1 / 33

Cours de Français

Cours de Français. Groupe 1MHa. Jour un nazeggen en tekenen+schrijven. jour dag un 1, een bonjour hallo, goeiedag, goeiemorgen je m’appelle ik heet madame mevrouw élève leerling m essages email berichten au revoir dag, tot ziens mme = madame. Jour un. Bonjour!

daktari
Download Presentation

Cours de Français

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. Cours de Français Groupe 1MHa

  2. Jour unnazeggen en tekenen+schrijven • jour dag • un 1, een • bonjour hallo, goeiedag, goeiemorgen • je m’appelle ik heet • madame mevrouw • élève leerling • messagesemail berichten • au revoir dag, tot ziens • mme = madame

  3. Jour un • Bonjour! • Je m’appelle madame de Rijk. • Je suis prof de Français. • Messages:erk@wolfert.nl • Premier jour de cours. • Au revoir. • Mme de Rijk

  4. Frans uitspreken • Il y a unproblème? Is er een probleem? • Oui, il y a unprobleme. Ja, er is een probleem. • Non, iln’y a pas de problème. Nee, er is geen .. • Madame de Rijk • Spreek je uit als… • Jouw naam spreek je uit als… • Het alfabetchanson

  5. Volgende les • Meenemen: • livre de textes • cahier d’exercices • cahier • stylo • crayon • Volgende les vertellen wat je weet over Frankrijk… • Thuis doen: lezen p. 11 livre de textes. • P.s. je kunt dit nalezen in je studiewijzer via www.wolfert.nl / dalton / studiewijzers / 1mha

  6. Jour deux: couleur locale • La France Frankrijk • Couleur locale kleur lokaal …?? • Il y a unproblème? Is er een probleem? • Oui, il y a unproblème Ja, er is een probleem. • Non, iln’y a pas de problème Nee, er is geen p • Lire texte p. 11 lezen tekst p. 11 • Faire exercice 1 cahier d’exercices maken opdracht 1 opdrachtenboek. • Maak de opdracht in je schrift

  7. Mots français • apprendre leren • remplisser vervangen • traduiser vertalen • écouter luisteren • liser lezen • deviner raden • chercher zoeken • répondre antwoorden

  8. Wat wil je weten ?wat wil je kunnen? • Je hebt de tekst gelezen. Er staan Franse woorden in. Wat wil je onthouden en gaan gebruiken? • unpays • uneville • unvillage • une auto • l’autoroute (v) • lecar • le train • le train de Paris à Lille • de • à • En… hoe ga je oefenen?

  9. Nieuwe woorden leren • Hoe kun je Franse woorden leren zodat je ze kunt onthouden? • Wat heb je al wel eens geprobeerd? • Wat zou je nog meer kunnen doen? • woorden afdekken en uit je hoofd zeggen; oplezen • tekeningen maken en erbij schrijven (mindmap) • inspreken op je telefoon en beluisteren, nazeggen • een verhaal van de woorden maken en ze zo onthouden • memory maken en spelen • woordkaarten maken (klas 2) • oefenen via de site van carte orange : www. carteorange.nl • oefenen via www.wrts.nl (met uitspreekhulp) • Kies 1 manier om de woorden van apprendre1 te onthouden(P.82, livre de textes). Noteer je keuze in schrift.

  10. Wat gaan we dit jaar doen? • Franse woorden leren onthouden • Apprendre des mots • Franse teksten begrijpen door te lezen en luisteren • Lire, écouter des textes • Franse gesprekken / gesprekjes voeren • Parler • Franse woorden schrijven • Écrire des mots • Misschien ook Franse ZINNEN schrijven… • Écrire des phrases • We gaan het hebben over: ontmoetingen, het huis, school, kleding, familie, eten en drinken

  11. Le livre • Il y a unlivre de textes er is een tekstboek • Il y a un cahier d’exercices er is een opdrachten schrift • Il y a unsité web er is een website: • www.carteorange.nl

  12. Le cahier • Tu as un cahier pour: je hebt een schrift voor • les exercices de opdrachten • les notes de aantekeningen • les mots importants de belangrijke woorden • les verbes importants de belangrijke werkwoorden

  13. Texto

  14. Les tests • Uneépreuve een toets • Een toets telt 1, 2, of 4 keer mee voor je rapport. • In periode 1 heb je 2 toetsen die 1x meetellen • en een mindmap opdracht die samen met nog twee andere opdrachten later in het jaar 1x meetelt. • In je studiewijzer kun je zien wanneer de toetsen zijn en wat je ervoor kunt voorbereiden.

  15. Een toets voorbereiden Om een toets goed te maken is het belangrijk dat je: • Elke week je huiswerk/ daltontaak maakt. • Elke week nieuwe woorden leert. • Elke les je boeken en schrift bij je hebt. • Elke les een pen en potlood bij je hebt. • Elke les goed meedoet. • Elke les bedenkt: • Begrijp ik de opdracht? • Kan ik de opdracht doen? • Kan ik de opdracht helemaal maken? • Heb ik de opdracht helemaal af?

  16. Unité 1Wat moet je weten? • informatie over frankrijk (couleur locale) • le en la • il en elle • franse en nederlandse woorden uit apprendre 1-8

  17. Unité 1Wat moet je kunnen? • jezelf voorstellen • ‘le’ of ‘la’ bij een ding/ persoon zetten • zinnen maken met ‘il’ en ‘elle’ – hij en zij • Franse woorden uit de woordenlijst invullen

  18. Jour trois:dico, texto, page12, 13 • Nakijken exercice 1 • Lire p. 12 dico et 13 texto • Uitspreken… • Faire exercices 2, 3, 5 • Dans le cahier • Voor wie extra wil puzzelen: exercice 6

  19. Texto

  20. Jour quatreapprendre 2 • Nakijken exercices 2, 3, 4, 5 (6) • Faire exercice 7 dans le cahier • Il y a unproblème? • Beschrijf wat je ziet in de tabel • Is er een probleem? • Zo ja, leg uit. Zo niet, leg uit! • Faire exercice 9 dans le cahier

  21. Grammaire: le, la / un, une • In apprendre 3 staat hoe je le, la / un, une gebruikt. • Helpt deze uitleg je deze woorden zelf te gebruiken? • Herinner je je dat we dit vorige les ook hebben beschreven? • Zoek een manier om le, la / un, une te oefenen en noteer in je schrifthoe je onthoudt wanneer je deze woorden precies gebruikt.

  22. Semaine de voyages • colonie de vacances • un petit village • une grande pièce

  23. Jour cinq • Waar ben je geweest? • Wat heb je gedaan? • Hoe zag het er uit? • Il y a unproblème? • Excuse-moi Il y a une grande pièce. Er is een grote kamer La classeest contente. De klas is tevreden C’estune nouvelle aventure. Het is een nieuw avontuur

  24. Questions – vragenapprendre 4 • Comment tu t’appelles? • Je m’appelle Florian. • Commentils’appelle? • Ils’appelle Florian. • Comment elle s’appelle? • Elle s’appelle Estelle. • Il y a unproblème? • Beschrijf wat je ziet • Is er een probleem? • Zo ja, leg uit. Zo niet, leg uit! • Faire exercices 10, 13, 11

  25. Jour six • Wat heb je nodig om vragen te stellen in de les over: raam open/dicht doen; naar ‘t toilet; boek vergeten; snap het niet; sorry … • Kijk in de stencils en oefen met de zinnen • Oefen ook hoe je heet • Maak een mindmap over jezelf • Laat zien wie je bent • En wat je hebt geleerd met Frans • Mindmap inleveren op dag 8

  26. s.o.apprendre 1-3 • Je krijgt een schriftelijke overhoring van woorden van apprendre 1, 2, 3 • Deze overhoring duurt 20 minuten. • Neem dus je boeken en schrift wel mee • In de overhoring ga je: • woorden vertalen • Apprendre 1: ik vraag je de Nederlandse vertaling op te schrijven • Apprendre 2: ik vraag je de Franse vertaling op te schrijven • Franse woorden invullen • Van apprendre 2 en 3

  27. Jour septroman photo • Nakijken s.o.apprendre 1-3 • Wat heb je geleerd? • Wat moet je nog meer oefenen? • Schrijf in je schrift wat er goed ging en wat je anders wilt doen. • Een tekst begrijpen… wat wil je bereiken? • Boodschap begrijpen • Specifieke informatie begrijpen • Ily a unproblème? • Beschrijf wat je ziet • Is er een probleem? • Zo ja, leg uit. Zo niet, leg uit! • Heb jij wel eens op een aparte manier iemand ontmoet? • Faire excercices 13, 14, 15, 18 • Wil je meer oefenen? Faire 17

  28. Apprendre 5

  29. Jour huitapprendre 6 • 13-18 • Ily a unproblème? • Beschrijf wat je ziet in de tabel • Is er een probleem? • Zo ja, leg uit. Zo niet, leg uit! • Faire excercices 19, 20 21, 22

  30. Jour neufconversations • Nakijken excercices 19-22 • Praten en .. Uitspreken. Lukt het al een beetje?! • Il y a unproblème? • Il y a une solution!

  31. Jour dixapprendre 7

  32. Jour onzeapprendre 8 A: Bonjour. B: Bonjour. A: Ça va? B: Ça va bien, merci. Et toi? A: Ça va bien, merci. Au revoir. B: Au revoir. • Diagnostische toets maken Wat kun je goed Wat oefen je meer/ anders Wat weet je al en wat nog niet

  33. Jour douze • Test – toets • Wat heb je geleerd? • Wat ken je? • Wat kun je? • Wat moet je meer oefenen?

More Related