E N D
Iemand zet op 1 januari 2001 een bedrag van € 2.000 op een spaarrekening tegen een rentepercentage van 6% per jaar. Op 1 januari 2004 neemt hij een bedrag op van € 500. Op 1 januari 2006 wordt er € 1.000 bijgestort. De rentevoet wordt per 1 januari 2006 verlaagd naar 5%. De rente blijft op de spaarrekening staan. Bereken het totaalbedrag dat op 1 januari 2009 na rentebijschrijving op de spaarrekening zal staan. Bereken het bedrag aan rente dat over de gehele periode (2001-2008) wordt ontvangen. 2000 x (1,06)3 = 2.382; 2.382 - 500 = 1.882; 1.882 x (1,06)2 = 2.114,65; 2.114,65 + 1.000 = 3.114,65 (per 1/1 2006); 3.114,65 x (1,05)3 = € 3.605,60 (eindbedrag).Per saldo gestort = 2.000 - 500 + 1.000 = 2500 Rente = 3.605,60 - 2500 = € 1.105,60.
Jan de Bont is met drie medestudenten, Rob, Jochem en Jeroen, een zaterdagavond in Nijmegen uitgeweest. Zaterdagnacht om drie uur kwamen ze uit het laatste café op de Grote Markt. Ze waren behoorlijk aangeschoten. De Grote Markt werd op dat moment opnieuw bestraat met zware Belgische kinderkoppen. Achteraf wisten ze niet meer wie er het eerst mee begonnen was, maar op een gegeven moment was er een wedstrijdje ontstaan wie van hen het verst met die keien kon gooien. Het moest wel mis gaan. Jochem was blijkbaar sterker dan hij dacht en hij gooide per ongeluk een kei dwars door de ruit van het café dat ze net verlaten hadden. De eigenaar kwam direct naar buiten en er zat niets anders op dan de schade te betalen. Een paar dagen later kreeg Jochem een rekening van € 2.500. Ze besloten dat Jochem het grootste deel van het bedrag moest betalen, maar omdat ze elkaar hadden opgejut zouden de andere drie ook een deel van de schade op zich nemen. Rob, Jan en Jeroen zouden 15% van hun spaargeld bijleggen. Jochem moest de rest betalen. Toen de vader van Jochem van de overeenkomst tussen de vrienden hoorde, besloot hij de helft van het bedrag dat de drie vrienden samen zouden bijleggen, te betalen. Jochem moest zo nodig zijn hele spaargeld aanspreken en het eventuele tekort kon hij bij zijn vader lenen. Bereken het bedrag dat Jochem van zijn vader moet lenen Rob, Jan en Jeroen betalen 15% van (2.000 + 800 + 1.200) = € 600.De vader van Jochem betaalt de helft van dit bedrag: € 300.Dan moet Jochem 2.500 - 600 - 300 = € 1.600 betalen.Hij heeft maar € 500 spaargeld en moet dus 1.600 - 500 = € 1.100 van zijn vader lenen.