230 likes | 581 Views
Evalueren is een verzamelnaam van:. Nabespreken Vaststellen van kwalitatieve en kwantitatieve waarden Beoordelen Waarderen Analyseren Inschatten en begroten. Gestructureerde evaluatie. In de hulpverlening onder andere over een cliënt. Terugkijken op wat er allemaal gebeurd is.
E N D
Evalueren is een verzamelnaam van: • Nabespreken • Vaststellen van kwalitatieve en kwantitatieve waarden • Beoordelen • Waarderen • Analyseren • Inschatten en begroten © Boom Lemma uitgevers.
Gestructureerde evaluatie • In de hulpverlening onder andere over een cliënt. • Terugkijken op wat er allemaal gebeurd is. • Wat is er gedaan om een doel te bereiken. • Bepalen wat er goed ging en wat niet. • Wat kan behouden worden, anders kan of beter moet. © Boom Lemma uitgevers.
Waarom evalueren? • Inzicht krijgen in resultaten. • Verantwoording van resultaten af te leggen. • Het verkrijgen van nieuwe inzichten en het eventueel bijsturen van het traject. © Boom Lemma uitgevers.
Evaluatie richt je op: • het functioneren van de cliënt. • het functioneren van de organisatie(s). • het functioneren van de hulpverlener(s). • het effect van de interventie(s). • het proces. © Boom Lemma uitgevers.
Terugkijken naar de rol van decliënt(deel 1) Is de cliënt in staat zijn problemen onder woorden te brengen? Is de cliënt in staat zijn doelstellingen te formuleren? Is de cliënt coöperatief? Is de cliënt makkelijk te bereiken? Houdt de cliënt zich aan afspraken? Wordt de cliënt niet overvraagd? Begrijpt de cliënt wat je zegt? Zijn de doelen niet te groot voor de cliënt? © Boom Lemma uitgevers.
Terugkijken naar de rol van de cliënt(deel 2) Is de cliënt in staat tot enige verantwoordelijkheid? Overziet de cliënt de gevolgen van zijn handelen? Overziet de cliënt de gevolgen van jouw handelen? Op welke wijze laat hij zich beïnvloeden door zijn omgeving? Op welke wijze laat hij zich helpen door zijn omgeving? Hoe zelfstandig blijkt de cliënt? Zijn er wijzigingen in zijn dagbesteding? © Boom Lemma uitgevers.
Functioneren van de organisatie(s) Evaluatie van de ondersteuning • Is er voldoende ruimte om een rustig gesprek te kunnen voeren? • Zijn er voldoende financiële middelen? • Is de administratieve ondersteuning voldoende? • Is er voldoende gelegenheid om je casus intern te bespreken? • Is er voldoende ondersteuning geweest in spannende tijden? • Is er voldoende ondersteuning bij de informatievergaring? • Zit de organisatie op één lijn met jou als medewerker? © Boom Lemma uitgevers.
Functioneren van de organisatie(s) Evaluatie van de samenwerking • Was de communicatie helder? • Werd er tijdig geïnformeerd? • Was de mogelijkheid aanwezig om flexibel te handelen? • Werden de afspraken nagekomen? • Tegen welke onmogelijkheden liep je aan? • Was de samenwerking voldoende? • Waar werd de hulpverlening begrensd? © Boom Lemma uitgevers.
Functioneren van hulpverlener(s) Evaluatie van de rol van de hulpverlener(s) • Heeft de hulpverlener gedaan wat hij moest doen? • Heeft hij een eigen wending aan het traject gegeven? • Was hij te individualistisch bezig? • Gaf hij op tijd informatie? • Gaf hij relevante informatie? • Verliep de samenwerking prettig? • Liep je elkaar niet voor de voeten? • Gaf hij geen tegengestelde informatie naar de cliënt of naar andere organisaties of hulpverleners? • Was de rapportage naar wens? • Was iedereen voldoende gericht op de doelstellingen? © Boom Lemma uitgevers.
Evaluatie van effect interventies • Gaven de interventies voldoende aansluiting op de wensen van de cliënt? • Was er voldoende aansluiting op de mogelijkheden van de cliënt? • Waren de interventies voldoende overlegd met andere organisaties, hulpverleners, netwerken? • Waren de gevolgen van de interventies voldoende doordacht? • Bleef de cliënt door de interventies gemotiveerd? • Waren de interventies voldoende concreet? • Welke interventies waren niet toereikend? • Wie nam het initiatief voor een interventie en waarom? • Sloten de interventies op elkaar aan? © Boom Lemma uitgevers.
Evaluatie op proces • Heeft er voldoende afstemming plaats gevonden met de cliënt? • Heeft er voldoende afstemming plaatsgevonden binnen de organisatie of met andere organisaties/hulpverleners? • Was de wijze van ondersteuning de juiste? • Waren de overlegvormen de goede? • Sloten de hulpverleningsvisies van anderen voldoende aan? • Was de inzetplanning voldoende overzichtelijk? • In hoeverre was de agendering een probleem? • Bleef de cliënt voldoende centraal staan? • Was de hoeveelheid interventies overzichtelijk? • Hoe hebben anderen bijgedragen aan het succes van de hulpverlening? • Was er voldoende tijd? © Boom Lemma uitgevers.
Evaluatie • Met het verzamelen van de antwoorden op al de evaluatievragen ben je bezig met een analyse van het hulpverleningsproces: • Je beoordeelt resultaten. • Je kijkt naar (ver)storende factoren. • Je trekt conclusies. • Je doet aanbevelingen voor de nabije toekomst. • Je leert van soortgelijke situaties voor de toekomst. © Boom Lemma uitgevers.
Reflecteren • 1e niveau: terugkijken op het hulpverleningstraject. • 2e niveau: reflecteren op je eigen handelen. • Bij (zelf-)reflectie niet beoordelen. Wat heb je gedaan en waarom? • Je kijkt naar de rol die jij hebt vervuld. • Wat was jouw persoonlijk handelen? • Niet in termen van goed of fout gaan denken. © Boom Lemma uitgevers.
Voorbeeld reflectievragen • Op welke feitelijke situatie ga ik reflecteren? • Wat maakt dat ik juist op deze situatie wil reflecteren? • Wat wilde je bereiken in deze situatie? • Wat heb je gedaan? • Wat heb je in deze situatie bij jezelf waargenomen? • Wat ervaar je bij jezelf (en anderen)? • Wat vind je achteraf je sterke en zwakke punten? • Welke leervragen kun je voor jezelf formuleren? © Boom Lemma uitgevers.
Feedback • Feedback is de reactie die je krijgt of geeft op iemands houding en gedrag. Het vertelt jouw wat de ander ervaart en andersom. • De boodschap binnen de feedback kan prettig (positief) maar ook vervelend (negatief) zijn. • Feedback is altijd gericht op houding en gedrag dat te veranderen is. • Een compliment is bijvoorbeeld geen feedback. © Boom Lemma uitgevers.
Regels voor feedback • Geef feedback altijd in de ik-vorm. • Feedback moet betrekking hebben op waargenomen en aanwijsbaar gedrag van de ander en niet op de persoon. • Feedback heeft nooit de bedoeling een persoon af te wijzen. • Feedback moet specifiek zijn en niet algemeen. • Feedback moet beschrijvend zijn, dus geen interpretatie of een oordeel over gedrag. • De tijd tussen het gedrag en de feedback moet zo kort mogelijk zijn. • Het moet de ontvanger in staat stellen iets met de feedback te doen. • Geeft aan wat het gedrag van de ander met je doet. • Feedback moet uitnodigen om te reageren. © Boom Lemma uitgevers.
Structuur van feedback Beschrijf waargenomen gedragsprobleem Het effect van dat gedrag Mogelijkheid te reageren © Boom Lemma uitgevers.
Valkuilen evalueren • Te vaak spontaan. • Te weinig voorbereidingstijd. • Geen nieuwe werkdoelen. • Geen evaluatieverslag. © Boom Lemma uitgevers.
Valkuilen reflecteren • Te vaag omschreven situatie. • Beoordelend/veroordelend. • Eenzijdige reflectie. • Te veel van een ander. • In de verdediging schieten. © Boom Lemma uitgevers.