350 likes | 465 Views
Hoofdstuk 15 Mededingingsrecht. Op de interne markt mag de concurrentie niet vervalst worden: Daarom zijn er regels om te voorkomen dat de concurrentie wordt vervalst door: Ondernemingen Lidstaten. (2/34).
E N D
Hoofdstuk 15 Mededingingsrecht
Op de interne markt mag de concurrentie niet vervalst worden: • Daarom zijn er regels om te voorkomen dat de concurrentie wordt vervalst door: • Ondernemingen • Lidstaten (2/34)
De belangrijkste regels om vervalsing van de concurrentie door ondernemingen te voorkomen zijn: • Het verbod van artikel 81, lid 1 (bijvoorbeeld verbod van concurrentiebeperkende overeenkomsten). • Het verbod van artikel 81, lid 2 (verbod van misbruik van machtspositie). • Verordening 139/2004 (verplichting tot aanmelding van concentraties). (3/34)
Artikel 81, lid 1, van het Verdrag verbiedt: • alle overeenkomsten tussen ondernemingen, en • alle besluiten van ondernemersverenigingen, en • alle onderling afgestemde feitelijke gedragingen van ondernemingen, die • 1. ertoe strekken of ten gevolge hebben dat de mededinging binnen de gemeenschappelijke markt wordt verhinderd, beperkt of vervalst, en • 2. de handel tussen de lidstaten ongunstig kunnen beïnvloeden. (4/34)
Enige begrippen in artikel 81 die nadere uitleg verdienen: • Onderneming • Overeenkomsten • Besluiten van ondernemersverenigingen • Onderling afgestemde feitelijke gedragingen • ‘Ertoe strekken of ten gevolge hebben dat de mededinging binnen de gemeenschappelijke markt wordt verhinderd, beperkt of vervalst’ • ‘De handel tussen lidstaten ongunstig kunnen beïnvloeden’ (5/34)
Onderneming: • Iedere zelfstandige uitoefening van een economische activiteit. • Dus ook overheidsactiviteiten, zoals: • Arbeidsbemiddeling en • Ziekenvervoer (6/34)
Overeenkomsten: • Dit begrip omvat: • mondeling of schriftelijk vastgelegde afspraken. • stilzwijgende afspraken. • vrijblijvende afspraken (gentlemen’s agreements). (7/34)
Besluiten van ondernemersverenigingen: • Bijvoorbeeld: • Een besluit van een branchevereniging dat bindend is voor de aangesloten ondernemingen. • Onderling afgestemde feitelijke gedragingen: • Hiervan is sprake wanneer ondernemingen een uniform beleid voeren, • zonder overeenkomst of besluit, en • zonder dat dit kan worden verklaard door de marktstructuur. (8/34)
‘Ertoe strekken (...) dat de mededinging binnen de gemeenschappelijke markt wordt verhinderd, beperkt of vervalst’: • Ertoe strekken = ten doel hebben • Voorbeelden: • Een horizontale afspraak tussen producenten om van onderlinge prijsconcurrentie af te zien. • Een netwerk van verticale afspraken tussen fabrikant en distributeurs dat erop gericht is bestaande prijsverschillen in de lidstaten te laten voortbestaan. (9/34)
‘(...) Ten gevolge hebben dat de mededinging binnen de gemeenschappelijke markt wordt verhinderd, beperkt of vervalst’: Ten gevolge hebben = het gebeurt zonder dat dit het doel is Voorbeeld: Een afspraak, naar aanleiding van de verkoop van een onderneming, waarbij gedurende twintig jaar de verkoper zich verplicht de koper geen concurrentie aan te doen. (10/34)
‘De handel tussen lidstaten ongunstig kunnen beïnvloeden’: • Doel hiervan is om de grens te bepalen tussen: • het Europees mededingingsrecht en • het mededingingsrecht van de lidstaten. • Voorbeeld: • Een prijsovereenkomst van restaurants in Amsterdam verstoort de concurrentie, maar kan de handel tussen de lidstaten niet ongunstig beïnvloeden. • Daarom is deze overeenkomst: • niet verboden door artikel 81, lid 1. • wel verboden door het Nederlands mededingingsrecht (11/34)
Ontheffingen op basis van artikel 81, lid 3: • Artikel 81, lid 3, maakt ontheffingen van het verbod van artikel 81, lid 1, mogelijk, als aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. • Voor een ontheffing komt bijvoorbeeld in aanmerking: • Een afspraak tussen ondernemingen om samen te werken aan een onderzoek om tot aanzienlijke kwaliteitsverbetering van hun producten te komen, als: • Geen onnodige afspraken (zoals prijsafspraken) worden gemaakt. • Er geen risico is dat de concurrentie wordt uitgeschakeld (bijvoorbeeld als de betrokken ondernemingen een zeer groot marktaandeel hebben). (12/34)
Individuele ontheffing: • Een verklaring van de Commissie dat de afspraak tussen de ondernemingen X en Y niet verboden is, omdat deze afspraak aan de voorwaarden van artikel 81, lid 3, voldoet. • Vanaf 1 mei 2004 is het niet meer mogelijk om aan de Commissie een ‘individuele ontheffing’ te vragen. (13/34)
Groepsvrijstelling: • Een verordening, waarin de Commissie verklaart dat een bepaald type overeenkomst – bij voorbaat – is toegestaan, mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. • Er bestaan groepsvrijstellingen voor: • horizontale overeenkomsten (= afspraken tussen concurrenten), en • verticale overeenkomsten (= bijvoorbeeld afspraken tussen een fabrikant en zijn distributeurs). (14/34)
Groepsvrijstelling voor distributieovereenkomsten (verordening 2790/1999): • Distributieovereenkomst = overeenkomst tussen een leverancier en diens distributeurs. • Distributeurs zijn personen die: • op eigen naam en voor eigen rekening een bepaald product (in de vorm van goederen of diensten) inkopen en doorverkopen aan derden, bijvoorbeeld: • - Detaillisten • - Groothandelaren • - Importeurs (15/34)
Op grond van verordening 2790/1999 is vrijwel alles toegestaan, als aan twee voorwaarden voldaan is: • Het marktaandeel van (meestal) de leverancier op de relevante markt mag niet meer dan 30% bedragen. • Er mogen geen hardcore restricties worden toegepast. Er is bijvoorbeeld sprake van een hardcore restrictie wanneer de leverancier de distributeur verplicht tot een bepaalde prijspolitiek bij wederverkoop. (16/34)
Artikel 82 van het Verdrag verbiedt: • misbruik van machtspositie op de interne markt (of op een wezenlijk deel daarvan), dat • 1. toerekenbaar is aan één of meer ondernemingen, en • 2. de handel tussen de lidstaten ongunstig kan beïnvloeden. • Enige begrippen in artikel 82 die nadere uitleg verdienen: • Toerekenbaar aan één of meer ondernemingen • Misbruik van machtspositie op de interne markt (of op een wezenlijk deel daarvan) (17/34)
Toerekenbaar aan één of meer ondernemingen: • Artikel 82 kan worden toegepast op • één onderneming, of • meer ondernemingen (die een collectieve machtspositie bezitten). (18/34)
Misbruik van machtspositie op de interne markt (of op een wezenlijk deel daarvan): • Om te bepalen of hiervan sprake is, moeten de volgende vragen worden beantwoord: • Wat is de relevante productmarkt? • Wat is de relevante geografische markt? • Is er sprake van een machtspositie op de aldus gevonden markt? • Is er sprake van misbruik van deze machtspositie? (19/34)
De relevante productmarkt: • bestaat uit producten die door de consument wegens • hun eigenschappen, • hun gebruik en • hun prijs • als gelijksoortig worden beschouwd. (20/34)
De relevante geografische markt: • De relevante geografische markt is het gebied, waarin • de concurrentievoorwaarden voor het betrokken product voor alle handelaren vergelijkbaar zijn. • Artikel 82 is alleen geschonden als het geografisch gebied bestaat uit: • de gemeenschappelijke markt of • een wezenlijk deel van de gemeenschappelijke markt. (21/34)
Machtspositie: • Een zeer aanzienlijk marktaandeel (= marktaandeel van meer dan 50%) op de relevante markt, levert op zichzelf het bewijs op van een machtspositie. • Een aanzienlijk marktaandeel (marktaandeel van meer dan 30%, maar niet meer dan 50%) levert slechts het bewijs van een machtspositie op in samenhang met andere factoren (zoals het marktaandeel van concurrenten). (22/34)
Misbruik van machtspositie: • Voorbeelden van misbruik van machtspositie: • Het opleggen van onbillijke voorwaarden aan een afnemer, zoals een exportverbod. • Een leveringsweigering (bijvoorbeeld om een afnemer te straffen die zich niet houdt aan de onbillijke voorwaarden van de leverancier). (23/34)
Verordening 1/2003: • De Commissie is de rol van Europese mededingingsautoriteit toebedeeld. Dit betekent dat de Commissie is belast met: • I. het opsporen van inbreuken op artikel 81 en 82. • II. het nemen van maatregelen om geconstateerde inbreuken te beëindigen. • III. het bestraffen van geconstateerde inbreuken. (24/34)
I. Het opsporen van inbreuken op artikel 81 en 82: • De Commissie beschikt over omvangrijke opsporingsbevoegdheden, zoals: • de bevoegdheid om inlichtingen te vragen (of bij beschikking te eisen). • de bevoegdheid om inspecties bij ondernemingen en ondernemersverenigingen en zelfs in woningen en vervoermiddelen te verrichten. (25/34)
II. Het nemen van maatregelen om geconstateerde inbreuken te beëindigen: • Als een inbreuk op artikel 81 of 82 van het Verdrag door onderneming Z is vastgesteld, kan de Commissie: • Onderneming Z – bij beschikking – verplichten om binnen een bepaalde termijn aan de vastgestelde inbreuk een einde te maken. • Een dwangsom opleggen voor iedere dag dat onderneming Z niet aan deze verplichting voldoet (na het verstrijken van de gestelde termijn). (26/34)
III. Het bestraffen van geconstateerde inbreuken: • De Commissie kan een hoge geldboete opleggen als straf voor een gepleegde inbreuk op artikel 81 of 82. • De hoogte van deze boete is maximaal 10% van de totale omzet uit het voorafgaande boekjaar van die onderneming. (27/34)
Concentratieverordening 139/2004: Deze verordening belast de Commissie met preventief toezicht (= toezicht vooraf) op: Concentraties met een communautaire dimensie. (28/34)
Concentraties: • Fusies, • Overnames, • Vorming van een gemeenschappelijke onderneming (joint venture). • Communautaire dimensie: • Wanneer zeer grote ondernemingen tot concentratievorming overgaan met gevolgen voor de interne markt. (29/34)
Aanmeldingsplicht: • Concentraties met een communautaire dimensie moeten worden aangemeld bij de Commissie: • Aanmelding dient plaats te vinden voordat de concentratie tot stand wordt gebracht. • Na aanmelding gaat de Commissie beoordelen of de concentratie al dan niet verenigbaar is met de interne markt. (30/34)
Concentratie moet verenigbaar zijn met de interne markt: • Een concentratie is onverenigbaar met de interne markt wanneer de concurrentie op de interne markt (of een wezenlijk deel daarvan) duidelijk wordt belemmerd. • Dit is met name het geval wanneer: • Een machtspositie in het leven wordt geroepen, of • Een reeds bestaande machtspositie wordt versterkt. (31/34)
Sancties: • Artikel 7 van de verordening verbiedt om een concentratie (met communautaire dimensie) tot stand te brengen zolang deze: • niet is aangemeld, en • niet met de gemeenschappelijke markt verenigbaar is verklaard. • Ondernemingen die deze regels overtreden, riskeren een boete van maximaal 10% van de totale jaaromzet van de betrokken onderneming. (32/34)
Verstoring van de concurrentie door de lidstaten: • 1. Lidstaat X kan de concurrentie beperken door bij wet een hoge prijs voor bepaalde producten (van particuliere ondernemingen) vast te stellen. • Dit is in strijd met artikel 10 (het beginsel van gemeenschapstrouw). • 2. Lidstaat X kan de concurrentie verstoren wanneer het toestaat dat door lidstaat X gecontroleerde ondernemingen zich niet aan de regels van de artikelen 81 en 82 houden. • Dit is verboden door artikel 86. • Lidstaat X kan de concurrentie vervalsen door staatssteun te verlenen aan onderneming Y. • Dit is verboden door artikel 87, lid 1. (33/34)
Rechtsbescherming: • Artikel 230, alinea 4, biedt onderneming X de mogelijkheid om beschikkingen van de Europese instellingen aan te vechten, met name: • Een tot onderneming X gerichte beschikking van de Commissie. • Een tot onderneming Y gerichte beschikking van de Commissie, waardoor onderneming X rechtstreeks en individueel geraakt wordt. (34/34)