90 likes | 250 Views
Actieonderzoek. Meer aandacht voor (hoog)begaafde leerlingen. Plus-leerlingen. Manon ten Elsen VR5. Differentiëren. Compacten & verrijken. 1. De aanvankelijke problematiek of uitdaging.
E N D
Actieonderzoek Meer aandacht voor (hoog)begaafde leerlingen • Plus-leerlingen Manon ten ElsenVR5 • Differentiëren • Compacten & verrijken
1. De aanvankelijke problematiek of uitdaging • Ik loop stage in een combinatiegroep 3/4 op OBS B. Tormijn te Noordijk. In mijn groep werk ik met een dagtaak. Deze dagtaken stel ik vrijdagmiddag op, op basis van de methoden lezen/taal/spelling/rekenen. De dagtaken werk ik voor mezelf op papier uit, maar voor de kinderen schrijf ik elke dag de dagtaak uit op het bord. Zo is voor de kinderen duidelijk wat ze moeten doen. Het verplichte werk dat de kinderen moeten doen, staan in het zwart op het bord geschreven. Onder het verplichte werk staat in het groen: ‘extra werk’ (werkbladen voor extra reken-, taal-taken, ambrasoft, computer opdrachten, stenvert). Dit zijn de zogenoemde ‘klaar-werkjes’. Toch zijn er telkens 4 leerlingen die de dagtaak al veel eerder klaar hebben dan de andere leerlingen, terwijl ze de ‘klaar-werkjes’ ook gemaakt hebben. Tijdens het nakijken blijkt dat ook al het werk goed gemaakt is. • Het lukt mij nog onvoldoende om deze plus-leerlingeneen ander aanbod te geven, waardoor zij ook verder kunnen wanneer ze klaar zijn! • Ik ervaar dit voor mijzelf als een probleem, de uitdaging voor mezelf wordt: op welke manier kan ik de betrokkenheid van deze 4 leerlingen vergroten en het lesaanbod verrijken met leuke ‘extra leerstof’? • Kortom: door mijn voorkennis, voorgaande stage-ervaringen, het tekort aan kennis over de plus leerling, mijn aanbod in de dagtaak en het aanwezige materiaal lukt het mij onvoldoende verrijkend materiaal aan mijn plus-leerlingen aan te bieden.
2. Een schets van de gewenste werksituatie • Plus-leerlingen werken aan een eigen dagtaak. • Plus-leerlingen krijgen uitdagend werk, worden verrijkt en leren veel. • Leerlingen werken aan een eigen programma. • De leerkracht heeft een goede tijdsplanning waardoor hij aan alle groepen voldoende aandacht kan geven. • De leerkracht onderhoudt contact met de IB’er en wisselt zijn/haar ideeën uit. • Voldoende materiaal in de klas aanwezig waar plus-leerlingen mee aan de slag kunnen.
3. De relevante aspecten van de problematiek of de uitdaging • Plus-leerlingen (hoogbegaafde of begaafde leerlingen) • Differentiëren in een klas • Compacten en verrijken van de taal- en reken-lesstof 10 minuten voor het einde van de les hebben de plus-leerlingenal het opgegeven werk al klaar. De opdrachten uit het rode boek waren ‘een makkie’, zoals ze zelf zeggen.Ik heb deze opdrachten nagekeken en ze hadden ze inderdaad allemaal goed gemaakt. Aangezien het bijna pauze was, heb ik deze 4 leerlingen maar wat voor henzelf laten doen totdat de bel ging…
4. Onderzoeksvragen en onderliggende hypothesen • Hoe weet ik of ik te maken heb met een plus-leerling (een (hoog)begaafde leerling)? Door het uitvoeren van de stappen van het Digitaal handelingsprotocol hoogbegaafdheid (Van Gerven & Drent, 2007), identificeer je of een leerling hoogbegaafd is of niet. Verder helpt DHH met de begeleiding van deze leerlingen.Ik verwacht dat als ik de quickscan van DHH uitvoer, ik in beeld krijg welke leerlingen (hoog)begaafd zijn gezien de prestaties. Voor het uitvoeren van de quickscan schakel ik wel de hulp in van de IB’er. Zij heeft ervaring met het gebruik van het DHH. Hypothese:Door me te verdiepen in DHH wordt duidelijk hoe vastgesteld kan worden of een leerling hoogbegaafd is • Wat vereist differentiëren in mijn klas van mij als leerkracht? Volgens Pluskracht (2007) differentieer je in een klas, wanneer je tegemoet komt aan verschillen. Differentiatie kan op verschillende manieren: tempodifferentiatie, niveaudifferentiatie, interessedifferentiatie, leerstijlendifferentiatie en differentiatie naar begeleidingsbehoefte. Hypothese:Door gebruik te maken van tempodifferentiatie en niveaudifferentiatie wordt bereikt dat de 4 plus-leerlingen gemotiveerd blijven. • Op welke wijze kan ik met het compacten en verrijken van taal- en reken-leerstof de leerlingen meer uitdagen, rekening houdend met kenmerken van een (hoog)begaafde leerling? Begaafde leerlingen leren vlotter en met meer gemak en dat betekent dat ze sneller dan de groep de reguliere leerstof verwerken. Leeractiviteiten die voor de groep nodig zijn (zoals herhalen, blijven oefenen) kunnen worden overgeslagen. Met andere woorden: de leerstof kan ingedikt (gecompact) worden. Ook kan de lesstof worden verrijkt. Het doel van verrijken is dat de plus-leerlingen stof wordt aangeboden dat dieper en breder is dan de reguliere stof. Verrijking is bedoeld om de leerling uit te dagen en groei te bieden in zijn talentgebieden (Schiever & Maker, 2003, in: Colangelo & Davis, 2003)Hypothese:Door te compacten en te verrijken wordt bereikt dat de 4 plus-leerlingen effectief kunnen werken.
5. Organisatie, vorm en planning van het onderzoek • Onderzoeksvraag 1: Hoe weet ik of ik te maken heb met een plus-leerling (een (hoog)begaafde leerling)? • Praktijk: Ik wil hierbij een gesprek aangaan met de IB’er van de school. Zij is bekend met het diagnosticeren van plus-leerlingen, het gebruik van DHH. Ook kan zij mij meer info geven over het begrip “de plus-leerling”. • Onderzoeksvraag 2: Wat vereist differentiëren in mijn klas van mij als leerkracht? • Praktijk: Hierbij wil ik een gesprek aangaan met de huidige groepsleerkracht. Op welke wijze differentieert zij? Welke mogelijkheden ziet zij met differentiëren en wat wordt er van mij als leerkracht verwacht? • Onderzoeksvraag 3: Op welke wijze kan ik met het compacten en verrijken van taal- en reken-leerstof de leerlingen meer uitdagen, rekening houdend met kenmerken van een (hoog)begaafde leerling? • Praktijk: De leerkracht van groep 7/8 is onlangs begonnen met het compacten en verrijken in haar groep. Ik hoop haar enkele vragen te kunnen stellen over dit onderwerp: hoe is zij begonnen, waar heeft zij de juiste informatie vandaag gehaald? Heeft het haar ook daadwerkelijk geholpen binnen het klassenmanagement? Werkt zij ook met routeboekjes voor rekenen en taal? Wat vinden de leerlingen van het werken met compacten en verrijken? En worden ze nu meer gemotiveerd tot leren?
6. Onderzoeksresultaten: conclusie en ontwikkelpunten • Conclusie 1: Als leerkracht moet je bij het samenstellen van je programma de juiste kennis hebben over je leerlingen. Wanneer leerlingen opvallend hoog scoren, niet op één maar op meerdere vakgebieden, moet je contact opnemen met de IB’er. Zij helpt je bij het juist diagnosticeren van een (hoog)begaafde leerling door gebruik te maken van DHH. Bij de quicksan van DHH worden (hoog)begaafde leerlingen opgemerkt. Daarna wordt er verder onderzocht of de leerlingen daadwerkelijk (hoog)begaafd is en welke didactische en pedagogische behoeften deze leerlingen nodig hebben. Uit al deze resultaten kun je als leerkracht, in overleg met de IB’er, een goed programma voor deze plus-leerlingen opstellen, zodat je beter aan hun onderwijsbehoeften tegemoet kunt komen. • Conclusie 2: Differentiëren vereist een goede voorbereiding en goed klassenmanagement van de groepsleerkracht. Om te differentiëren moet je weten wat een leerling kent/kan en wat je van hem kan verwachten op basis van reken- en taal-niveau. Ook wordt er enige zelfstandigheid van de leerlingen gevraagd. Zij werken aan een eigen programma, waarbij de leerkracht niet alleen tijd heeft voor een bepaalde groep. Deze zelfstandigheid moet je de leerlingen goed aanleren. • Conclusie 3: Om te starten met het compacten en verrijken van leerstof moet duidelijk zijn bij welke leerlingen de leerkracht dit wil inzetten. Ook moet er wel degelijk tijd vrij gemaakt worden om de opdrachten (verrijking) duidelijk bespreekbaar te maken. Het is ook handig om hierbij bijvoorbeeld de IB’er te vragen om reflectie- of evalueermomenten in te plannen met deze leerlingen. • Ontwikkelpunten: 140. Vanuit gestelde prioriteiten de beschikbare leertijd efficiënt indelen en een eigen adequaat timemanagement voeren. Om een duidelijke dagtaak te maken moet ik taken efficiënt kunnen indelen, hierbij is zeker een duidelijk timemanagement nodig. 142. Verschillende programma’s voor kinderen zo organiseren, dat ze gelijktijdig en hanteerbaar worden uitgevoerd en passen in het ritme van de toets kalender. Door gebruik te maken van het routeboekje, minimumdoelen en verrijkend materiaal moet ik zorgen dat alsnog alle leerlingen gelijk lopen met de toetskalender.
Te ondernemen (of reeds ondernomen) implementatieactiviteiten
Samenhang met andere onderwijskundige problematiek/concepten: verdieping en voortgang • Adaptief onderwijs • Reflecteren / evalueren • Verdieping in het (hoog)begaafde kind • Alle resultaten worden besproken met de huidige groepsleerkracht, mijn mentrix. Vervolgens start ik met het werken in 3 niveaugroepen. Dit wordt duidelijk gemaakt naar de leerlingen. Uiteindelijk bespreek ik verdere resultaten en vorderingen/problemen in mijn COL-groep en bespreek ik de resultaten en begeleiding met de IB’er van OBS B. Tormijn.