410 likes | 555 Views
ECONOMIE TOEGELICHT. HOOFDSTUK 2. De economische kringloop. Verschillende huishoudingen Eigen ingezetenen gezinnen bedrijven overheid Buitenland. Ruiltransacties op markten: geld voor Goederen (markt voor goederen en diensten) Productiefactoren Arbeid (arbeidsmarkt)
E N D
ECONOMIE TOEGELICHT HOOFDSTUK 2 Economie Toegelicht-Hoofdstuk 2
De economische kringloop • Verschillende huishoudingen • Eigen ingezetenen • gezinnen • bedrijven • overheid • Buitenland Economie Toegelicht-Hoofdstuk 2
Ruiltransacties op markten: geld voor • Goederen (markt voor goederen en diensten) • Productiefactoren • Arbeid (arbeidsmarkt) • Kapitaal (kapitaalmarkt) • Natuur (grond- en huizenmarkt) Economie Toegelicht-Hoofdstuk 2
Eenvoudige kringloop: een economie zonder overheid en buitenland Economie Toegelicht-Hoofdstuk 2
10 000 y GB C= 10 000 Economie Toegelicht-Hoofdstuk 2
Y= 10 000 GezinnenBedrijven C= 7 000 S= 3 000 KAPITAALI= 3 000 MUTATIES Economie Toegelicht-Hoofdstuk 2
10 000 productiefactoren GezinnenBedrijven C= 7 000 S= 3 000KAPITAAL vervangings-en uit- MUTATIES breidingsinvesteringen 2 000 Toename voorraden (investeren) = 1 000 Economie Toegelicht-Hoofdstuk 2
10 000 productieve inkomens GezinnenBedrijven C = 8 000 S = 2 000KAPITAAL MUTATIES Daling voorraden (=desinvesteren) 1 000 Vervangings- en uitbreidingsinvesterinen 3 000 Economie Toegelicht-Hoofdstuk 2
De economische kringloop Economie Toegelicht-Hoofdstuk 2
Gezinnen Economie Toegelicht-Hoofdstuk 2
Bedrijven Economie Toegelicht-Hoofdstuk 2
BEDRIJFSWINST VENNOOTSCHAPSBELASTING NETTO BEDRIJFSWINST TE VERDELEN GERESERVEERDE WINST WINST DIVIDENDEN TANTIEMES Roerende voorheffing Bedrijfsvoorheffing Netto dividenden Netto tantièmes Economie Toegelicht-Hoofdstuk 2
Overheid Economie Toegelicht-Hoofdstuk 2
Buitenland Economie Toegelicht-Hoofdstuk 2
Opbouw saldo rekening buitenland Transacties op goederen aankopen bij het eigen land: 3646 verkopen aan het eigen land: 3358 nettolevering eigen land aan het buitenland: 288 Transacties op productiefactoren vergoeding buitenlandse productiefactoren door het eigen land: 345 vergoeding eigen productiefactoren door het buitenland: 238 netto verdiend door het buitenland: 107 Schenkingen ontvangsten vanuit het eigen land: 34 giften aan het eigen land: 15 netto ontvangsten van het buitenland: 19 Netto ontlening van het buitenland bij het eigen land: 288-107-19=162 Economie Toegelicht-Hoofdstuk 2
Kapitaalverrichtingen Economie Toegelicht-Hoofdstuk 2
BRUTONATIONAALMARKTPRIJZEN PRODUCT NETTOBINNENLANDSFACTORKOSTEN Economie Toegelicht-Hoofdstuk 2
Bruto product = netto product + vervangingsinvesteringen (= afschrijvingen) • Nationaal product = binnenlands product + productieve inkomens verdiend door Belgische productiefactoren voor medewerking aan de buitenlandse productie – productieve inkomens verdiend door buitenlandse productiefactoren voor een medewerking aan de binnenlandse productie • Product tegen marktprijzen = product tegen factorkosten + indirecte belastingen - subsidies Economie Toegelicht-Hoofdstuk 2
Berekening economische activiteit • PRODUCTIE-OPTIEK A. Bruto toegevoegde waarde bedrijven • Aftrekmethode: OUTPUT - INPUT (3 178 + 777 + 3 646 + 784 +14) - (1 + 3 143) = 5 255 • Optelmethode: Vergoeding productiefactoren+ afschrijvingen + indirecte belastingen - subsidies Economie Toegelicht-Hoofdstuk 2
Vergoeding productiefactoren: Binnenland: Arbeid: 2 119 Zelfstandigen: 562 Kapitaal: 341 + 750 + 15 + (762 + 157 - 437) Buitenland: 341 Indirecte belastingen - subsidies = 576 - 74 Afschrijvingen: 484 Totaal = 5 255 Economie Toegelicht-Hoofdstuk 2
B. Bruto toegevoegde waarde overheid Vergoeding productiefactoren + afschrijvingen (507 + 4) +15 = 526 Bruto Binnenlands Producttegen marktprijzen = Bruto T.W. bedrijven + Bruto T.W. overheid 5 255 + 526 = 5 781 Economie Toegelicht-Hoofdstuk 2
C. Toegevoegde waarde buitenland Vergoeding Belgische productiefactoren door buitenlanders - vergoeding buitenlandse productiefactoren door Belgen (188 + 10 + 40) - (341 + 4) = -107 Bruto Nationaal Product tegen marktprijzen = bruto binnenlands product + T.W. buitenland 5 781 - 107 = 5 674 Economie Toegelicht-Hoofdstuk 2
Inkomensoptiek - Productieve inkomens gezinnen (A) • inkomens ontvangen van: bedrijven, overheid en buitenland 2 199 + 507 + 188 + 562 + 750 + 40 =4 166 - Productieve inkomens bedrijven (B) • Netto besparing + directe belasting betaald door de bedrijven - intrest overheidsschuld ontvangen door bedrijven 762 + 157 - 437= 482 - Productieve inkomens overheid (C) 10 + 15 = 25 Economie Toegelicht-Hoofdstuk 2
Nationaal inkomen= (A) + (B) + (C) • = 4 166 + 482 + 25 • = 4 673 • Nationaal inkomen = netto nationaal product tegen factorkosten • Bruto Nationaal Producttegen marktprijzen: • nationaal inkomen [4 673] • + afschrijvingen [484 + 15] • + indirecte belastingen [+576] • - subsidies [-74] • = 5 674 Economie Toegelicht-Hoofdstuk 2
Bestedingsoptiek A. Gezinsconsumptie 3 178 + 4 + 115 = 3 297 B. Overheidsconsumptie = T.W. + aankopen - verkopen = kosten overheidsdienstverlening - verkopen (507 + 4 +15) + (777 + 100) - (4+1) =1 398 Economie Toegelicht-Hoofdstuk 2
C. Bruto-investeringen 764 + 34 = 798 D. Export Verkoop door Belgen aan buitenland + vergoedingen Belgische prodductiefactoren door buitenland 3 646 + (188 +10 + 40) = 3 884 Economie Toegelicht-Hoofdstuk 2
E. Import Aankoop door Belgen in buitenland + vergoedingen buitenlandse productiefactoren door Belgen (115 + 3 143 + 100) + (341 + 4) = 3 703 GEZINSCONSUMPTIE 3 297 + OVERHEIDSCONSUMPTIE 1 398 + BRUTO INVESTERINGEN 798 + EXPORT sl 3 884 - IMPORT sl 3 703 BNP 5 674 Economie Toegelicht-Hoofdstuk 2
Betekenis nationaal product • Onvolmaakte indicator van economische activiteit - Productie binnen de gezinnen - Zwartwerk • België: schatting (2003): 21,5% van het BBP • Griekenland: schatting (2003): 28,3% van het BBP • Gemiddelde: 17% van het BBP Economie Toegelicht-Hoofdstuk 2
Nominale cijfers - BBP kan stijgen zonder dat er 1 extra goed extra gemaakt is indien de marktprijzen (factorkosten) stijgen - Reële cijfers: corrigeren voor ‘inflatie’ • Meten BBP in 2005 door de goederen en diensten te vermenigvuldigen met hun prijzen in 2001. • Vergelijking tussen 2005 en 2001 levert dan een reële vergelijking op (extra goederen en diensten) Economie Toegelicht-Hoofdstuk 2
Nominaal en reëel product Economie Toegelicht-Hoofdstuk 2
Nominaal en reëel product Economie Toegelicht-Hoofdstuk 2
Impliciete deflator van het nationaal product Nationaal product 2005 in werkelijke prijzen 2005 x 100 Nationaal product 2005 in constante prijzen 1990 Economie Toegelicht-Hoofdstuk 2
- Consumptieprijsindex meet de koopkracht- wijziging voor de consumenten • 144.000 prijzen in 10.000 winkels van 507 producten • gemiddelde prijzen op basis van bevolkingscijfers • weging op basis van budgetenquête Geen goeie indicator ‘welvaart’ - Meet kwantiteit en niet kwaliteit - Geen ‘onmeetbare’ elementen (schade aan leefmilieu) Economie Toegelicht-Hoofdstuk 2
Vergelijkingsbasis tussen landen • Impact van de wisselkoers koopkrachtpariteit • Binaire versus globale koopkrachtpariteiten Economie Toegelicht-Hoofdstuk 2
BBP per capita - Cfr. supra: informele sector - BBP bevat niet alleen consumptiegoederen maar ook investeringsgoederen - Zegt niets over de inkomensverdeling binnen een land. . BNP zegt niet alles over het geluk Economie Toegelicht-Hoofdstuk 2
Human Development index • Levensverwachting bij de geboorte • Onderwijsprestaties • BBP per capita Economie Toegelicht-Hoofdstuk 2