190 likes | 321 Views
Paragraaf 4.6. Verzuiling en ontzuiling in N ederland. Verzuiling. Er was verzuiling in Nederland: Mensen hoorden bij een groep In NL: 4 groepen: Katholiek Protestants Socialistisch De rest/ liberaal. Voorbeeld van verzuiling:. Als je katholiek was:
E N D
Paragraaf 4.6 Verzuiling en ontzuiling in Nederland
Verzuiling • Er was verzuiling in Nederland: • Mensen hoorden bij een groep • In NL: 4 groepen: • Katholiek • Protestants • Socialistisch • De rest/ liberaal.
Voorbeeld van verzuiling: • Als je katholiek was: • Je ging naar een katholieke school • Katholieke voetbalvereniging • Katholieke krant • Katholieke radiozender • Katholieke vakbond • Katholieke politieke partij • Katholieke dokter • Katholieke winkels • Zo ook voor protestanten en socialisten en de rest
Een samenleving met verzuiling is lastig: er is geen contact tussen de verschillende groepen. • Een kind groeide op met het idee dat de andere groepen niet deugden. Je mocht er niet mee omgaan!!
Politiek • De politieke leiders van deze zuilen hadden wel contact met elkaar. • De partijen moesten wel samenwerken, want geen enkele partij had de meerderheid in de Tweede Kamer. • Om het land te regeren moesten dus meerdere partijen samenwerken.
Doorbraak • Sommige partijen wilden wel samenwerken. • Zij wilden juist de verzuiling laten verdwijnen. • Zij hoopten op een doorbraak. • De socialistische SDAP werd juist nu de PvdA genoemd om zo ook de christelijke kiezers te trekken. • Maar bij de eerste verkiezingen na de oorlog bleven veel mensen toch hun eigen partij/zuil trouw.
Samenwerken voor de wederopbouw • Dus na de oorlog ging de verzuiling gewoon door. • De kerk had nog steeds veel invloed op mensen. • Als je arm was, kreeg je geld van de kerk. • Men luisterde goed naar wat de kerk je vertelde.
Maar door de oorlog moest Nederland weer opgebouwd worden. • Dat kan alleen met samenwerking. • De eerste regeringen na de oorlog werden rooms-rode coalities genoemd. • Katholieke en socialistische partijen werken dan samen.
Tot 1958 zaten er vaak 4 partijen in de coalities • KVP ( katholiek) • PvdA ( socialistisch) • CHU en ARP ( protestant)
Welvaart • Na de oorlog werden er veel kinderen geboren = babyboom. • De welvaart steeg. • Men was beter opgeleid. • Men kreeg meer vakantiedagen en geld.
Ook de overheid kreeg meer geld binnen via belastingen. • Nederland werd een verzorgingsstaat. • Er komt meer sociale zekerheid: • Uitkeringen, pensioenen en hulp voor mensen de niet voor zichzelf kunnen zorgen.
De overheid zorgt voor hen en dus hoeven ze geen hulp van de kerk te krijgen. • Mensen hun kerk minder nodig.
Ontkerkelijking • Er kwam ontkerkelijking door: • Hoger opleidingsniveau • Verstedelijking ( =steden groeien) • Tv en radio • Verzorgingsstaat • Mensen gaan weg bij hun kerk.
Vooral jongeren luisterden niet meer naar de kerk. • Ze luisterden ook minder naar hun ouders en overheid. • Ze willen zelf zaken kiezen en invloed hebben. • De jongeren lieten de verzuiling snel los.
Ontzuiling • Door stijgende welvaart en onderwijs gingen minder mensen naar de kerk. • Ontzuiling: • Mensen kregen meer contact met mensen uit andere zuilen. • Dit kwam omdat ze op tv en radio ook programma’s van andere zuilen zagen.
Verzuilde organisaties verdwenen. • Aparte katholieke en protestante vakbonden verdwenen en er kwam 1 vakbond voor terug. • KVP, CHU en ARP gingen samenwerken als CDA. • De verzuiling is verleden tijd.
Kranten uit die tijd bestaan nog steeds, maar worden door iedereen gelezen. • De zuilen bestaan niet meer, maar kranten en tv oproepen nog wel. • Er zijn ook nog wel bijzondere scholen ( = katholiek/ protestants) • Maar daar is iedereen welkom. • Het individu is nu belangrijker dan de groep.