1 / 55

MMPI-2- MMPI-A: het gebruik anno 2006

MMPI-2- MMPI-A: het gebruik anno 2006 . Prof. Dr. Jan J.L. Derksen www.jjlderksen.com. Methodiek van de psychodiagnostiek. Descriptief Beschrijvend Gedragsmatig DSM-classificatie Buiten- en bovenkant Aansluiting op klachtgerichte interventies. Structureel Analyserend Onderliggend

darryl
Download Presentation

MMPI-2- MMPI-A: het gebruik anno 2006

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. MMPI-2- MMPI-A: het gebruik anno 2006 Prof. Dr. Jan J.L. Derksen www.jjlderksen.com

  2. Methodiek van de psychodiagnostiek

  3. Descriptief Beschrijvend Gedragsmatig DSM-classificatie Buiten- en bovenkant Aansluiting op klachtgerichte interventies Structureel Analyserend Onderliggend Theoretische termen Binnen- en onderkant Aansluiting op allerlei soorten interventies Descriptieve en structurele diagnostiek

  4. Functieanalyse van de klachten Inventarisatie van klachtgeschiedenis Onderzoek van egofuncties en afweermechanismen Onderzoek van bewust en onbewuste aspecten van de levensloop Descriptief versus Structureel

  5. Vooral bij enkelvoudige symptomen Behandelplan na korte diagnostiek Indien mogelijk een protocolbehandeling Vooral bij comorbide persoonlijkheidsstoor-nis Meer uitgebreide onderzoeksgesprekken en heteroanamnese Openleggende of explorerende behandeling Descriptief versus Structureel

  6. Indicatiestelling voor descriptieve psychodiagnostiek: • Bij een enkelvoudige klacht die recent en acuut is opgetreden; • De patiënt reageert met een klacht op een duidelijk hieraan voorafgaande stressfactor in de sociale omgeving; • Het symptoom past in een van de volgende DSM categorieën: angststoornis, stemmingsstoornis, somatoforme stoornis, aanpassingsstoornis, andere conditie.

  7. Indicatie voor structurele diagnostiek: • Enkelvoudige klacht maar sluipend begin, de rol van de stressor wordt niet zichtbaar; • Meervoudige symptomatologie, tenminste een symptoom begint sluipend; • Intake wijst op ernstige persoonlijkheidsstoornis of ontwikkelingsstoornis;

  8. Indicatie voor structurele psychodiagnostiek (vervolg): • Alle DSM-IV categorieën behalve: angststoornis, stemmingsstoornis, somatoforme stoornis, aanpassingsstoornis, andere condities; • Herhaalde hulpvraag bij stoornis die geschikt is voor descriptieve diagnostiek; • Burnout, chronische vermoeidheid;

  9. Indicatie voor structurele psychodiagnostiek (vervolg): • Forensische expertise; • Arbeids(on)geschiktheidsonderzoek, andersoortige onderzoek ter beantwoording van een complexe vraagstelling; • Patiënt die psychiatrisch wordt opgenomen.

  10. Methoden descriptieve diagnostiek: • Intakegesprek • Observatie • Eventueel een klachtenlijst

  11. Methoden structurele diagnostiek: • Onderzoeksgesprekken; • Heteroanamnese; • Observatie; • Testonderzoek met name met: WAIS-III, MMPI-2, Rorschach, e.a.

  12. Psychodiagnostiek als proces • Stap 1: data verzamelen via observatie, gesprek en test • Zo neutraal en objectief mogelijk (science) • Stap 2: interpretatieproces, sprong van data naar theorie (rode draad), hypotheses • Zo creatief mogelijk (art)

  13. Wat is het doel van de psychodiagnostiek? • Productie van: • Een cluster van theorieën en daaruit afleidbare hypotheses over: • 1. De werkzame mechanismen bij het tot stand komen en in stand houden van de stoornis(sen)

  14. Wat is het doel van de psychodiagnostiek? • Productie van: • Cluster van theorieën en daaruit afleidbare hypotheses over: • 2. De rol van de persoonlijkheid in relatie tot de klachten • 3. De bijdrage van de intieme relaties en sociale omgeving aan de stoornis en persoon • 4. De indicatiestelling voor interventie • 5. De verwachtingen van de interventie

  15. Methodiek • Hypothese constructie op basis van overlap in data: • Observatie • Gesprek • Tests • Toetsing: in behandeling

  16. Rapportage bij descriptieve diagnostiek • Beknopte klachtbeschrijving in termen van functieanalyse; • Eventuele belemmerende factoren bij de behandeling; • DSM classificatie voor de communicatie; • Het behandelplan als werkhypothese; • De verwachtingen van de interventie.

  17. Rapportage bij structurele diagnostiek • 1. Vraagstelling inclusief analyse van de vraagstelling; • 2. Observatiegegevens gedurende de onderzoeksgesprekken en het testpsychologisch onderzoek; • 3. Samenvatting bevindingen uit onderzoeksgesprekken en heteroanamnese;

  18. Rapportage…vervolg • 4. Vraagstellingen bij het testpsychologisch onderzoek en specificatie van de gebruikte tests; • 5. Kwantitatieve en kwalitatieve bevindingen n.a.v. het testonderzoek; • 6. Invulling van de doelen van de diagnostiek in de vorm van werkhypotheses;

  19. Rapportage..vervolg • 7. Specificatie van het type interventie in de zin van theorie, technieken en praktische aspecten in aansluiting van typische trekken en symptomen van de patiënt; • 8. Aanbevelingen voor de vereisten aan de zijde van de behandelaar; • 8.Opstellen van de verwachtingen van de interventie in de vorm van een hypothese.

  20. Valkuilen in de rapportage • Verslag van de gesprekken, beschrijving van veel tests en een indicatie voor steungevende en/of toedekkende behandeling; • Idem en dan een indicatie voor cognitieve therapie. • Dat kan ook zonder de omweg van uitgebreid onderzoek.

  21. Vermijd deze valkuilen. • Wees precies: • Welke aanpak bij welke kwetsbaarheden van de patiënt? • Hoe gaan we om de typische afhankelijke, narcistische, paranoïde, ontremde, dwangmatige, vermijdende, dissociatieve, schizotypische trekken van deze patiënt?

  22. Problemen met de dynamische profielinterpretatie T-waarden, schalen en items T-waarden en empirisch onderzoek T-waarden en theorie Wanneer gebruik je theorie? Casus: Lucia de B.

  23. Vergeet dit nooit • Archimedes sprong 250 jaar voor Christus uit bad en vestigde zijn wet • De psychologie bestaat pas net en de psychodiagnostiek is nog fragiel en kwetsbaar

  24. Wanneer en hoe gebruik je deze test? • Patiënten versus normalen • Structurele versus descriptieve diagnostiek • Hypothesetoetsing versus hypothese vorming • Testbaarheid van de patiënt: stoornis en cognitieve kanten • Wijze van afnemen: paper & pencil, computer, internet, thuis

  25. Kwalificaties van de testgebruiker • GZ- en klinisch psychologen • Psychiater, artsen en maatschappelijk werkers? • Wijze van introductie van de test • Wijze van feedback geven aan de patiënt

  26. Psychometrische aspecten • Normen, betrouwbaarheid en validiteit • Oordeel van de Cotan • Dissertaties van Vendrig, Egger, van Balen, van der Heiden • Nieuwe handleiding

  27. Interpretatiestrategie • Validiteit van de profielen: • ? Fp • Trin K • Vrin F-K • L • F • Fb

  28. Niet beantwoorde items • ? Schaal niet beantwoorde items: • niet mogelijk (wees), defensief, niet coöperatief, ernstige psychopathologie, obsessieve trekken • grens van 20 in computerprogramma, zie uitdraai

  29. Maten voor inconsistent antwoorden • TRIN, VRIN • grens van 80 • 65 -79 enige neiging tot een responsset • VRIN: 30-39 erg voorzichtig en op zijn hoede

  30. Maten voor defensiviteit • L, controleer de TRIN • K, VRIN • S • F-K index: ruwe scores +15 overdrijven

  31. Maten voor infrequent antwoorden • Infrequency F: controleer VRIN: 90 • F-back: 90, controleer VRIN • F-psychopathology: VRIN TRIN, 100

  32. Klinische hoofdschalen • 1 Hs 7 Pa • 2 D 8 Sc • 3 Hy 9 Ma • 4 Pd 0 Si • 5 Mf • 6 Pa

  33. Overige schalen • Harris-Lingoes • Inhoudsschalen • Componenten van de inhoudsschalen • Supplementaire schalen • psychopathology-five • Codetypes

  34. Harris-Lingoes schalen • T-waarden • Niet gebruiken bij een T-waarde van de klinische hoofdschaal beneden de 65

  35. Inhoudsschalen • Rationele constructie • Vier clusters: intrapsychische symptomen (anx frs, obs, dep, hea, biz), naar buiten gerichte agressie(ang, cyn, asp, tpa), negatief zelfbeeld (lse), algemene probleemgebieden (sod, fam, wrk, trt)

  36. Componenten van de inhoudsschalen • Constructie via combinatie van rationele en empirische methoden • Gebruiken op basis van iteminhoud

  37. Supplementaire schalen • Angst, algemene onaangepastheid • Verdringing, traag en voorzichtig • Ik-sterkte, hogere score erkennen problemen beter uitkomst • MAC-R, extravert, risicogedrag, exhi. • Vijandigheid, hartziekte, cynisme • O-H, rigide, remming

  38. Supplementaire schalen • Dominantie, leiderschap, sociaal gemak • Sociale verantwoordelijkheid, ethische en morele thema’s • Slechte aanpassing, studenten • GM en GF • PTSD-PK, Vietnamveteranen • MDS,

  39. Supplementaire schalen • AAS, T groter dan 60 • APS • Superlatieve zelfbeoordelingsschaal

  40. Overige testaspecten • NRI’s: traumatisch hersenletsel, CVA whiplash • Prorated • Carlton Gass

  41. Psy-5 • Psychopathology Five: agressiviteit, psychoticisme, ontremming, negatieve emotionaliteit/neuroticisme, introversie/positieve emotionaliteit

  42. Psy-5 • Agressiviteit, agressie als middel tot en doel,lichamelijk geweld in geschiedenis, dominantie, haat • Psychoticisme, psychotische symptomen, laag niveau van functioneren

  43. Psy-5 • Ontremming, risico zoeken impulsief gedrag, middelenmisbruik, antisociaal • Negatieve emotionaliteit/neuroticisme, anticiperen op het slechtste scenario, zelfkritiek • Introversie/lage positieve emotionaliteit, onvermogen te genieten, somber

  44. De SLGBS • Stress • Lichamelijke expressie • Geremdheid • Betrekkingsideeën • Sociabiliteit

  45. Nieuwe schalen • De eerste stap van de ontwerpers was het ontwikkelen van een maat voor ‘demoralisatie’. Deze brede, affectief gekleurde dimensie komt in verschillende mate in alle klinische hoofdschalen terug en is nu de eerste RC schaal RCd genoemd. Met uitsluiting van schaal 5 en 0 (als niet klinische schalen) werden vervolgens 8 RC schalen gemaakt. De schalen 5 en 0 komen wellicht later nog aan de beurt.

  46. De geherstructureerde klinische schalen • RCd (DEM) Demoralisatie • RC1 (SOM) Somatische Klachten • RC2 (LPE) Lage positieve Emoties • RC3 (CYN) Cynisme

  47. Onderzoek en interpretatie • De RC-schalen bieden inzicht in de verhogingen op de 8 klinische hoofdschalen: zijn deze het gevolg van de demoralisatie items of worden ze veroorzaakt door scores op de kernconstructen? De interpretatie begint vanaf een T-waarde van 65, dit komt ruwweg overeen met het 92e percentiel.

More Related