100 likes | 356 Views
Door Thomas Vallaey 1BaMV Casusgroep F. Wat zijn drugs en hoe werken ze?. Inhoudstafel. 1.1. Definitie drugs 1.2. Soorten drugs naar effect 1.5. Gebruikspatronen ( 1.3. en 1.4. niet gebruikt wegens niet relevant ). 1.1. Definitie drugs.
E N D
Door Thomas Vallaey 1BaMV Casusgroep F Wat zijn drugs en hoe werken ze?
Inhoudstafel • 1.1. Definitie drugs • 1.2. Soorten drugs naar effect • 1.5. Gebruikspatronen ( 1.3. en 1.4. niet gebruikt wegens niet relevant )
1.1. Definitie drugs • Chemische stoffen die normaal functioneren beïnvloeden • Wanneer invloed door gebruiker gezocht wordt • Niet voor medische doeleinden
Narcosemiddelen => medische doeleinden => geen drugs • Antidepressiva => geen drugs
Plantaardig / Chemisch • Meeste drugs: plantaardige oorsprong • Opium; in wiet, hasj, cocaïne, … • Wetenschappers => stof isoleren + aanpassen => nieuwe drug • Plantaardig of chemisch: EVEN SCHADELIJK
1.2. Soorten drugs naar effect • 1. Verdovende middelen • Rustig, blij,.. • Bij kleine hoeveelheden: fit • Bv: alcohol
2. Stimulerende middelen • Energiek, opgewekt, … • Betere concentratie • Versnelde hartslag + ademhaling • Bv: cocaïne, xtc, …
3. bewustzijnsveranderende middelen • Realiteit anders waarnemen • Reglieuze of magische ervaringen • Kleuren en vormen intenser • Versnelde hartslag + ademhaling • Bv: paddenstoelen, lsd, ..
1.5. Gebruikspatronen • 1. Experimentele gebruiker • Maximaal enkele keren • Nieuwsgierig • 2. Recreatieve gebruiker • Doelbewust ervaren • Onregelmatig en geen negatieve gevolgen
3. Gewoontegebruiker • Bepaald patroon • Verlangen naar drug • 4.Exessieve gebruiker • Veel en regelmatig • Heeft al gevolgen • 5. Verslaafde gebruiker • Onweerstaanbaar verlangen • Steeds meer problemen