190 likes | 563 Views
STIJL EN BEELDSPRAAK. STIJLFIGUREN TEKSTSTIJLEN BEELDSPRAAK. STIJL EN BEELDSPRAAK. STIJLFIGUREN ZIJN AFWIJKINGEN VAN DE GEBRUIKELIJKE WOORDKEUS EN ZINSBOUW. STIJLFIGUREN. HERHALING (Voor extra nadruk). OPSOMMING (Aantal zaken achter elkaar). JE BENT EEN LEUK, LIEF, MOOI EN
E N D
STIJL EN BEELDSPRAAK. STIJLFIGUREN TEKSTSTIJLEN BEELDSPRAAK
STIJL EN BEELDSPRAAK. STIJLFIGUREN ZIJN AFWIJKINGEN VAN DE GEBRUIKELIJKE WOORDKEUS EN ZINSBOUW.
STIJLFIGUREN. • HERHALING (Voor extra nadruk). • OPSOMMING (Aantal zaken achter elkaar). JE BENT EEN LEUK, LIEF, MOOI EN VERSTANDIG MEISJE.
STIJLFIGUREN. 3. CLIMAX EN ANTICLIMAX. LET OP: En dat kost u geen tien euro, geen zeven vijftig, geen 5 euro, maar slechts 2 euro dame. CLIMAX OF ANTICLIMAX???????
STIJLFIGUREN. ANTICLIMAX,WANT DE PRIJS WORDT STEEDS LAGER. 4. ANTITHESE (TEGENSTELLING): WAAR ZIT DE TEGENSTELLING????? Sentimentele romantici genieten vaak van het verdriet dat ze hebben.
STIJLFIGUREN. DE TEGENSTELLING ZIT IN………… GENIETEN ………..VERDRIET. 5. PARADOX (Schijnbare tegenstelling). ALS JE GOED LUISTERT, KUN JE DE STILTE HOREN.
STIJLFIGUREN. 6. HYPERBOOL: De werkelijkheid wordt STERK OVERDREVEN. IK STA HIER AL EEN EEUW TE WACHTEN. 7. EUFEMISME: Een harde uitdrukking wordt door iets verzachtends vervangen.
STIJLFIGUREN. 7. EUFEMISME: Een harde uitdrukking wordt door iets verzachtends vervangen. VRAAG: WAT WORDT VERZACHT???? VOLGENS HAAR ZEGGEN GEBRUIKT HIJ NOGAL WAT.
STIJLFIGUREN. VOLGENS HAAR ZEGGEN GEBRUIKT HIJ NOGAL WAT. Er wordt verzacht dat hij veel drinkt/drugs gebruikt. 8. UNDERSTATEMENT: Vorm van verzachting met humoristisch effect.
STIJLFIGUREN. 8. UNDERSTATEMENT: Vorm van verzachting met humoristisch effect. ‘DAT IS EEN LEUK SOMMETJE’, ZEI DE WINNAAR VAN DE PRIJS IN DE STAATSLOTERIJ.
STIJLFIGUREN. 9. LITOTES: Dubbele ontkenning. JE ZIET DAT ZE NIET WEINIG OM HAAR FIGUUR GEEFT. VRAAG: WAAR ZIT DE DUBBELE ONTKENNING?
STIJLFIGUREN. JE ZIET DAT ZE NIET WEINIG OM HAAR FIGUUR GEEFT. WEINIG = NIET VEEL NIET WEINIG 10. WOORDSPELING. Pedagoochelaars.
STIJLFIGUREN. 11. SPOT: * IRONIE: Vriendelijke spot. * SARCASME: Fellere spot.* CYNISME: Bijtende spot. VERDRAAGZAAMHEID – HET INZICHT DAT DE ANDER TOCH TE STOM IS OM TOT EEN BETER INZICHT TE KOMEN.
STIJLFIGUREN. 12. TAUTOLOGIE: Een begrip wordt herhaald door een synoniem woord dat tot dezelfde woordsoort behoort. BAR EN BOOS IN VUUR EN VLAM
STIJLFIGUREN. 13. PLEONASME: Er wordt een vanzelfsprekend kenmerk vermeld. DE UITERSTE LIMIET EEN PASSERENDE VOORBIJGANGER.
STIJLFIGUREN. NU MAKEN OF NAKIJKEN: OPDRACHT 2 EN 3 UIT HET OPDRACHTENBOEK (BLZ. 16/17). THEORIE STAAT IN THEORIEBOEK, BLZ. 19 T/M 25.