80 likes | 202 Views
Grammatica hoofdstuk 2 blz 68-69. VMBO 2. Doel van de les. Onderscheid kunnen maken tussen: Werkwoordelijk gezegde met ‘ te’of ‘aan het’ Werkwoordelijke uitdrukking. Werkwoordelijk gezegde met ‘te’ of ‘aan het’. Het werkwoordelijk gezegde bestaat uit de werkwoorden in een zin. vb
E N D
Doel van de les • Onderscheid kunnen maken tussen: • Werkwoordelijk gezegde met ‘te’of ‘aan het’ • Werkwoordelijke uitdrukking
Werkwoordelijk gezegde met ‘te’ of ‘aan het’ • Het werkwoordelijk gezegde bestaat uit de werkwoorden in een zin. vb Onder de paraplu/ liepen/ twee kinderen/te zingen. pv: liepen wg: liepen te zingen • Als ‘te’ en ‘aan het’ direct voor een werkwoord staan dan horen ze bij het werkwoordelijk gezegde
Zingend liepen de kinderen onder de paraplu. Wat is de persoonsvorm? Wat is het werkwoordelijk gezegde?
Zingend /liepen/ de kinderen /onder de paraplu. pv: liepen wg: liepen Wat is zingend?
Zingend /liepen/ de kinderen /onder de paraplu. pv: liepen wg: liepen bwb: zingend
Werkwoordelijke uitdrukking • Soms is een werkwoordelijk gezegde een werkwoordelijke uitdrukking. • Een werkwoordelijke uitdrukking is een vaste combinatie van een werkwoord met andere woorden. • Vb op de kast jagen.
De leerlingen jaagde de nieuwe docent op de kast. Deze combinatie jaagde op de kast (oftewel op de kast jagen) Heeft een speciale figuurlijke betekenis. De leerlingen jaagde de nieuwe docent niet letterlijk op de kast. De leerlingen maakten hem boos of kwaad. Het werkwoord en de andere woorden van de uitdrukking vormen samen het werkwoordelijk gezegde.