Dat wat de dingen zichtbaar maakt

1. Licht Dat wat de dingen zichtbaar maakt

2. Natuurlijk licht Licht dat afkomstig is uit de natuur, bijvoorbeeld van de zon, de maan, de sterren, bliksem of vuur.

3. Kunstlicht Licht dat afkomstig is van een kunstmatige lichtbron, bijvoorbeeld van een (gloei)lamp, tl-buis of een monitor van een computer of tv.

4. Eigen schaduw Schaduw die aanwezig is op een persoon of voorwerp zelf (hierdoor wordt de vorm plastisch)

5. Slagschaduw Schaduw die een persoon of voorwerp achterlaat op de grond of op een ander voorwerp

6. Lichtrichting De kant waar het licht in een kunstwerk vandaan komt. Dit wordt bepaald door de plaats van de lichtbron. De lichtrichting wordt altijd omschreven met drie woorden, bijvoorbeeld: links, boven, voor of rechts, onder, achter.

7. Meelicht Het licht gaat met de kijkrichting van de kunstenaar mee. Het onderwerp is goed verlicht en er zijn weinig schaduwpartijen.

8. Stijklicht Het licht valt langs het oppervlakte van de voorwerpen in het kunstwerk. Bobbels en oneffenheden worden hierdoor extra duidelijk.

9. Tegenlicht Licht dat recht in de ogen van de kunstenaar schijnt. Het onderwerp zie je als silhouet tegen het licht afsteken.

10. Zijlicht Licht dat links of rechts van opzij komt.

11. Clair-obscur Slechts een deel van de voorstelling is verlicht en er is sprake van een groot licht-donker contrast.

12. Oefenen Wat is de lichtrichting in dit schilderij? Beschrijf de lichtrichting met drie woorden waarbij je kunt kiezen uit: links-rechts, achter-voor en boven-onder.

13. Oefenen Wat is de lichtrichting in dit schilderij? Beschrijf de lichtrichting met drie woorden waarbij je kunt kiezen uit: links-rechts, achter-voor en boven-onder.

14. Oefenen Van wat voor licht is er in deze afbeelding sprake? Kies uit: meelicht, strijklicht, tegenlicht en zijlicht.

15. Oefenen Van wat voor licht is er in deze afbeelding sprake? Kies uit: meelicht, strijklicht, tegenlicht en zijlicht.