310 likes | 489 Views
Examenbespreking CE Nederlands 2006. georganiseerd door de sectie Nederlands van Levende Talen Michel Couzijn VD Nederlands, ILO, UvA. Doel:. oplossen van problemen bij het beoordelen van leerlingantwoorden. Mijn aanpak:. eerst zelf het examen maken
E N D
Examenbespreking CE Nederlands 2006 georganiseerd door de sectie Nederlands van LevendeTalen Michel Couzijn VD Nederlands, ILO, UvA
Doel: • oplossen van problemen bij het beoordelen van leerlingantwoorden
Mijn aanpak: • eerst zelf het examen maken • vergelijken eigen antwoorden met correctie-model; verschillen noteren; devil’s advocate • vanavond: onduidelijkheden en verschillen van mening oplossen • en: samen beslissen of voor afwijkende leerlingantwoorden punten mogen worden toegekend
Resultaat: • duidelijke en eerlijke afspraken over puntentoekenning waaraan men zich committeert • informatie voor CEVO/CITO over problemen bij het maken en beoordelen van dit examen • eventuele klachten namens de sectie Nederlands van LT doorgeven aan CEVO
Tekst 1: Oriënterend lezen • Titel: • maatschappelijk onderwerp, beetje saai • het helpt als je wat weet van (kennis)economie • Lead: • Kunneman betoogt dat Balkenendes Innovatie- platform onhaalbare verwachtingen wekt • Bron: • filosofische tekst • Illustraties: • geen (?)
Tekst 1: Globaal lezen (1/2) • (al. 1, eerste regels al. 2 t/m 12, slotal., secties) • politiek doel: Nederland Kennisland • ruimte voor ‘innovatie’ • meer geld voor ontwikkeling en onderzoek • vooral beta
Tekst 1: Globaal lezen (2/2) • eerste regels al. 1 t/m 4: • doel (economie en levenskwaliteit) wil men bereiken door hoge verwachtingen van het middel (technologiebeleid) • eerste regels al. 5 t/m 10: • naïeve verwachtingen werden wetenschappelijk weerlegd • niet iedereen profiteert • morele en existentiële problemen • consumptiedrang staat levenskwaliteit in de weg • eerste regels al. 11 – slot: • hoe dan? (meersporenbeleid:) productie, consumptie en zingevingsprocessen, morele en existentiële vragen
Vragen bij tekst 1 • Totaal 19 vragen: • 13 meerkeuzevragen • 3 semi-meerkeuzevragen (11, 12, 19) • 3 open vragen (4, 10 en 15) • Open vragen zijn twee of drie keer meer punten waard dan gesloten vragen • Maximum 23 punten, waarvan 7 uit open vragen (vgl. samenvatting: max. 22 punten) • Door gokken al ca. 5 punten cadeau.
Vraag 1 t/m 3 • Vraag 1: A, maar ook D • alinea’s 2 – 4: er zijn twijfels bij de heilsboodschap • alinea 5 e.v.: welke twijfels zijn er? • Vraag 2: C • ‘niet iedereen in gelijke mate’ = sociaal ‘tekort’ • Vraag 3: B • ‘verbinding’ (al. 11) = koppeling
Vraag 4 • Aanwijzingen: • ‘consensus’ (al. 1) = ‘eensgezindheid’ (al. 2) • ‘vraagteken bij vooronderstelling’ (al. 2) • Volgens tekst: “er bestaat een directe koppeling tussen technologische innovatie en economische groei aan de ene kant en toename van welzijn en verbetering van de kwaliteit van het leven aan de andere kant” • Van 30 naar 20 woorden. Leesvaardigheid of formuleervaardigheid?
Vraag 5 • Blijkens de titel: • een bestaan dat illusoir is? • een bestaan dat steunt op de Kenniseconomie? • Blijkens ‘de inhoud van de tekst’ (?) • A: ‘maakbaar’ = ‘beheersbaar’ (door wie?) • C: beheersbaar door het individu (minder goed) • D: ook niet fout, want de auteur beschouwt dit als te weerleggen argument (alinea 8)
Vraag 6 • Vormen alinea 3 t/m 6 een ‘tekstgedeelte’? • Hangt de ‘functie binnen dat tekstgedeelte’ samen met de hoofdgedachte van de alinea? • De hoofdgedachte is ‘de verwachting dat (…) wordt de burger als illusie voorgespiegeld’ • Is dat een vaststelling of een probleemstelling? Is ‘de burger een illusie voorspiegelen’ een feit of een probleem?
Vraag 7 • In r. 40 t/m 60 is een uitwerking van alinea 3, dus antwoord C is juist • In r. 61 t/m 64 wordt gesteld dat de werkelijkheid nooit geheel doorzien en begrepen kan worden. • In alinea 5 wordt ‘aangetoond’ dat het gedrag van complexe systemen onvoorspelbaar is en dus niet geheel te begrijpen. (Is eig. ook een ‘uitwerking’)
Vraag 8 • Heeft alinea 5 als functie een onderbouwing te leveren binnen het tekstgedeelte alinea 3 t/m 6 ? • Het was toch slechts een onderbouwing of ‘aantonen’ bij een stelling in alinea 4? • Binnen het ‘geheel’ van al. 3-6 kan men stellen dat al. 5 het eerste concrete ‘tegenbewijs’ levert bij de illusoire verwachting; tegenstelling?
Vraag 9 • In alinea 6 wordt een - min of meer ‘logisch’ - gevolg aangegeven van het wetenschappelijk inzicht uit alinea 5. • Is dat hetzelfde als ‘alinea 5 heeft als functie een gevolg aan te duiden binnen het tekstgedeelte alinea 3 t/m 6’?
Vraag 10 (1/2) • In de vraag wordt een kenmerk van naïviteit genoemd (‘wordt niet hoog ingeschat’). • Moet ik nu woordgroepen/zinsdelen zoeken met datzelfde kenmerk, of die ook ‘naïef’ zijn (wat dat verder ook is)? Indien het laatste, waarom dan het kenmerk genoemd? De leerling staat dan op een verkeerd been.
Vraag 10 (2/2) • Indien woordgroepen of zinsdelen die verwachtingen aanduiden ‘die niet hoog worden ingeschat’: • (r. 19-21) ‘er kan een groot vraagteken geplaatst worden bij de vooronderstelling’ • (r. 21-28) ‘de directe koppeling tussen X en Y wordt als vanzelfsprekendaangenomen’
Vraag 11 • In de vraag wordt gesteld dat alinea’s 4-10 argumentatie bevatten. Dat strookt niet met de tekstdelen die in vraag 1 t/m 3 worden onderscheiden. • Blijkens vraag 7 bevat alinea 4 geen argumentatie, maar een ‘uitwerking en stelling’ • Antwoord (alinea 8) is goed, mits je aanneemt dat het ‘niet rechtvaardig’ is dat mensen in ongelijke mate profiteren van technologische vooruitgang.
Vraag 12 • Antwoord (alinea 9) is goed: ‘existentieel’ duidt op ‘het bestaan’
Vraag 13 • Geen uitgemaakte zaak: • al. 5, 6 en 7 (en slot 4) betreffen de illusie dat het leven volledig voorspelbaar is; • al. 9 en 10 betreffen de illusie dat technologische vooruitgang de levenskwaliteit verhoogt • eventueel ook al. 8, indien je aanneemt dat ‘de’ levenskwaliteit betekent: van iedereen • aandacht voor de levenskwaliteit wordt verder bepleit in al. 11-13, maar niet meer in het kader van een illusie
Vraag 14 • A is goed. Het is eigenlijk het verzwegen argument bij de redenering: • Straks hebben we een verzadigde consumptiemaatschappij (waarin alle materiële behoeften bevredigd zijn) • Als alle materiële behoeften bevredigd zijn, blijft alleen de bevrediging van niet-mat. behoeften over • DUS: Straks blijft alleen de bevrediging van niet-mat. behoeften over (d.w.z. beleving en emotie worden belangrijker)
Vraag 15 • Ik vraag me af waar het in het correctiemodel gegeven antwoord in de tekst te vinden is. • Als het daar niet te vinden is (maar de leerling het moet construeren op basis van eigen inzicht), is het de vraag of in deze vraag leesvaardigheid wordt gemeten.
Vraag 16 • D is een beter antwoord dan A: • ‘de menselijke geest’ is minder concreet dan ‘psychiatrische problemen • er zijn meer oorzakelijke factoren dan criminaliteit in het geding (nl. maatschappelijke achterstandsposities)
Vraag 17 • Antwoord D is het beste, maar veronachtzaamt de mediërende rol van economische groei: • als resultaat van technologische vooruitgang • als oorzaak van verhoging van levenskwaliteit • Antwoord A klinkt goed, maar poneert ten onrechte dat de verwachtingen ontstaan uit innovatie en groei per se
Intermezzo • Titel en lead van tekst 1 zetten mij als lezer op een verkeerd been: • ‘kenniseconomie’ speelt een ondergeschikte rol • het innovatieplatform van Balkenende komt in de tekst geheel niet voor • Kunneman stelt niet dat de gewraakte verwachtingen door dit Innovatieplatform zijn gewekt (zoals in de lead impliciet wordt gesteld) • De tekst blijkt oorspronkelijk een heel andere titel gehad te hebben, en de lead is er in een later stadium door een redacteur van Filosofie Magazine aan geplakt.
Vraag 18 • Antwoord B is het minst slecht; Kalshoven waarschuwt niet voor enig ‘gevaar’ of voor een ‘te’ eenzijdige technologische ontwikkeling. Daarmee vallen antwoorden A, C en D af. • In antwoord B wordt ten onrechte geïmpliceerd dat Kalshoven op het door Kunneman genoemde ‘gevaar’ ingaat (door het te relativeren); Kalshoven maakt alleen duidelijk dat ‘kenniseconomie’ een modieus begrip is. Dat laatste impliceert echter niet het eerste.
Vraag 19 • Cruciaal in deze vraag staan ‘de (politieke en bestuurlijke) belangen die spelen bij de ontwikkeling van de kenniseconomie’; deze formulering is onhelder: • de feitelijke belangen bij een florerende kenniseconomie (van iedereen, dus ook best./pol.) • de persoonlijke of statusgerichte belangen bij het munten van de term ‘kenniseconomie’ (Kalshoven) • De vraag is bijzonder simpel te beantwoorden, door de echo van het woord ‘politiek’. Dit vind ik dan ook geen echte ‘open vraag’.
Samenvatting (1/3) • Na globale lezing (begin- en slotalinea, eerste zinnen van elke alinea) schreef ik in 5 minuten de volgende samenvatting op basis van het boodschappenlijstje uit de opdracht. Let wel, ik heb de tekst dus niet echt gelezen! • Corruptie kan worden gedefinieerd als machtsmisbruik of misbruik van vertrouwen. • Voor de Nederlandse cultuur is een vorm van ‘sluipende corruptie’, vriendjespolitiek en vooringenomenheid kenmerkend. In de bestrijding zien we vooral (…) • De bestaande maatregelen tegen corruptie bij overheid en bedrijfsleven zijn niet afdoende.
Samenvatting (2/3) • Bij het bestrijden van corruptie op systeemniveau moet men letten op een evenwichtig systeem, geen overdaad aan regels en ruimte voor initiatief en innovaties. • Ook moet men zich bewust zijn van mechanismen die een rol spelen bij het ontstaan van corruptie. • De burger mag verwachten dat het bestuur integer is. Aan deze verwachting kan worden voldaan door ruimte te maken voor ‘integere lastpakken’.
Samenvatting (3/3) • Op grond van deze 5-minuten-samenvatting op basis van het ‘boodschappenlijstje’ en enig basaal overschrijven blijk ik al 13 punten te scoren! Joepie! • Door gokken en overschrijven scoor ik voor tekst 1 en tekst 2 samen al (5 + 13 = ) 18 punten. Hoeveel punten moet ik nog zelf echtverdienen voor een voldoende leesvaardigheid?
Volgens het voorschrift: 222 woorden • Samenvatting van ‘De appel en de mand’ door Maurice Punch • Corruptie kan worden gedefinieerd als een vorm van machtsmisbruik. • De Nederlandse samenleving kent van oudsher een sluipende vorm van corruptie. • In Nederland is men geneigd dit gesjoemel door de vingers te zien. • De bestaande maatregelen bij overheid en bedrijfsleven zijn om een aantal redenen niet afdoende. Ten eerste ontsnapt het ‘systeem’ om organisaties in de hand te hebben aan een systematische controle. Ook is de toepasbaarheid van regels beperkt. Bovendien zijn regels aan voor meerdere uitleg vatbaar. Daarbij komt dat regels soms worden gesaboteerd. Tot slot worden regels door mensen aan de top terzijde geschoven. • Punten waarop men moet letten bij de bestrijding van corruptie op systeemniveau zijn ten eerste een evenwichtig systeem van regels, ten tweede het vermijden van een overdaad aan (pietluttige) regels, en voldoende ruimte voor initiatief en innovaties. • Punten waar men zich bewust van moet zijn bij de bestrijding van corruptie op • systeemniveau, zijn het bestaan van mechanismen die een rol spelen bij het ontstaan van corruptie (zoals de werking van het hellende vlak), het verschijnsel dat verwerpelijk gedrag niet altijd individueel wordt bepaald, de omstandigheid dat volmaakte systemen niet bestaan. • De burger mag verwachten dat openbare functionarissen en professionals fatsoenlijk handelen. • Aan deze verwachting kan voldaan worden door het kritisch volgen van organisaties en functionarissen. Ook een terugkerend debat over ethiek en integriteit openbaar bestuur hoort daarbij.