130 likes | 284 Views
Hoofdstuk 3. Vreemd vermogen. Bankkrediet. Hoe beoordeelt een bank de kredietwaardigheid van ondernemingen? Operationele risico’s Financiële risico’s Hoe bepaalt een bank het rentetarief? Kosten van het aantrekken van financiering door de bank Opslag voor kredietrisico
E N D
Hoofdstuk 3 Vreemd vermogen
Bankkrediet • Hoe beoordeelt een bank de kredietwaardigheid van ondernemingen? • Operationele risico’s • Financiële risico’s • Hoe bepaalt een bank het rentetarief? • Kosten van het aantrekken van financiering door de bank • Opslag voor kredietrisico • Opslag voor kosten en winst • Risicobeperkende maatregelen • Onderpand eisen • Covenants opnemen in de kredietovereenkomst
Covenants • Pari-passu verklaring • Cross-default verklaring • No change of ownership verklaring • Non-dividend verklaring
Uitgifte van vastrentende waarden • Beursgenoteerd • Duur: beurskosten + kosten begeleidende bank + prospectus • Aantrekkelijk voor belegger vanwege goede verhandelbaarheid • Onderhandse plaatsing • Onderhandse lening (te vergelijken met bankkrediet) • Notes: geldgever krijgt een waardepapier dat verkocht kan worden aan een andere belegger maar niet via de beurs
Vormen van vastrentende waarden • Floating rate note • Callable bond • Achtergestelde lening • Junk bond • Convertible bond
Rendementeis van vastrentende waarden • Welk rendement eisen de beleggers wanneer zij een vastrentende waarde van een onderneming kopen d.w.z. wanneer zij geld aan de onderneming lenen? • Factoren die de rendementseis bepaslen • Algemene niveau van de rente • Kredietrisico • Verhandelbaarheid van de lening
Koers van een vastrentende waarde • Als het rendement bekend is dat een belegger eist wanneer hij geld leent aan een onderneming door het kopen van een vastrentende waarde van deze onderneming kan je berekenen hoeveel de belegger wil betalen voor een reeds bestaande vastrentende waarde • De prijs (koers) van een reeds bestaande vastrentende waarde kan worden berekend door de contante waarde te berekenen van de kasstromen die de belegger krijgt wanneer hij de vastrentende waarde koopt • Deze kasstromen bestaan uit: • Rentebetalingen • Terugbetaling van de hoofdsom
Berekenen van de koers van een vastrentende waarde (coupon + aflossing) • We bepalen de koers van een obligatie met de volgende • kenmerken: • Nominale waarde is 1.000 euro • Resterende looptijd is 5 jaar • Coupon is 5% • Huidig door beleggers geëist rendement is 7% • De contante waarde van alle toekomstige kasstromen • wordt berekend met behulp van de volgende formule: Kasstroom CW = (1 + 0,07)n
Berekenen van de koers van een vastrentende waarde (zero-coupon obligatie) • We bepalen de koers van een obligatie met de volgende • kenmerken: • Nominale waarde is 1.000 euro • Resterende looptijd is 5 jaar • Coupon is 0% • Huidig door beleggers geëist rendement is 7% • Deze obligatie heeft maar een toekomstige kasstroom: de aflossing na 5 jaar. • De contante waarde van deze kasstroom wordt berekend met behulp van de volgende formule: 1.000 CW = (1 + 0,07)5
Berekenen van de koers van een vastrentende waarde (perpetual) • We bepalen de koers van een obligatie met de volgende • kenmerken: • Nominale waarde is 1.000 euro • Resterende looptijd is oneindig • Coupon is 6% • Huidig door beleggers geëist rendement is 7% • Deze obligatie heeft uitsluitend kasstromen van 6.000 euro die nooit ophouden. • De totale contante waarde van deze kasstromen wordt berekend met behulp van de volgende formule: 60 CW = 0,07
Berekenen van de koers van een vastrentende waarde (perpetual) • We bepalen de koers van een obligatie met de volgende • kenmerken: • Nominale waarde is 1.000 euro • Resterende looptijd 25 jaar maar geen aflossing • Coupon is 6% • Huidig door beleggers geëist rendement is 7% • Deze obligatie heeft uitsluitend kasstromen van 6.000 euro gedurende de komende 25 jaar. • De totale contante waarde van deze kasstromen wordt berekend met behulp van de volgende formule: 1 – ( 1,07)-n 60 x CW = 0,07
Effectief rendement • Als de koers van een vastrentende waarde bekend is kan je uitrekenen wat het rendement is als een belegger de vastrentende waarde tot aan het einde van de looptijd aanhoudt • Dit heet ‘effectief rendement’ • Het rendement valt in twee delen uiteen: • Jaarlijkse rentebetaling: couponrendement • Verschil tussen aankoopkoers en aflossingsbedrag (meestal 1.000): aflossingsrendement • Voorbeeld • Koers = 97,5% (975 euro) • Couponrente = 4% • Resterende looptijd = 8 jaar • Couponrendement = 40 / 950 x 100% = 4,21% • Aflossingsrendement = (1.000 – 975) / 975 x 100% = 2,56% • Effectief rendement = 4,21% + 2,56% = 6,77% • Effectief rendement is belangrijk voor ondernemingen omdat zij dan weten hoeveel rente zij moeten betalen als zij geld van beleggers willen lenen. • Om het effectief rendement exact te berekenen moet je het werkblad ‘effectief rendement’ gebruiken
Lease • Lessor: degene die het geld voor het kapitaalgoed beschikbaar heeft (meestal financiële instelling) • Lessee: de gebruiker van het kapitaalgoed (meestal een onderneming) • Financial lease = de lessee leent geld van de lessor om het kapitaalgoed te kopen; het kapitaalgoed wordt eigendom van de lessee • Operational lease = de lessee huurt het kapitaalgoed van de lessor