360 likes | 580 Views
Tabellen. een grote hoeveelheid cijfermateriaal kun je op een overzichtelijke manier presenteren in tabellen. werkschema : een tabel maken 1 denk aan een opschrift 2 licht elke kolom en rij duidelijk toe 3 verklaar moeilijke begrippen apart onder de tabel. 2.1. Sponsorloop WB.
E N D
Tabellen een grote hoeveelheid cijfermateriaal kun je op een overzichtelijke manier presenteren in tabellen. werkschema : een tabel maken 1 denk aan een opschrift 2 licht elke kolom en rij duidelijk toe 3 verklaar moeilijke begrippen apart onder de tabel 2.1
Sponsorloop WB Bron: CBS Meervoudige tabel Bron: sectie LO WB Enkelvoudige tabel
Absolute en relatieve veranderingen absolute verandering is een verandering in aantallen relatieve verandering is een verandering in procenten relatieve verandering = x 100% Of nieuw / oud x 100 - 100 NIEUW – OUD OUD 2.2
opgave 10 a 1993 2003 het aantal overnachtingen van de Belgen in % 1993 350.000 2003 820.000 toename = 820.000 – 350.000 = 470.000 (absolute toename) toename = x 100% ≈ 134% (relatieve toename) b Gr-Britt 1,56 miljoen 470 350 c 2840 - 2080 760 : 2080 x 100 België 134%
Procentberekeningen 18 51 x 100% ≈ 35,3% 80 - 60 x 100% ≈ 33,3% 60 60 - 80 x 100% = -25% 60 100x80:118 ≈ 67,8 100x60:82 ≈ 73,2 2.2
Vuistregels bij procentrekeningen geef je antwoord in het gevraagde aantal decimalen. kleine geldbedragen geef je in centen nauwkeurig. geef antwoorden in één decimaal nauwkeuriger dan het gegeven aantal decimalen uit de vraag. Bij tussen berekeningen neem dan twee decimalen meer dan waar je uiteindelijk op af moet ronden of maak gebruik van de Ans toets op je rekenmachine. Bij meerdere tussen antwoorden gebruik je de geheugen functie van je reken machine. Voorbeeld: Bereken 5/11 + 3/13 op 3 decimalen nauwkeurig 5/11 = .4545454545 STO (ALPHA) A .455 3/13 = .2307692308 STO (ALPHA) B .231 (ALPHA) A + (ALPHA) B = .685315 = .685 .686 2.2
De constante factor herhaalde toename met hetzelfde percentage neemt een bedrag gedurende 6 jaar elk jaar met 4,3% toe, dan is NIEUW = OUD x 1,043 x 1,043 x … x 1,043 ( 6 factoren 1,043 ) gebruik hierbij de constante factor op de GR of gebruik NIEUW = OUD x 1,0436 100% + 4,3% = 104,3% 104,3% g = 1,043 NIEUW = OUD x gt 2.2
opgave 20 Niels zet op 1 jan 2002 een bedrag van €530 op een spaarrekening tegen een vaste rente van 4,1% per jaar. a Welk bedrag staat er op 1 jan 2006 op zijn spaarrekening? 1 jan 2006 t = 4 100% + 4,1% = 104,1% g = 1,041 B = 530 x 1,041t B = 530 x 1,0414 ≈ €622,41 b Met hoeveel procent neemt het bedrag toe in de periode 2002 – 2016?2002 € 530,- 2016 t = 14 B = 530 x 1,04114 ≈ € 930,22 toename = 930,22 – 530 = € 400,22 toename in procenten = x 100% ≈ 75,5% 400,22 930,22
Grafieken tekenen bij de opdracht ‘zet het bedrag uit tegen de tijd’ moet je de tijd op de horizontale as zetten en het bedrag op de verticale as. Als er staat teken de grafiek van R en S probeer dan uit te vinden wat OORZAAK (horizontaal) is en wat GEVOLG (verticaal) hierbij moet je : Een titel boven de grafiek Voldoende informatie bij de assen zetten De eenheden langs de assen duidelijk aangeven bij het aflezen uit grafieken moet je goed opletten op de informatie bij de assen en op de gebruikte eenheden 2.3
Soorten grafieken vloeiende kromme lengte van een kind uitgezet tegen de tijd losse lijnstukken prijs uitgezet tegen het gewicht van een postpakketje losse punten het aantal bezoekers per dag in een pretpark globale grafiek wanneer het alleen om het verloop gaat en niet om de precieze waarden lengte aantal prijs hoogte . ◦ 150 150 150 150 ● . . . . . . ◦ 75 75 ● 75 75 . 0 5 10 0 50 100 0 5 10 0 5 10 tijd gewicht dag afgelegde weg 2.3
Opgave 23 b h h h h h t t t t t
Twee verticale assen de grafieken van 2 verschijnselen kun je in één figuur verwerken door met 2 verticale assen te werken het snijpunt van de grafieken heeft geen betekenis
Grafiekenbundels in een grafiekenbundel kun je zien hoe een verschijnsel zich onder verschillende omstandigheden gedraagt. zo’n grafiekenbundel bestaat uit een aantal grafieken die inéén figuur zijn samengebracht
opgave 32a op een dag is het 30°C en het voelt heet de luchtvochtigheid is tussen 30% en 70%
opgave 32b 27° 24° op een dag is de luchtvochtigheid 60% en het voelt erg warm de temperatuur ligt tussen 24°C en 27°C
opgave 32c 45% op een dag is het 25°C en de luchtvochtigheid is 80% en het voelt warm de luchtvochtigheid moet afnemen tot 45%
opgave 32d 26° 23° op een dag is de luchtvochtigheid 80%, de temperatuur daalt 5°C en voelt erg warm de oorspronkelijke temperatuur ligt tussen 23°C + 5°C = 28°C en 26°C + 5°C = 31°C
opgave 32e 60 ∙ gevoelstemperatuur in °C 50 ∙ 40 ∙ ∙ 30 0 20 40 60 80 100 luchtvochtigheid in %
opgave 33a de gemiddelde lengte van een uitgegroeid meisje is 170 cm
opgave 33b een meisje is uitgegroeid als ze ongeveer 17 jaar is
opgave 33c de rode lijn ligt hoger dan de blauwe lijn tussen 9 en 13 jaar zijn de meisjes gemiddeld langer dan de jongens
opgave 33d 100% - 98,8% = 1,2% de helft hiervan is langer dan 2 meter dus 0,6% 0,6% 0,006 0,006 x 120.000 = 720jongens
Opties van de GR op de GR kun je formules invoeren en vervolgens de grafieken plotten de GR bezit opties om : bij een gegeven x de y-waarde te berekenen de coördinaten van snijpunten te berekenen de coördinaten van toppen te berekenen de coördinaten van de snijpunten van een grafiek met de x-as te berekenen bovendien kun je de GR bij een formule een tabel laten maken 2.4
opgave 36 kaars 1 : L = 18 – 1,51t kaars 2 : L = 20 – 1,98t t = 0 20.00 uur a voer de formules in b plot de grafieken c 20.30 uur t = 0,5 Lkaars1 ≈ 17,2 cm. 21.50 uur t = 1⅚ Lkaars1 ≈ 15,2 cm. d 22.00 uur t = 2 Lkaars2 ≈ 16,0 cm. 23.40 uur t = 3⅔ Lkaars2 ≈ 12,7 cm. e optie intersect x = 4,3 en y = 11,6 dus na 4,3 uur branden zijn de kaarsen 11,6 cm. f optie zero (of ROOT) kaars 2 x = 10,1 dus na 10,1 uur is kaars 2 opgebrand kaars 1 2,7 cm. g t = 2,5 lengten 14,22cm. en 15,05 cm. dus het lengteverschil is 0,83cm ≈ 0,8cm. ∙ 20 lengte in cm ∙ ∙ ∙ 16 12 11,6 8 4 2,7 ∙ ∙ 0 2 4 6 8 10 4,3 12 tijd in uren
opgave 38 Marleen R = 3q + 80 Esther R = 3,80q a voer de formules in b plot de grafieken Xmax = 150 en Ymax = 600 c week 18 105 q = 105 R = 395 week 19 135 q = 135 R = 485 485 – 395 = 90 90/395 x 100% ≈ 22,8% d optie intersect x = 100 en y = 380 dus bij minder dan 100 afspraken verdient Marleen meer dan Esther ∙ ∙ R 500 400 380 300 200 ∙ 100 ∙ ∙ ∙ 0 25 50 75 100 100 125 150 q
Afspraak Hoe schrijf je de uitwerking op bij gebruik van de GR ? 1 noteer de formules die je invoert, dus schrijf op y1 = … en y2 = … 2 noteer de optie die je gebruikt en geef het resultaat 3 beantwoord de gestelde vraag 2.4
opgave 40 300 B = 100 ∙ 1,05t a 1,05 105% 105 – 100 = 5% rente b voer in y1 = 100 × 1,05x c t = 8 B = 147,75 euro d voer in y2 = 180 optie intersect x ≈ 12,0 dus na 12 jaar e voer in y2 = 200 optie intersect x ≈ 14,2 dus na 14,2 jaar B 180 0 12,0 20 t