo veel en zo lang vergaderd dat in de loop der jaren de behoefte is ontstaan aan veel verschillende manieren om hetzelfde te zeggen bvb daar ben ik het wel mee eens daar kan ik me wel in vinden • Het voorvoegsel ‚in’- benadrukt intensiteit bvb inpraten- iem uitvoerig op de hoogte stellen inbesparen- intens sparen • Woorden van eigen vinding (als bluf of rookgordijn) ‚Sorry, maar die zaak moet nog een keer rondgeversifeerd worden.’ (als iem. vergeet waarover hij spreekt)

  23. ALGEMENE KENMERKEN TURBO-TAAL • het gebruik van het Amerikaans reden: het is makkelijker, sneller, efficienter ‘whatever’ ‘wat dan ook’ ‘what the hell’ ‘wat kan mij het schelen’ ‚what’s in it for me?’ ‘ wat word ik daar wijzer van?’ • soms zijn woorden of idiomen letterlijk vertaald: bvb ‘by the way’ ‘bij de weg’ ‘if that’s okay with you’ ‘als dat okee is met jou’ 2. het gebruik van het Duits (60+) bvb Im Frage = aan de orde, ter discussie Überhaupt = niemand weet wat het precies betekent (over het algemeen)

  24. 3. het gebruik van Franse woorden redenen:is moeilijker- niet iedereen kan hem beheersen heeft een goede afkomst de taal van savoir-vivre • vormingé-ion-procédé de uitgangen –té en –ion in plaats van –teit en –ie actualiteit = actualité, demonstratie = demonstration • het meest voorkomende gallicismen in het Nederlands: bvb ‘Een geweldig idee. Wie heeft dat bedacht?’ ‚Moi.’ ‚Toi?’ ‚Sure, moi.’

  25. 4. de verbastering (vorming van woorden) • een middel om de taal te onderscheiden van anderen • populair bij tieners en trendsetters Functie: • een vorm van dubbelbluf bvb momentje = momumentje psychiater = psychiator of spychiater c) een voorbeeld van meta-taal: het gesprek gaat niet over het onderwerp, het gesprek gaat over het gesprek over dat onderwerp d) stopping power- desoriëntatie zaaien: om onze tegenstander uit zijn evenwicht krijgen

  26. voorbeelden: whisky-doe mij maar een whipsy met ijsglaasje whiskas graag koffie-en kopje koovie dan nog maar? taxi-taggi

  27. 5. ig-sinuatie • toevoeging van achtervoegsels -ig,-achtig, -erig,-matig aan adjectieven a. -IG komt alleen na een zelfstandig naamwoord voor (bvb rattig) • bij ig-sinuatie ook na een bijvoegelijk naamwoord bvb alternatievig of linksig b. -ACHTIG hobbyistisch-achtig c. -ERIG alternatieverig, linkserig d. -MATIG met de hand gedaan e. -HEID kan achter al deze –ig uitgangen blijven staan amateurigheid (een zeker genre pornofilms)

  28. Wanneer gebruikt men deze achtervoegsels? • ten dienste van insinuatie- het geeft de spreker de gelegenheid • subjectieve, oordelende, in plaats van objectieve, vaststellende termen te gebruiken bvb ‚Schatje, heb ik jou een rat genoemd? Soms een beetje rattig heb ik misschien gezegd, maar dat wil niet zeggen dat je een rat bent.’

  29. 6. modieuze archaïsering • gebruik ervan sugereert a) immers belezenheid b) een goede afkomst (goede kwaliteit) • reden voor populariteit van het archaïsme in yuppie-kringen - een soort bijzonderheid- wanneer te veel mensen de modewoorden bezigen wees origineel en zeg niet ‚Jezus Christ! Smerige tent!’ ‚Heremijntijd! Eenuitgesproken onappetijtelijketablissement.’

  30. HEDENLANDS • Nederlands dat nog jong is- ooit Turbotaal • 1-te stap: een nieuwe woord verscheen in bvb Turbotaal (ook in reclamepraat of sportjargon) bvb ‘dikke shit’ • 2-de stap: sommige woorden gaan tot Hedenlands over bvb ‘helaas pindakaas’ • Soms zijn vorm en inhoud nieuw bvb ‚ramkraker’ (ramkraak-methode: met een zwaar voertuig door de gevel of een zijmuur naar binnen rijden en het geld grijpen) • Soms alleen de inhoud is nieuw bvb ‘traject’ voor process, project, operatie, beleid, aspect

  31. WIE DE TAALGEBRUIK BEÏNVLOEDT? 1. DE SNELLE SECTOR 2. DE ZACHTE SECTOR • de welzijnssector- heel grote invloed op ons taalgebruik (in de jaren ‘70) • de verklaring daarvoor- zeer effective overdracht van taal gedurende de miljoenen uren die gewone mensen jaarlijks in welzijninstelling doorbrengen

  32. hij ontstaan om problemen van mensen (klanten) ‚bespreekbaar’ maken: ‚Hoe voelt u zich, als het gebeurt?’ ‚Nou eh, kut.’ ‚Wat bedoeld u met kut? Boos? Verdrietig? Schuldig?’ ‚Allebei.’ ‚Juist, dus als het gebeurt voelt u zich boos, verdrietig enschuldig. En als het voorbij is?’ ‚Nou eh, tof.’ ‘Juist. Tof, zegt u. Wat bedooeld u precies met tof?’ ‘Nou gewoon, tof.’ ‘Opgelucht? Bevrijd? Vrolijk?’ ‚Ja.’ ‘Goed, dus als het voorbij is voelt u zich opgelucht, bevrijd en vrolijk. Ziet u, het probleem wordt zo al en stukhelderder.’

  33. Bibliografie 1.Kuitenbrouwer,J.:'Turbo-taal : van socio-babble tot yuppie-speak.' Jan Amsterdam:Aramith,1987 2. Kuitenbrouwer,J.:'Hedenlands : klein lexicon van het gaande en komende taaljaar.' Amsterdam:Prometheus 1996 3. Kuitenbrouwer,J.:'Totaal hedenlands: twintig jaar taaltrends.' Amsterdam:Veen,2002 4. Hoppenbrouwers C.A.J.:'Jongerentaal: de tipparade van de omgangstaal.'Hoogezand:Stubeg,1991

More Related