160 likes | 321 Views
Hoofdstuk 15 Verbanden tussen variabelen vaststellen en interpreteren. Soorten verbanden tussen twee variabelen (1). Verband: een consistente en systematische koppeling tussen de niveaus of benamingen van twee variabelen. Vier basistypen verbanden tussen twee variabelen: niet-monotoon
E N D
Hoofdstuk 15 Verbanden tussen variabelen vaststellen en interpreteren
Soorten verbanden tussen twee variabelen (1) • Verband: een consistente en systematische koppeling tussen de niveaus of benamingen van twee variabelen. • Vier basistypen verbanden tussen twee variabelen: • niet-monotoon • monotoon • lineair • curvilineair
Soorten verbanden tussen twee variabelen (2) • Niet-monotoon: bij een niet-monotoon verband wordt de aanwezigheid (of afwezigheid) van de ene variabele systematisch gerelateerd aan de aanwezigheid (of afwezigheid) van een andere variabele. • Monotoon: een monotoon verband is een verband waarbij de onderzoeker slechts de algemene richting van de samenhang tussen de twee variabelen kan aanduiden. • Stijgend: de ene variabele neemt toe als de andere variabele toeneemt. • Dalend: de ene variabele neemt toe als de andere variabele afneemt.
Soorten verbanden tussen twee variabelen (3) • Lineair: een rechtlijnige samenhang tussen twee variabelen. • Hier levert kennis van de omvang van de ene variabele automatisch kennis op over de omvang van de andere variabele.
Soorten verbanden tussen twee variabelen (4) • Curvilineaire verbanden: die verbanden waarbij de ene variabele samenhangt met de andere variabele, maar het verband eerder de vorm van een kromme heeft dan van een rechte lijn.
Verbanden tussen variabelen karakteriseren • Aanwezigheid: verwijst naar de vraag of er een systematisch verband bestaat tussen twee variabelen. • Richting: van monotone en lineaire verbanden kan ook de richting van de samenhangen worden beschreven. • Sterkte van het verband:afhankelijk van het soort verband dat wordt onderzocht kan de sterkte van de samenhang tussen twee variabelen worden voorgesteld.
Kruistabellen • Kruistabel: een tabel waarin de data worden vergeleken door middel van een indeling in rijen en kolommen. • Frequentie kruistabel • Percentage kruistabel
Chi-kwadraatanalyse (1) • Chi-kwadraatanalyse: bij een chi-kwadraatanalyse (χ2-analyse) bestudeer je de frequenties van twee nominale variabelen in een kruistabel om te bepalen of er tussen de variabelen een niet-monotoon verband bestaat. • Waargenomen frequenties:de feitelijke tellingen in de kruistabel. • Verwachte frequenties:theoretische frequenties die worden afgeleid van deze hypothese van geen verband tussen de twee variabelen.
Chi-kwadraatanalyse (2) • De berekende χ2-waarde:
Chi-kwadraatanalyse (3) • De vorm van de chi-kwadraatverdeling wordt bepaald door het aantal vrijheidsgraden.
Chi-kwadraatanalyse (4) • Hoe je een chi-kwadraatuitkomst interpreteert • Uit de chi-kwadraatanalyse komt de kans naar voren dat de onderzoeker bewijs vindt voor de nulhypothese als hij het onderzoek zeer vele keren zou herhalen met onafhankelijke steekproeven.
Correlatiecoëfficiënten en covariatie • Correlatiecoëfficiënt: een indexgetal dat altijd tussen de -1,0 en +1,0 ligt en de sterkte en de richting van het verband tussen twee variabelen aangeeft. • Covariatie: de hoeveelheid verandering in de ene variabele die systematisch samenhangt met de verandering in de andere variabele.
De product-momentcorrelatiecoëfficiënt van Pearson • De product-momentcorrelatiecoëfficiënt van Pearson: hiermee meet je het lineaire verband tussen twee variabelen van interval- en/of rationiveau, zoals de variabelen die worden afgebeeld in een spreidingsdiagram.