1 / 33

Genregulatie en Epigenetica

Genregulatie en Epigenetica. 11. Genen. handboek p. 26 - 30 p. 35. A Van gen tot kenmerk. Een codon (triplet) komt overeen met een bepaald aminozuur of duidt start en stop aan. AUG GUA CGA AAA CAC CGU UAA. UAA = stopcodon. Arginine. Histidine. Lysine. Arginine. Valine.

easter
Download Presentation

Genregulatie en Epigenetica

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. Genregulatie en Epigenetica

  2. 11 Genen handboek p. 26 - 30 p. 35

  3. A Van gen tot kenmerk

  4. Een codon (triplet) komt overeen met een bepaald aminozuur of duidt start en stop aan. AUG GUA CGA AAA CAC CGU UAA UAA = stopcodon Arginine Histidine Lysine Arginine Valine Methionine AUG = startcodon

  5. GEN meestal GENEN EIWITTEN (enzymen) EIWIT (enzym) KENMERK KENMERK

  6. VERBAND GEN - ERFELIJK KENMERK

  7. Vb.

  8. Maar ook: één gen meerdere eiwitten

  9. B Genregulatie Elke cel bevat alle genen Meeste zijn inactief ‘standby’ Andere komen tot ‘expressie’

  10. B.1 Genregulatie door inductie (prokaryoot) Een ‘inductor’ activeert de genexpressie Geen inductor structuurgenen niet actief

  11. inductor aanwezig repressor niet actief transcriptie van de structuurgenen

  12. B.2 Genregulatie door repressie (prokaryoot) Een ‘repressor’ stopt de genexpressie de ‘repressor’ is inactief genexpressie

  13. de ‘repressor’ is actief geen genexpressie

  14. B.3 Genregulatie bij eukaryote cellen de transcriptie wordt gereguleerd door een integratorgen dat zelf onder controle staat van een sensor die gevoelig is voor oa. hormonen

  15. B.4 De epigenetische code Dubbele helix onder de duim?? Verborgen erfelijke code laat genen zwijgen DNA-code is de blauwdruk van het leven maar.. De volgorde van de vier bouwstenen van de dubbele helix is niet het enige wat iemands erfelijke eigenschappen bepaalt. Zelfs wat de moeder eet tijdens de zwangerschap kan invloed hebben!

  16. Allerlei epigenetische ‘labels’ fungeren als een soort volumeknop waarmee de activiteit van de genen kan gereguleerd worden

  17. organisatie chromatine euchromatine Nucleosomen verder uit elkaar Genexpressie mogelijk heterochromatine DNA sterk gecondenseerd

  18. chemische labels aan de histonen Chemische aanhangsels op de histonen kunnen de expressie van genen … onderdrukken bv. methyl (CH3)  bevorderen bv. acetyl (COCH3) 

  19. metylmerkers op DNA Metylgroepen hechten zich op een nucleotide C die gevolgd wordt door een nucleotide C H H H H-C-H H-C-H ACTACGAGTAGGATTTTCGATTGTCCCA Gen gedeactiveerd

  20. transposons ‘jumping genes’ Klonen zichzelf en sturen kopieën over het ganse genoom. (oa. afkomstig van virussen) kunnen in genen terechtkomen en mutaties veroorzaken of genexpressie onderdrukken of stimuleren DNA beschermt zich hiertegen door methylering

  21. imprinting Imprinting verandert genen in de geslachts-cellen waardoor die genen inactief worden. Bij maternale imprinting wordt het gen dat van moeder is geërfd inactief gemaakt en komt dat van vader juist tot uitdrukking. Imprinting van het gen van vaders kant (paternale imprinting) zorgt ervoor dat het gen vaders kant inactief wordt en dat van moeder tot uitdrukking komt.

  22. hypotetisch vb. van imprinting Links:maternale imprinting voor het gen van huidskleur; het ‘blank-gen’ van de moeder komt niet tot expressie bij de nakomelingen Rechts:paternale imprinting

  23. lijger

  24. Lijger ♀: tijger ♂ : leeuw Tot 500 kg!

  25. ♂ tijger x ♀ leeuw teeuw

  26. RNA-interferentie (RNAi) • Genonderdrukking door dubbelstrengs RNA. • De ‘sense’-sequentie van mRNA bindt zich met de ‘antisense’-sequentie (=dsRNA). • Dit dsRNA bindt zich dan aan een eiwitcomplex Dicer (=‘snijmachine’) dat het in kleinere stukken hakt • Één RNA-streng bijft aan een ander eiwitcomplex (RISC) hangen en vormt een val voor nieuw mRNA geen translatie mogelijk.

  27. einde

More Related