1 / 47

Kustecosystemen 2001-2002 A. Vanreusel – E. Coppejans

Kustecosystemen 2001-2002 A. Vanreusel – E. Coppejans. Kust. Land aangrenzend aan zee (maritieme zone) Intergetijdenzone Aanliggende kustwateren. Duinen. Sedimenten. Duinen Betreding Bebouwing Erosie. Sedimenten Zandwinning Toerisme Visserij. Schorren. Estuaria. Estuaria

badru
Download Presentation

Kustecosystemen 2001-2002 A. Vanreusel – E. Coppejans

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. Kustecosystemen 2001-2002 A. Vanreusel – E. Coppejans Kust • Land aangrenzend aan zee • (maritieme zone) • Intergetijdenzone • Aanliggende kustwateren

  2. Duinen Sedimenten

  3. Duinen Betreding Bebouwing Erosie Sedimenten Zandwinning Toerisme Visserij

  4. Schorren Estuaria

  5. Estuaria Vervuiling Verdieping Schorren Vervuiling Afdamming

  6. Mangroves Zeegrassen

  7. Mangroves Deforestatie grondwatertafelwijziging Zeegrassen Visserij

  8. Koraalriffen Tropische fauna

  9. Koraalriffen Opwarming Visserij Eutrofiëring Tropische fauna

  10. Rotskusten

  11. Rotskusten Exploitatie Betreding

  12. Oproep tot : • programma van geïntegreerd kustzonebeheer (VN, Wereldbank) • ecosysteembenadering in functie van visserijmanagment (wetenschappers) • Globaal netwerk van Mariene beschermde gebieden (MPA’s) (IUCN) •  kustecosystemen kennen en begrijpen in functie van gecontrolleerde exploitatie (management)

  13. Kust • land aangrenzend aan zee • (maritieme zone) • Intergetijdenzone • Aanliggende kustwateren Terrestrische dieren & planten Gespecialiseerde fauna & flora Mariene soorten Interface tussen 3 bewoonbare media : water, lucht en land  Waar de terrestrische omgeving de mariene beinvloedt en vice versa Gekenmerkt door scherpe gradienten Temporele variabiliteit (regelmatig & onvoorspelbaar) Duidelijke grenzen (biologische, fysische, chemische)

  14. Interface tussen 3 bewoonbare media : water, lucht en land  Waar de terrestrische omgeving de mariene beinvloedt en vice versa

  15. Littorale zone

  16. Meestal wordt kustlijn geleidelijk gevormd afhankelijk van : • geologische samenstelling en structuur • Terristrische verwering en drainage • Topografie en hrydrografie van binnenland • Wijziging in water - landniveau

  17. Afbraak Opbouw

  18. 3 kusttypes : • (1) • embayed’ : meestal rotsachtig • + talrijke inhammen, baaien & fjords • = submerged (land zinkt tov zeeniveau) • (2) • Plains : zand & slibkust • + offshore zandbanken en eilanden • = emerged (rijzen van zeebodem of • Daling van zeeniveau) • (3) • Nieuwe kusten : aangroei door : • Sedimentatie - Vulkanisme • Koraalriffen- Delta

  19. 1. Rotskusten 2. Smalle kustterrassen a. Met voorgebergte en baaien b. Kustvlakten 3. Brede kustterrassen (a of b) 4. Deltakusten 5. Riffen 6. IJskusten

  20. Sedimenten • Terrestrische oorsprong Aanvoer via wind en/of zoetwater • Belang van interactie korrelgrootte en hydrodynamisch regime •  Sedimentatie – bodemtransport - resuspensie

  21.  ‘ Wet van Stokes’ : Bezinkingssnelheid is recht evenredig met korrelgrootte en omgekeerd evenredig met viscositeit van vloeistof Sedimentatie of bezinking Partikels < 0.02 mm: bezinkingssnelheid ~korreldiameter² > 2 mm : bezinkingssnelheid ~ korreldiameter

  22. Diagenesis • Bodemtransport • Resuspensie Na sedimentatie   processen Bodemstroomsnelheid Bodemtransport  afhankelijk van drempelwaarde Resuspensie  afhankelijk van ‘ruwheid’ snelheid

  23. Bodemtransport  afhankelijk van drempelwaarde (snelheid om partikel in beweging te krijgen) stijgt voor grote deeltjes tgv inertia (massa te hoog)) stijgt voor kleine deeltjes tgv van het feit dat kleinere deeltjes moeilijker in beweging te krijgen zijn (meer gestroomlijnd; te klein oppervlak om voldoende wrijving te ondervinden ) Bij deze korrelgrootte laagste snelheid nodig voor beweging

  24. Resuspensie  afhankelijk van ‘ruwheid’ snelheid = snelheid waar laminaire stroming wordt omgezet in turbulente stroming Hoe groter partikel hoe sneller laminair  turbulent Geen resuspensie (erosie) zonder turbulente stroming

  25. Substraat voor sessiele dieren en planten

  26. Waterbeweging speelt sleutelrol in kusttopografie • Beinvloed door 5 types van zeewaterbeweging : • Golven • Getijden • Seiches (natuurlijke oscillaties) • Stromingen • Luchttransport via nevels + zoetwaterbeweging (precipitatie – evaporatie en Run-off & drainage)

  27. 5 types golven met verschillende oorsprong • -Wind • Interne • Stormen • Tsunamis • getijden

  28. Golven  tgv wind : bepaald doorwindsnelheid duur blootstelling fetch (afstand tot waar windeffect reikt door water) Zee is mengeling van golven van diverse hoogten, perioden en richting. Orbitale beweging van waterpartikels oiv golven. De diameter van orbits verkleint met waterdiepte (afname invloed golven) Swell is uitdeinen van golven

  29. Wrijvingskrachten worden belangrijk dichter bij de kust • Indien golflengte ¾ van waterdiepte  onstabiele golven die breken • Vlakke kust : golven lopen op strand en keren terug • Verticale kust : breken, nemen lucht mee  spray (uplifting) Multidirectionele bewegingen tot op diepte 2.5H Oscillerende golf parallel aan zeebodem tot op diepte 0.5L Unidirectionele residuele stroming op zeebodem

  30. In geval van landtongen (embayed coast)  hogere golven tgv steilere helling Indien waterdiepte < ½ golflengte  Wrijvingskrachten Golfperiode = Golfhoogte & helling Golflengte

  31. Interne golven ontstaan door : • onevenheden in bodem • frictie tussen verschillende waterlagen • soms niet meetbaar aan oppervlak of op bodem • Stormen • drukverschillen veroorzaken fluctuaties in gemiddeld zeeniveau. • (Zo kan een verandering tussen sterke cyclonale en anticyclonale • Druk, een wijziging in zeeniveau tot 50 cm veroorzaken) • -

  32. Interne golven ontstaan door : • onevenheden in bodem • frictie tussen verschillende waterlagen • soms niet meetbaar aan oppervlak of op bodem • Stormen • drukverschillen veroorzaken fluctuaties in gemiddeld zeeniveau. • (Zo kan een verandering tussen sterke cyclonale en anticyclonale • Druk, een wijziging in zeeniveau tot 50 cm veroorzaken) • Dit kan leiden tot resonanties die extra golven tot 6 m hoogte • kunnen veroorzaken • (in Noordzee kan zeeniveau 2 tot 3 m stijgen boven normale oiv stormen)

  33. Tsunamis - plotse verandering in grote massa’s vast materiaal (tgv aardbeving, vulkanische activiteit, ..) kunnen zeer snel bewegende golven veroorzaken : In volle oceaan : golfamplitude < 1 m, golflengte 250 km, golfperiode 10-30 min Bij de kust : zeewaterstijging tot 10 meter tgv lokale topografische factoren.

  34. Gravitatie-effect zon & maan + Centrifugale kracht door rotatie Getijdencyclus Cycli van 12h25min

  35. Stromingen : Coastal upwelling  oppervlakte water is verplaatst weg van de kust en vervangen door kouder en nutrientrijker water  voedselrijk water wordt aan oppervlak gebracht Vooral aan subtropische westkusten Horizontal drag (oiv wind) + Vertical momentum (densiteitsverschillen oiv temp & saliniteit)

  36. Plankton Fytoplankton Zooplankton Holoplankton Meroplankton - planktotroof - lecitotroof Tychoplankton Nekton Pleuston Neuston

  37. Plankton: morfologische adaptaties • Bezinking wordt tegengegaan door • (1) lichaamsdensiteit te verminderen (zware sulfaationen • vervangen door osmotisch gelijkaardige, maar lichtere chloriden, • opstapeling van olie & vetten, met gas gevulde organen.) • (2) Toename oppervlakte/volume ratio • Klein : bezinken trager, snellere vermenigvuldiging en meer efficiënte • opname van nutrienten • Afgeplatte structuren + stekels: verhogen weerstand en beschermen • tegen predatie • Warm water minder dens dan koud: meer uitgesproken adaptaties bij • tropische soorten en ‘zomer’soorten • Doorzichtig : tegen predatie (blauwe kleur tegen predatie door bijv. • Zeevogels en als bescherming tegen nadelige effecten van UV straling)

More Related