40 likes | 296 Views
Opgave 1. F N = 28N. F w = 13N. m = 4kg. F R = 15N. Wrijvingskracht en normaal kracht toegepast. F 2 = 28N. F 1 = 28N. F Z = 40N. 45 0. Er wordt een kogel met een massa van 4 kg op een helling van 45 0 vast gehouden. Na het loslaten gaat de kogel versneld langs de helling omlaag.
E N D
Opgave 1 FN = 28N Fw= 13N m = 4kg FR= 15N Wrijvingskracht en normaal kracht toegepast F2= 28N F1= 28N FZ= 40N 450 Er wordt een kogel met een massa van 4 kg op een helling van 450 vast gehouden. Na het loslaten gaat de kogel versneld langs de helling omlaag. Er blijkt een resulterende kracht van 15N langs de helling te werken. Teken alle krachten die er op de kogel werken en bepaal de grootte van de wrijvingskracht.
Eerst wrijvingskracht bepalen tussen voorwerp en het oppervlak bij 300 en een constante snelheid omlaag. Met constante snelheid omhoog bewegen langs hetzelfde oppervlak en dezelfde helling dus werkt er dezelfde FWals links maar wel OMLAAG Opgave 2 FN = 52N FN = 52N Fspier= 60N Fw= 30N m = 6kg m = 6kg F1= 30N F1= 30N Fw= 30N 300 300 F2= 52N F2= 52N FZ= 60N FZ= 60N Er wordt een blok met een massa van 6 kg met een constante snelheid langs een helling van 300 omhoog getrokken. Teken alle krachten die op dit blok werken en bepaal de grootte van de spierkracht.
FN = 147N Opgave 3 m = 12kg 1100 F1= 75N F2= 27N Fspier= 80N Fw= 75N Een kogel met een massa van 12 kg wordt met een spierkracht (Fspier) van 80 N met een constante snelheid voortgetrokken. De Hoek waaronder de spierkracht werkt is 1100. Teken alle krachten die op de kogel werken en bepaal hoe groot de normaalkracht is. FZ= 120N