500 likes | 1k Views
Morfologie. Woordvormen en woordformatie. Woorden als basis? (1). We denken aan woorden als basiselementen van de grammatica. Maar veel woorden vinden we in verschillende vormen: koek/koeken/koekje/koekjes, praten/praat/praatte/gepraat ,.. Lexicale opslag: kostbaar, ineffici ënt.
E N D
Morfologie Woordvormen en woordformatie
Woorden als basis? (1) • We denken aan woorden als basiselementen van de grammatica. • Maar veel woorden vinden we in verschillende vormen: koek/koeken/koekje/koekjes, praten/praat/praatte/gepraat,.. • Lexicale opslag: kostbaar, inefficiënt.
Woorden als basis? (2) • Gemiste generalisaties: agreement • Agreement: overeenkomst in persoon, getal, geslacht. • een stoel/*een stoelen, twee boeken/*twee boek, ik loop/*ik loopt/*ik lopen, een mooi boek/*een mooie boek. • Twee_pl boeken_pl, ik_1 loop_1.
Morfemen • Morfemen: kleinste betekenisdragende elementen in de taal. • Morfeem: één of meer fonemen • Morfeem lettergreep (syllabe) • kind, tafel, groot, gezellig.
groter grot-er cholocaatjes chocolaa-tje-s schoolbord school-bord wandelen wandel-en, wandelt wandel-t wandeling wandel-ing Hoeveel morfemen?
Woordsoorten (1) • Lexicale categoriën (inhoudswoorden): N (noun), V (verb), A (adjective/adverb). • Noun: wandeling, schoolbord, melk,.. • Verb: wandelen, eten, breken.. • Adjective: rood, koud, snel. • Adverb: gisteren, nog, wel.
Woordsoorten (2) • Grammaticale categoriën‘functiewoorden’ • Det (determiner, lidwoorden de, een, telwoorden drie, veel, kwantoren alle, geen), • pronomina (ik, hij, hem), • voegwoorden (nevenschikkend en, maar, want, onderschikkend omdat, wanneer). • partikelsopbellen, aantrekken, inpakken..
Criteria • Inhoudswoorden vormen een open klasse, ruimte voor nieuwe woorden, voor woordformatie, referentiële betekenis. • Functiewoorden vormen een gesloten categorie, weinig vernieuwing, weinig of geen morfologie, betekenis lastig in isolatie te bepalen, veel contekst.
Twijfelgevallen • P (preposition/postposition, adposition): gesloten categorie, b.v. in, naar, op, maar soms ook verwantschap met open klasse, b.v. (rond) de wereld (rond) /ronde tafel). • Aux (hulpwerkwoord): hebben, zijn, zullen, maar ook gebruik als zelfstandig werkwoord (ik heb geslapen/heb jij dat boek?).
Compounding • Wat kunnen we doen met woorden, om meer woorden te maken? • Compounding: twee inhoudswoorden aan elkaar plakken om een nieuw inhoudswoord te vormen. • School-bord, tafel-kleed, wit-bord, achter-ingang, schaats-baan, boen-was.
Mengvorm waarin twee of meer morfen zijn versmolten. Bollywood: Bombay + Hollywood. Microsoft: Micro+ software. Infomercial: informatie + commercial. Battus: Hugo Brandt Cortius In Lewis Carroll’s Through The Looking Glass, Humpty Dumpty says to Alice " Well, slithy means lithe and slimy...You see it’s like a portmanteau—there are two meanings packed up into one word." Portmanteau
Derivatie • Derivatie: inhoudswoord combineren met een functioneel morfeem om een nieuw inhoudswoord, meestal van een andere lexicale categorie te vormen. • Wandel-ing, schrijv-er, computer-en, nomin-atie, ver-grijz-en, .. • blauw-ig, be-drinken, on-logisch, .. • bemoeizucht-ig-heid, klag-er-ig-heid,
Inflectie • Inflectie: inhoudswoord combineren met grammaticaal morfeem, dat een andere vorm van hetzelfde woord (dezelfde lexicale categorie) oplevert. • Verschillende typen inflectie per lexicale categorie.
Inflectie op N • Enkelvoud/meervoud: stoel-stoelen, gato-gatas (Spaans). • Naamval: mensa-mensae-mensam (Latijn). Vgl. pronomina hij/hem. • Grammatikaal geslacht: Du der Mensch, die Frau, das Kind. Nl de man, de vrouw, het kind. Sp gato-gata. Vgl. Pronomina hij/zij. • Verkleinwoord: koek-koekje, tafel-tafeltje.
Inflectie op V (1) • Getal: loopt-lopen, liep-liepen. • Persoon: ik loop, hij loopt, wij lopen. • Talen met veel/weinig getals- en persoonsinformatie, b.v. Spaans vs. Nl.
Inflectie op V (2) • Werkwoordstijden: lopen-liep, montre-montrait-montrera (Frans). • Soms met hulpwerkwoorden: heeft gelopen, gaat regenen, zal sterven/ il a marché, il va pleuvoir (Frans). • Primair tegenwoordige, verleden, toekomende tijd, maar meer vormen dan drie.
Inflectie op V (3) • Aspect: walks/is walking, ate/was eating • Slavisch aspect: perfectief (‘complete handeling’) vs. imperfectief (‘ongoing’). malować (schilderen_imp), pomalować, namalować (schilderen_perf ) (Pools). • Wijs (‘mood’): indicatief/subjonctief (aanvoegende wijs), leve de koningin; je voudrais que tu viennes/*vient (Frans).
Inflectie op A • Geslacht: een mooi boek/*een mooie boek. (de vs. het). un livre vert une feuille verte (Frans ) • Getal (niet in Nl). les livres verts/les feuilles vertes (Frans). • Graden van vergelijking: groot-groter-grootst, oud-ouder-oudst.
Portmanteau inflectie • Loop-t: t = 3e persoon + enkelvoud + tegenwoordige tijd. • Russisch: uitgang -ach, zoals in v gorod-ach (in de steden) = locatief (casus) + meervoud. • Vgl Hongaars: twee aparte uitgangen: a város-ok-ban, waarbij -ok = meervoud, en -ban = "in".
Nul morfemen • Soms zie je niet dat een woord van vorm is verandert, maar bestaat het wel in verschillende vormen (met bijbehorende betekenissen). • Zingen (V/N): zij begonnen te zingen/ het zingen verveelde mij. • Engels deer (sg) – deer (pl).
Volgorde kwesties • Derivatie < inflectie, want inflectie categoriegebonden. • Tafel-tje-s, *tafel-s-tje • Wandel-ing-en, *wandelt-ing
Affixen • Prefixatie (vooraan het woord): on-logisch, ont-aard, a-technisch, re-animatie, be-drinken, ... • Suffixatie (achteraan het woord): wandel-ing, loop-t, tafel-tje,.. • Circumfixatie (om het woord heen): ver-grijzen, ge-gev-en.
Infixatie • Infixatie (midden van het woord): niet in Nederlands. Tagalog:
Klankverandering • Verandering van klinker in de stam geeft inflectie aan. • spreken-sprak-gesproken, zingen-zong-gezongen, sing-sang-sung (Engels), finden-fand-gefunden (Duits).
haakjesprobleem • Wat is de structuur van een woord met zowel prefixatie als suffixatie? • on-gelukkig-er, re-animatie-s. • Semantisch: [[on [ gelukkig]] er], [[re [animatie]] s].
Taalvariatie (1) • Talen maken niet evenveel gebruik van morfologie. • Nederlands: veel compositie, relatief veel derivatie (verkleinwoorden!), relatief weinig inflectie.
Taalvariatie (2) • Isolerende talen: geen gebonden morfemen (Chinees etc.). • Agglutinerende talen (Turks): alle gebonden morfemen zijn affixen; één betekenis per morfeem. • Inflectionele talen (Indo-Europees): naast gebonden morfemen ook klankvariatie, portmanteau morfemen. • Polysynthetische talen (Inuit): extra veel morfologie, weinig syntaxis, b.v. incorporatie.
Verwerving van lexicale categorieën • Hulp van syntactische contekst. Test: nonsense woorden. • Zaf kwam binnen. • Een zaf kwam binnen. • Jan en Piet zaften. • Jan zafte Piet. • Wie is zaf/wat is eenzaf/wat is zaffen?
Verwerving van morfologie • Woordverwerving via geheugenopslag (volledige vormen, taalafhankelijk). • Kinderen hebben vroege kennis van hiërarchische woordstructuur, b.v. volgorde inflectie/derivationele morfemen: boek-je-s. • Voor onbekende vormen: ‘fillers’ (die!).
Root infinitives • Baby spugen, papa schoen wassen, andere beentje ook wiebelen,.. • Finietheid wordt gaandeweg verworven: eerste hulpwerkwoorden (is, doet, wil), later verleden tijd ((ge)daan, (ge)maakt)), pas daarna combinaties hulpwerkwoord + infinitief (wil lopen, gaat slapen, moet drinken).
Verbale inflectie • Werkwoordsvervoegingen. • In volwassenentaal: ik loop, jij loopt, zij lopen, wij liepen, wij hebben gelopen, wij zullen lopen, wij gaan lopen. • Startpunt voor kinderen: root infinitives. • Hebben, lezen, drinken, kleuren, bouwen,… • Baby huilen, boekje lezen, broodje eten, toren bouwen, mama helpen, …
Volwassenentaal • In volwassenentaal zijn root infinitives zeer beperkt, b.v.: • Parel altijd bij ons blijven? Dat zie ik niet gebeuren. • We liepen en we liepen maar. En die hond achter ons aansjokken. • Wacht, de wekker even proberen voor morgenochtend.
Fase in kindertaal • Root infinitives: fase in ontwikkeling: ruwweg 20-36 maanden. • Ook in vrij complexe uitingen: andere beentje ook wiebelen? (22 mnd). • Fase van root infinitives niet homogeen in tijd: synt/sem ontwikkeling. • Ontwikkeling mondt uit in volwassenstadium.
Vroege finiete vormen • Modale werkwoorden komen nauwelijks voor in root infinitives. • Vanaf voorkomen vervoegd. • Kan niet, lukt niet, lukt wel, moet daar in, mag ik hebben.
Vroege finiete hoofdwerkwoorden • Eerste hoofdwerkwoorden in finiete vorm: verwijzen naar toestanden. • Baby slaapt, die heef snor, ik ga ook naar de dokter, ik hoor paardje niet, daan ligt in de wieg. • Maar niet alle statische werkwoorden: auto hebben.
Voltooid deelwoord • Voltooid deelwoord komt eerder dan verleden tijdsvorm: • Heeft gespuugd, heeft gepoept.
Meer finiete ww • Handelingen: doet ‘ie nou? Wat is dat? Valt bijna om. Hier kom de tractor. Kijk, Ernie huil. Hij zeg toetoet.
Generalisaties • Statische werkwoorden komen niet voor in root infinitives (uitzondering: hebben). • Verklaring: statische werkwoorden komen nauwelijks voor als infinitieven in volwassenentaal (m.u.v. hebben). • Rol van input: wat je niet hoort, leer je ook niet.
Temporele verwijzing • Vroege root infinitives kunnen verwijzen naar heden, verleden en toekomst. • Mama helpen: ik ben mama aan het helpen, ik wil mama helpen, mama moet mij helpen. • Baby spugen: de baby heeft gespuugd/de baby is aan het spugen.
Modaliteit • In latere stadia van ontwikkeling krijgen root infinitives steeds meer een modale betekenis: willen, moeten, futurum. • Verklaring: Elsewhere principe. • Root infinitive is ‘default’ vorm voor alle betekenissen, tot meer gespecialiseerd vormen zijn verworven.
Verwijzen naar verleden • Met de verwerving van de eerste verleden deelwoorden wordt een manier gecreëerd om naar het verleden te verwijzen. • Baby heeft gespuugd/handen gekleurd zijn opvolger van baby spugen/kleuren handen voor verleden tijd betekenis.
Verwijzen naar heden • Met de verwerving van de eerste finiete vormen van lexicale werkwoorden wordt een manier gecreërd om naar het heden te verwijzen. • Baby huilt is opvolger van baby huilen.
Futurum/modaliteit • Root infinitives blijven bestaan zolang geen complexere constructies zijn verworven voor toekomende tijd en modaliteit. • Met de opkomst van gaan spelen, moet zitten, wil boekje lezen, etc. verdwijnen de root infinitives langzaam uit de kindertaal.
Conclusies I • Root infinitives zijn ‘default’ vorm in kindertaal, omdat andere vormen nog niet worden beheerst. • Fase van root infinitives is niet homogeen: ontwikkelingsstadia. • Root infinitives hebben niet één betekenis: afhankelijk van stadium.
Conclusies II • Morfologische/syntactische en semantische verwerving gaan gelijk op: verwerving van vorm èn betekenis. • Bootstrapping
Overgeneralisatie • Vanaf Vanaf 21/2 à 3 jaar: explosie aan woorden en grammaticale constructies. • Alle woorden worden ‘de’ woorden: Mag ik nou de bord? (nog geen grammaticaal gender) • Man/vrouw onderscheid bekend, maar iedereen wordt ‘hij’; pas later weer ‘zij’. • Alle werkwoorden worden zwak, ook als sterke vorm al verworven: Hij slaapte/hij roepte, hij loopte, wij zoekten, …