1 / 13

Hoofdstuk 2

Hoofdstuk 2. Paragraaf 1: Frankrijk in de 18e eeuw. Rond 1700. Frankrijk werd bestuurd vanuit paleis Versailles door Koning Lodewijk XIV Hij was een absoluut vorst: gekozen door God, en had dus alle macht. Hij besliste over alles alleen!. Versailles. Frankrijk.

yakov
Download Presentation

Hoofdstuk 2

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. Hoofdstuk 2 Paragraaf 1: Frankrijk in de 18e eeuw

  2. Rond 1700 • Frankrijk werd bestuurd vanuit paleis Versailles door Koning Lodewijk XIV • Hij was een absoluut vorst: gekozen door God, en had dus alle macht. • Hij besliste over alles alleen!

  3. Versailles

  4. Frankrijk • Was een standensamenleving • 3 standen, waar je vanaf geboorte bij hoorde. • Je kon ook niet veranderen van stand.

  5. 1e stand: geestelijkheid • Iedereen die voor de kerk werkt • Kleine groep • Maar erg rijk met veel land in bezit • Hoge geestelijken: meestal edelen die rijk wilden zijn. • Lage geestelijken: boeren die graag voor de kerk werkten

  6. 2e stand: Adel • Iets grotere groep dan de 1e stand. • Zij hielpen de koning met het besturen van het land • 1e en 2e stand hadden veel voorrechten/ privileges: • Zij mogen dingen doen die andere niet mochten, of hoeven juist dingen niet te doen: • 1e en 2e stand: betaalden geen belasting, maar de 3e stand wel • 1e en 2e stand kregen belangrijke banen voor kerk, bestuur en leger.

  7. 3e stand: rest • Rest van de bevolking hoorde hierbij. • De bovenste laag van deze groep werd de Bourgeoisie genoemd. (rijke burgerij) • Dat waren notarissen, bankiers en rechters. • De rest waren boeren, winkeliers, arbeiders en knechten.

  8. 3e stand • Zij hadden geen privileges of voorrechten. • Moesten belasting betalen aan kerk en koning. • De bourgeoisie vond dat ze eigenlijk wel wat meer macht mochten hebben. • Ze betaalden toch belasting? Dan mag je ook meebeslissen. • Boeren hadden helemaal geen rechten.

  9. Geldproblemen? • 3e stand had niets te zeggen • Hofleven van de koning was wel erg duur • De koning voerde teveel oorlog, wat ook veel geld kostte. • Kerk en adel betaalden al geen belasting • Door strenge winters werd het voedsel te duur en was er hongersnood • Problemen!!

  10. Oplossing van Lodewijk • Om al deze problemen op te lossen: • De koning riep de Staten-Generaal bij elkaar. • 900 vertegenwoordigers van de 3 standen samen. • Hij wilde hun toestemming om de belastingen te verhogen. • Ze waren al 100 jaar niet bij elkaar geroepen.... • Nu beginnen de veranderingen te komen...

  11. Einde paragraaf 1

More Related