170 likes | 376 Views
Hoofdstuk 2. De Grieken. Paragraaf 2. De G riekse wereld. Handel en ambachten. In Griekenland ontstaan dorpen. Boeren verbouwen olijven, groente en graan. Ze ruilen dit op markten . Landbouw ging steeds beter. Dus niet iedereen was nodig als boer. Mensen kregen andere beroepen.
E N D
Paragraaf 2 • De Griekse wereld
Handel en ambachten • In Griekenland ontstaan dorpen. • Boeren verbouwen olijven, groente en graan. • Ze ruilen dit op markten. • Landbouw ging steeds beter. • Dus niet iedereen was nodig als boer. • Mensen kregen andere beroepen.
Mensen kregen andere beroepen. • Pottenbakken, kleren maken, gereedschappen, enz. • Zo’n beroep is een ambacht: spullen met je handen maken. • Hun huis was vlak bij de markt om hun spullen te ruilen. • Iedereen leefde van de handel!
Stadstaten. • Er ontstonden steden met handel, maar veel mensen leefden van de landbouw. • Dit is een landbouw-stedelijke samenleving.
Stadstaat • Veel steden ontstonden op een berg. • Veilig, goed te verdedigen. • Berg met een muur er omheen: akropolis. • De steden lagen er ver van elkaar. • Veel steden bleven apart en zelfstandig.
Niet 1 land • Griekenland was een verzameling van losse staten, en dus niet 1 staat. • Iedere Griekse stad had zijn eigen bestuur, wetten en leger. • Elke stad was dus een stadstaat. • Athene was de grootste.
Griekse kolonies • Landbouw is lastig in Griekenland door alle bergen. • Er kwam een tekort aan voedsel. • Stadstaten gingen op zoek naar nieuwe gebieden voor dorpen en landbouw. • Die nieuwe gebieden: kolonies. • De meeste werden nieuwste stadstaten rond de Middellandse Zee.
Ontmoeting van culturen. • Grieken gingen veel handelen met andere gebieden rond de Middellandse Zee. • Verschillende culturen kwamen elkaar zo tegen. • Bv:
Ontmoetingen: • Feniciërs: Grieken kopiëren hun manier van schrijven met letters. • (later zullen de Romeinen dit ook weer kopiëren) • West-Turkije: Grieken leren wat geld is: gouden en zilveren munten. • De Grieken gaven dit weer door aan andere volkeren.
Sparta en Athene • Er waren veel verschillen in rijkdom en macht in de stadstaten. • Rijke mensen hadden meer te zeggen dan arme mensen. • In elke stadstaat was dit anders geregeld, bv Athene en Sparta.
Athene • Volwassen mannen met ouders die in Athene waren geboren hadden stadsrecht. • Zij mogen land bezitten. • Vreemdelingen mogen dat niet. • Vrouwen hadden niets te zeggen. • Mensen die helemaal geen bezit hadden: slaven.
Sparta. • Mannen hadden alle macht, rest van de bevolking werkte voor hun. • Mannen hielden zich allen bezig met militaire zaken, zoals oorlog voeren. • Vanaf hun 7e werden kinderen weggehaald bij hun ouders om getraind te worden voor het leger. • Zware training, blootvoets, veel pijn.
Slavernij • Dit was heel gewoon in de tijd van de Grieken en Romeinen. • 1/3 van de bevolking in elke stadstaat was slaaf. • Ze werkten in mijnen, op het platteland, werkplaatsen van ambachtslieden en in het huishouden. • Soms waren ze ook leraar of ambtenaar.