1 / 13

Van Vlaamsche burgerjongens en Franskiljons.

Van Vlaamsche burgerjongens en Franskiljons. Wie is wie tijdens het Belgische Interbellum? Reine Meylaerts. “Les Villages” ( E. Verhaeren, Toute la Flandre, 1911 ). De lieu en lieu avec leurs murs et leurs toits rouges, Ils se mirent depuis des siècles dans l’Escaut;

Download Presentation

Van Vlaamsche burgerjongens en Franskiljons.

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. Van Vlaamsche burgerjongens en Franskiljons. Wie is wie tijdens het Belgische Interbellum? Reine Meylaerts

  2. “Les Villages” (E. Verhaeren, Toute la Flandre, 1911) De lieu en lieu avec leurs murs et leurs toits rouges, Ils se mirent depuis des siècles dans l’Escaut; Au moindre vent qui vient des nuages, là-haut, Mille coqs d’or, sur les clochers, luisent et bougent. C’est là que vit et bat, parmi les champs féconds, Le très vieux coeur de Flandre au pouls massif et rude; Que les petites gens tassent leurs habitudes Et font tranquillement les besognes qu’ils font.

  3. “Toccata de l’été flamand”(C. Melloy, Enfants de la terre, 1934) Bleu de ciel et blond de blés, Voici l’été de retour. La kermesse fait le tour Des dimanches pavoisés. (…) Chaque village est un Breughle: Festin des gras et des maigres, Rixes, rires et cris aigres, Et complaintes de l’aveugle! Eh! Les fanfares, soufflez! Bières, jaillissez des bondes!

  4. La Légende d’Ulenspiegel (C. De Coster, 1867) - Le weerwolf est pris, il est pris, le meurtrier! Béni soit Ulenspiegel! Longue vie à notre frère Ulenspiegel! Lang leven onsen broeder Ulenspiegel. Et c’était comme une révolte populaire.

  5. “La Quinzaine littéraire: Georges Eekhoud”. Tout le pays flamand et tout le peuple flamand vivent dans les mots français qu’il [Georges Eekhoud] assemble avec obstination, (...). [I]l est (...) le Flamand absolu et intégral (...). (Giraud, Albert. Revue Belge. (1er juillet 1927):85)

  6. “La Quinzaine littéraire: L’Heure de la Flandre”. Le poète [L. Beyaert dans L’Heure de la Flandre] chante et ne veut chanter que la Flandre, (…) et il la chante, en fils pieux et fervent, dans le présent qu’il voit à travers le passé. Avec Memlinc, il nous évoque Bruges, avec Van Eyck, Gand, avec Van Dyck, Anvers. (...) Le livre, que l’auteur a voulu richement flamand, est luxueusement imprimé et illustré (...). (Giraud, Albert. Revue Belge. (15 novembre 1926):368.)

  7. “Un poète de langue française. Camille Melloy. 1891-1941” Camille Melloy n’a cessé d’user couramment du flamand, traduisant ou écrivant directement en cet idiome ses propres œuvres, entretenant avec les écrivains de Flandre un commerce amical et spirituel basé sur un échange abondant en néerlandais. Le choix du français fut donc, de la part du poète, l’objet d’une prédilection spontanée, ne comportant aucune ignorance, aucun dédain de l’autre langue. Nous pouvons y voir une préférence de culture, le fruit d’un humanisme latin, l’orientation naturelle d’une âme par la tradition spirituelle du catholicisme lettré. (Davignon 1941 :122)

  8. “Un poète de langue française. Camille Melloy. 1891-1941” Ni le poète, ni le prosateur et encore moins le traducteur n’ont sacrifié la vraie tradition de la langue française à des adaptations douteuses ou des assimilations hasardées. Ce Flamand, inexplicable dans son terroir et ses aïeux, est tout français d’accent, de rythme, de forme. (Davignon 1941 :125)

  9. “Bij Camille Melloy”, Nieuw Vlaanderen. Camille Melloy, den Fransch schrijvenden maar toch onloochenbaar Vlaamschen dichter (…). Een gulle, sympathieke en gezond-Vlaamsche verschijning, die ons in mooi Nederlandsch te woord staat. (de Poortere 1935:4)

  10. « Boekbespreking. Camille Melloy : Le Parfum de Buis ». Jammer dat onze landgenoot, die zoo fijngevoelig het Vlaamsche land bezingt, waar zijne bakermat stond, de Vlaamsche taal niet gebruikt om zijne dichterziel uit te zingen! Zijne kunst zou er heel waarschijnlijk in innigheid en diepte aan winnen. (L.D., Dietsche Warande en Belfort, 1930:91).

  11. “Camille Melloy”, Boekengids Rechtvaardigheidshalve moet bekend dat hij, kind van eenVlaamsche moeder, schreef in een vreemde taal, - op ‘t kollege aangeleerd ! – die hij overigens hanteert als een geboren Fransman. Daar ligt iets tragisch in dat geval. De dichter zelf lijdt er onder – even als wij – maar die wonde willen we niet opnieuw doen bloeden. (…) Melloy is een overtuigd Vlaming, op de hoogte onzer literatuur, bewonderaar van Guido Gezelle, Felix Timmermans en A. Coolen. (…) De inspiratie van zijn werk is door en door Vlaamsch; hij zelf is diep geworteld in den Vlaamschen bodem, hartstochtelijk verdediger van de Vlaamsche rechten en de Vlaamsche kultuur. (…) Franschschrijvend Vlaming is hij niettemin op en top Vlaming (…). Vlaanderen hoeft over Melloy niet te blozen. Wellicht verrast hij ons binnenkort met een Vlaamschen roman. God gave ‘t.(de Pauw 1934:246, 252)

  12. Litteraire Profielen. In elk geval, een “rara avis” die Camille Melloy, want op den hoop toe blijkt hij ook goed beslagen in ’t nederlandsch! (Vrucht alweer, ook bij hem, zooals bij ons allen, van lange en lastige zelfstudie; alle vlaamsche schrijvers kunnen prat gaan op een pijnlijk-verworven autodidaktisme!) (…) ’t komt me nochtans voor, dat, telkens weer, tusschen de realiteit en den artist, belemmerend staat de aangewende taal. (…) Camille Melloy – herschrijf dit boek (ik zeg niet: vertaal het), in de taal waarin gij het, een eerste maal, in uw onderbewustzijn opgeteekend hebt. (Eeckhout 1932:136-137, 147)

  13. “Camille Melloy. Van een Vlaamschen pater die den Franschen Edgar Poe-Prijs voor poëzie won”, De Standaard. Na den oorlog heb ik den schrijver van “Pallieter” leeren kennen. Ik houd zeer veel van hem. Ik vertaalde zijn “Driekoningentryptiek”, verschenen in 1931 bij Rex (Leuven) onder den titel “Triptyque de Noël” en ben nu ook klaar met de vertaling van “De Harp van St. Franciscus”. Van zijn kant illustreerde de Fé mijn “Louange des saints populaires” en “Triptyque de Noël”. Het is niet onmogelijk dat ikzelf een dezer dagen mij aan het schrijven zet in het Vlaamsch… (H.B.1934:4)

More Related