100 likes | 217 Views
De zielen met een tweede leven. Afvaart van Aeneas.
E N D
De zielen met een tweede leven Afvaart van Aeneas
703 Interea videt Aeneas in valle reducta seclusum nemus et virgulta sonantia silvae,705 Lethaeumque domos placidas qui praenatat amnem.Intussen ziet Aeneas in een afgelegen dal een afgezonderd woud en ruisend struikgewas van een bos, en de stroom van de rivier de Lethe die aan de vredige verblijfplaatsen voorbij stroomt. • 704-5 nemus, virgulta, amnem – trikolon • 705 Lethaeum – possessief adiectivum ipv genitivus • de rivier de Lethe was de rivier, waaruit de zielen water moesten drinken voor ze herboren werden; dan vergaten ze het leven ervoor (Gr lhvqh, lhvqomai betekent ook ‘vergeten’).
706 Hunc circum innumerae gentes populique volabant:Rondom deze vlogen ontelbare stammen en volkeren: • 706 hunc – verwijst naar? • Lethaeumque … amnem
ac veluti in pratis ubi apes aestate serena708 floribus insidunt variis et candida circum lilia funduntur, strepit omnis murmure campus.zoals wanneer in de weiden op een onbewolkte zomerdag de bijen zich zetten op de bonte bloemen en zich rond de blanke lelies verspreiden, het hele veld weerklinkt van hun gezoem. • 707 veluti … Hier vind je een vergelijking. Geef de drie delen. • 1. zielen bij de Lethe • 2. bijen in een veld • 3. Tertium comparationis: • gezoem (709) strepit … campus • (vanwege het grote aantal: • innumerae)
710 Horrescit visu subito causasque requirit inscius Aeneas, quae sint ea flumina porro,712 quive viri tanto complerint agmine ripas.Aeneas huiverde bij de plotselinge aanblik en onwetend vroeg hij naar de redenen en welke die rivier was in de verte, welke mannen in/met zo’n grote schare de oevers vulden. • 710 horrescit – nl. vamnwege de grote aantallen en omdat hij niet snapt wat er gebeurt. • causas – nl. van het samenzwermen • 711-12 sint, complerint –waarom coniunctivus? • afhankelijke vraag, afh van inscius • 711 flumina – dichterlijk meervoud • 712 quive = qui+ve ( • -ve=of • qui = welke (bijv. gebruikt bij viri)
713 Tum pater Anchises: ‘Animae, quibus altera fatocorpora debentur, Lethaei ad fluminis undam715 securos latices et longa oblivia potant.Toen sprak vader Anchises: ‘De zielen, voor wie door het noodlot andere lichamen voorbeschikt zijn, drinken bij het water van de rivier de Lethe het zorgen verdrijvende vocht en het lange vergeten. • 713 altera corpora – dus reïncarnatie • 715 securos - wordt toegelicht door longa oblivia; het water verdrijft de zorgen, omdat je vergeet wat er in je vorige leven is gebeurd.
716 Has equidem memorare tibi atque ostendere coram iampridem, hanc prolem cupio enumerare meorum,718 quo magis Italia mecum laetere reperta.’Hen verlang ik allang aan jou persoonlijk te noemen en te laten zien, dit nageslacht van de mijnen verlang ik op te sommen, opdat jij je samen met mij des te meer verheugt nu jij Italië hebt gevonden.’ • 716 has = animae • 717 hanc prolem meorum – het zijn de zielen die na hun wedergeboorte de nakomelingen van Aeneas en Anchises zullen zijn (Romeinen dus). • 718 Italia reperta – abl abs. • laetere = laet-e-ris (van laetari) • welke vorm en waarom? • coni praes P (deponens) • coni finalis (na quo– opdat …) • Waarom zou Aeneas blij zijn? • omdat hij nu weet dat zijn taak succes zal hebben; er zal een stad komen en nakomelingen
‘O pater, anne aliquas ad caelum hinc ire putandum est720 sublimes animas iterumque ad tarda reverticorpora? Quae lucis miseris tam dira cupido?’‘O vader, moet er geloofd worden dat sommige zielen oprijzend hiervandaan naar de hemel gaan en weer terugkeren in trage lichamen? Welk zo afgrijselijk verlangen naar het licht is er voor de ongelukkigen?’ • 719 putandum est – welke vorm? • gerundivum van verplichting; onz. (men/er moet …) • aliquas ire, reverti – AcI bij putandum est • 720 tarda – in tegenstelling tot de ijle zielen zijn • lichamen maar traag • 721 lucis miseris – welke naamvallen? • lucis – gen ev van lux • miseris – dat mv van miser • lucis – welk licht wordt bedoeld? • het licht van de bovenwereld • dira cupido – het menselijk leven is zwaar en in het Elysium is het fijn; waarom zouden ze naar boven willen, vraagt Aeneas zich af.
722 ‘Dicam equidem nec te suspensum, nate, tenebo’ suscipit Anchises atque ordine singula pandit.‘Ik zal het je zeggen en je niet , zoon, in onzekerheid houden’ antwoordde Anchises en hij openbaarde achtereenvolgens de afzonderlijke dingen . • -